ECLI:NL:RBOVE:2017:3501

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 september 2017
Publicatiedatum
11 september 2017
Zaaknummer
08/996042-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en valsheid in geschrifte door penningmeester van vereniging

Op 11 september 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 54-jarige man uit Zwolle, die als penningmeester van een vereniging gedurende zeven jaar een bedrag van ongeveer 415.000 euro naar zijn privérekening heeft overgeboekt. De man werd beschuldigd van verduistering en het opmaken van valse jaarrekeningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2008 tot en met 25 augustus 2015 opzettelijk geldbedragen heeft verduisterd die toebehoorden aan de vereniging. Daarnaast heeft hij als bestuurder van de vereniging onware financiële staten openbaar gemaakt. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de overboekingen deed om kosten voor de vereniging te dekken die hij had voorgeschoten. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn lezing niet voldoende had onderbouwd en dat zijn handelen als penningmeester het vertrouwen van de leden van de vereniging en de maatschappij in de integriteit van ambtenaren heeft geschaad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer in Almelo, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de lange duur van de verduistering heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/996042-15 (P)
Datum vonnis: 11 september 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.L. Edens en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. U. Yildirim, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 januari 2008 tot en met 25 augustus 2015 uit hoofde van zijn dienstbetrekking gelden heeft verduisterd toebehorende aan de vereniging [vereniging] dan wel dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van deze geldbedragen.
feit 2:in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2014 als bestuurder van een rechtspersoon onware staten, balansen, verlies- en winstrekeningen, staten van baten en lasten openbaar heeft gemaakt, dan wel dat verdachte staten van baten en lasten en balansen van de [vereniging] valselijk heeft opgemaakt,
dan wel dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste jaarrekeningen, staten van baten en lasten en begroting en balansen van de [vereniging] door geldbedragen die waren overgeboekt van de rekening van de [vereniging] naar de privérekening van verdachte daarop niet te vermelden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2008
tot en met 25 augustus 2015 in de gemeente Zwolle en/of (elders) in Nederland
(telkens) opzettelijk één of meer geldbedragen (tot een totaal van ongeveer
EUR 415.000, zie proces-verbaal bijlage D-018; blz. 270-278), in elk geval
enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de vereniging
[vereniging] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e)
geldbedrag(en), althans goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn
persoonlijke dienstbetrekking van/als penningmeester van deze [vereniging] , in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 25 augustus
2015, in de gemeente Zwolle en/of (elders) in Nederland, van het plegen van
witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte:
a. van (een) voorwerp(en), te weten één of meer geldbedragen (tot een totaal
van ongeveer EUR 415.000), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten
één of neer geldbedragen (tot een totaal van ongeveer EUR 415.000), was of wie
bovenomschreven voorwerp(en), te weten één of meer geldbedragen (tot een
totaal van ongeveer EUR 415.000), voorhanden had, en/of
b. (een) voorwerp(en), te weten één of meer geldbedragen (tot een totaal van
ongeveer EUR 415.000), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/af
omgezet, althans van (een ) voorwerp(en), te weten één of meer geldbedragen
(tot een totaal van ongeveer EUR 415.000), gebruik gemaakt,
door dit/deze geldbedrag(en) (van in totaal EUR 415.000) vanaf de zakelijke
rekening [rekeningnummer 1] van de [vereniging]
-onverplicht en/of onzakelijk- over te hoeken naar
zijn, verdachtes, privérekening [rekeningnummer 2] en/of (vervolgens) één of
meer geldbedragen (tot in totaal EUR 377.852) vanaf zijn privérekening contant
op te nemen,
terwijl hij wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk —
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 42Oter Wetboek van Strafrecht
art 42Obis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2008
tot en met 31 maart 2014 in de gemeente(n) Zwolle en/of ‘s-Gravenhage en/of
(elders) in Nederland, als bestuurder van een rechtspersoon, (telkens)
opzettelijk (een) onware staat/staten en/of (een) onware balans(en) en/of
verlies- en winstrekening(en) en/of (een) staat/staten van baten en lasten
en/of (een) toelichting(en) op één of meer van die stukken, openbaar heeft
gemaakt en/of heeft doen openbaar maken en/of zodanige openbaarmaking
opzettelijk heeft toegelaten,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar als penningmeester van de Vereniging
[vereniging]
(telkens) (een) onware:
  • staat/staten van baten en lasten en begroting, en/of
  • balans(en) van de [vereniging]
(zie proces-verbaal bijlage DOC-003 tot en met DOC-006; blz. 168—184)
over het jaar/de jaren 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012
verstrekt/aangeboden aan de leden van genoemde [vereniging] ;
art 336 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2008
