In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de werknemer, [verweerster], door de werkgever, Gezondheidscentrum voor Asielzoekers B.V. (GCA). De ontbinding is gebaseerd op de e-grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW, omdat de werknemer onvoldoende meewerkte aan haar re-integratie. Voorafgaand aan de beslissing heeft de kantonrechter een deskundigenoordeel van het UWV opgevraagd om te beoordelen of het verzoek tot ontbinding mogelijk verband hield met de ziekte van de werknemer. Het UWV concludeerde dat de werknemer in staat was om te voldoen aan de re-integratieverplichtingen, waaronder het in acht nemen van normale gedrags- en omgangsnormen en het nakomen van afspraken.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer herhaaldelijk niet is verschenen op afspraken en zich ongepast heeft gedragen, wat heeft geleid tot een onwerkbare situatie. Ondanks waarschuwingen heeft de werknemer niet adequaat gereageerd op haar re-integratieverplichtingen. De kantonrechter heeft daarom geoordeeld dat het handelen van de werknemer als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt, wat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De ontbindingsdatum is vastgesteld op 15 september 2017. Tevens is aan de werknemer een transitievergoeding van € 1.624,16 bruto toegekend, en zijn de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.