tot en met 31 december 2014 in de gemeente(n) Zwolle en/of ‘s-Gravenhage en/of
(elders) in Nederland, telkens (een) jaarrekening(en), althans (een) staat/staten van baten en lasten en/of (een) balans(en) van de vereniging [vereniging] over
het jaar/de jaren 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 en/of 2013
(zie proces-verbaal bijlagen DOC-003 tot en met DOC-008; blz. 168-184)
-zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs
van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft
vervalst,
immers heeft verdachte (telkens) valselijk in die jaarrekening(en), althans op
die staat/staten van baten en lasten en/of balans(en) - ondermeer en/of
zakelijke omschreven - niet vermeld/verantwoord de jaarlijkse som van de
geldbedragen (in totaal EUR 415.000 over alle genoemde jaren) welke hij van de
rekening van de [vereniging] naar zijn privérekening had overgeboekt/overgemaakt, in
ieder geval deze bedragen/uitgaven voor de [vereniging] in die jaarrekening(en),
althans op die staat/staten van baten en lasten en/of op die balans(en) van de
vereniging [vereniging]
niet verantwoord/vermeld,
zulks met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2008
tot en met 31 december 2013 in de gemeente(n) Zwolle en/of ‘s-Gravenhage en/of
(elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een)
valse of vervalste jaarrekening(en), althans (een) staat/staten van baten en
lasten en begroting en/of (een) balans(en) van de vereniging [vereniging]
over het jaar/de jaren 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 (zie proces-verbaal bijlagen DOC-003 tot en met DOC-007; blz. 168-182) - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, die jaarrekening(en), althans die staat/staten van baten en lasten en begroting en/of die balans(en) (telkens) heeft aangeboden/verstrekt aan leden van de vereniging [vereniging] en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) in die jaarrekening(en), althans op die staat/staten van baten en lasten en begroting
en/of die balans(en) - ondermeer en/of zakelijke omschreven- niet was vermeld
de jaarlijkse som van geldbedragen (in totaal 415.000 over alle genoemde
jaren) welke waren overgeboekt/overgemaakt van de rekening van de [vereniging] naar de
privérekening van verdachte, in ieder geval waren deze bedragen/uitgaven voor
de [vereniging] in die jaarrekening(en), althans op die staat/staten van baten en
lasten en begroting en/of balans(en) niet verantwoord/vermeld;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Algemeen
Verdachte was van 1996 tot begin 2014 bestuurslid van de Vereniging [vereniging] . Verdachte bekleedde binnen het bestuur de functie van penningmeester. Verdachte was tevens werkzaam bij het [bedrijf 1] , bij de [bedrijf 1] .
Conform het huishoudelijk reglement van de [vereniging] moet een bestuurslid een dienstverband hebben bij het [bedrijf 1] . Verdachte beschikt privé onder andere over bankrekening [rekeningnummer 2] . [2]
De [vereniging] beschikt onder andere over bankrekening [rekeningnummer 1] . [3]
Verdachte [4] heeft in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 een totaal bedrag van ruim € 415.000,-- overgeboekt van bankrekening [rekeningnummer 1] ( [vereniging] ) naar bankrekening [rekeningnummer 2] van zichzelf. [5]
Verdachte [6] heeft in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 in totaal
€ 377.852,--contant opgenomen van zijn bankrekening [rekeningnummer 2] . [7]
De nieuwe penningmeester van de [vereniging] , [naam] , heeft een analyse gemaakt van de geldstromen van de [vereniging] over de jaren 2011, 2012 en 2013. Dit op basis van de opgevraagde bankafschriften en de jaarrekeningen van de [vereniging] . Uit deze analyse komt naar voren dat de in de jaarverslagen van 2011, 2012 en 2013 verwerkte kosten van [vereniging] grotendeels betaald zijn via de bankrekeningen van [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en rechtstreeks door de [bedrijf 1] . Er zijn maar weinig kosten van de bankrekening van de [vereniging] betaald. [8]
Uit de administratie van de [vereniging] over het jaar 2008 en 2010 blijkt niet dat verdachte het contant opgenomen geld heeft besteed aan uitgaven voor de [vereniging] . Er is geen enkele contante betaling of factuur aangetroffen die met dit geld betaald zou kunnen zijn. [9]
Leden van de kascommissie hebben bij hun controles van de jaarrekeningen van de [vereniging] ook geen administratie (bankafschriften) gezien. [10] [11]
De rest van de financiële administratie van de [vereniging] over de jaren 2009, 2011, 2012 en 2013 is zoek en is niet te vinden het Centraal Archief in Apeldoorn of elders. [12]
2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wegens feiten 1 primair en 2 primair wordt veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, nu het ten laste gelegde, blijkens het dossier en het onderzoek ter terechtzitting wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij als penningmeester van de [vereniging] gedurende de tenlastegelegde periode geld van de rekening van de [vereniging] heeft overgeboekt naar zijn privérekening. Verdachte heeft aangegeven dit te hebben gedaan omdat hij kosten die de [vereniging] maakte had voorgeschoten door deze te betalen met van zijn eigen bankrekening opgenomen contanten, waarna hij de bedragen weer aanzuiverde van de bankrekening van de [vereniging] . Getuige [getuige 1] bevestigd deze lezing, aangezien zij heeft verklaard dat zij gelden van de bankrekening van [vereniging] overboekte naar de bankrekening van verdachte als hij bedragen contant had voorgeschoten.
Daarbij heeft hij aangegeven dat hij afschriften van die betalingen per maand bundelde en verwerkte in zijn administratie. Deze administratie heeft ten grondslag gelegen aan de opgestelde jaarrekeningen inhoudende staten van baten en lasten en begrotingen en balansen, welke zijn aangeboden aan de algemene jaarvergadering van de [vereniging] . Deze jaarrekeningen zouden vooraf door de kascommissie van de [vereniging] zijn gecontroleerd. Verdachte heeft aangegeven dat hij de administratie zou hebben overgedragen aan het Centraal Archief in Apeldoorn.
Verdachte heeft daarbij aangevoerd dat de gehoorde getuigen een onjuiste weergave geven van de werkelijke gang van zaken en dat zijn handelen verkeerd wordt geïnterpreteerd. De verdediging heeft gesteld dat er voldoende aanknopingspunten voor een alternatief scenario zijn.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Als uitgangspunt heeft te gelden dat ingeval een verdachte het hem ten laste gelegde bestrijdt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen die niet met een bewezenverklaring zou stroken, de rechter - indien hij tot een bewezenverklaring komt - die aangedragen alternatieve gang van zaken gemotiveerd zal moeten weerleggen.
Dat kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van verdachte uitsluiten. Een dergelijke weerlegging is echter niet steeds vereist. In voorkomende gevallen zal de rechter ter weerlegging kunnen oordelen dat de door verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden, dan wel dat de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Ten slotte kunnen zich gevallen voordoen waarin de lezing van de verdachte zo onwaarschijnlijk is dat zij geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft.
Nog afgezien van het feit dat verdachte zijn lezing niet nader heeft onderbouwd, snijdt deze naar het oordeel van de rechtbank geen hout. Uit het onderzoek, in samenhang bezien met de verklaringen van de getuigen, welke verklaringen worden ondersteund door administratieve bescheiden die zich in het onderhavige strafdossier bevinden, blijkt dat verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking in zijn hoedanigheid van penningmeester van de [vereniging] ruim € 415.000,-- heeft verduisterd waarbij hij gebruik heeft gemaakt van onware staten van baten en lasten en begrotingen en balansen van de [vereniging] . Verdachte heeft bewust zo gehandeld teneinde zijn overboekingen naar zijn privérekening en contante opnames daarvan te verdoezelen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het sub 1 primair en het sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 in Nederland
telkens opzettelijk geldbedragen (tot een totaal van ongeveer
€ 415.000,--), toebehoorden aan de vereniging [vereniging] , en welke geldbedragen, verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van penningmeester van deze [vereniging] , telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2014 in Nederland, als bestuurder van een rechtspersoon, telkens opzettelijk een onware staat en een onware balans en
verlies- en winstrekening en een staat van baten en lasten en een toelichting op één of meer van die stukken, openbaar heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, toen en daar als penningmeester van de Vereniging [vereniging] telkens een onware:
- staat van baten en lasten en begroting, en
- balans van de [vereniging]
over de jaren 2008 en 2009 en 2010 en 2011 en 2012 aangeboden aan de leden van genoemde [vereniging] .
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair en sub 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 322 en 336 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
het door de bestuurder opzettelijk openbaar maken van een onware staat van baten en lasten, begroting en balans, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft in 1990 de NIVRA-opleiding voltooid en was registeraccountant. In 2012 is hij uit het register gehaald, aangezien hij niet genoeg punten voor de bijscholing had gehaald. Verdachte was ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten als strategisch beleidsadviseur (schaal 14 BBRA) werkzaam bij de [bedrijf 1] en had een arbeidsverleden van ongeveer 36 jaar bij deze dienst. Verdachte was met toestemming van zijn werkgever sinds 1996 penningmeester van de [vereniging] . Uit hoofde van zijn functie als penningmeester had hij de beschikking over de bankrekening van de [vereniging] en vertrouwde men hem het beheer van de geldstroom van de [vereniging] toe. In die hoedanigheid heeft hij een bedrag van ruim € 415.000,- overgeboekt naar zijn eigen privé bankrekening. Door zo te handelen heeft hij het vertrouwen van de leden van de [vereniging] , maar ook van de medewerkers van de [bedrijf 1] in zijn algemeenheid beschaamd. Als rijksambtenaar vervulde hij een maatschappelijke voorbeeldfunctie en zijn gedrag in die hoedanigheid had daarom bij uitstek onberispelijk moeten zijn. Hij heeft door zijn vergaand grensoverschrijdend gedrag ook het vertrouwen van de maatschappij in de integriteit van ambtenaren geschaad.
De verdachte heeft strikt uit eigen belang gehandeld om zo zichzelf, naar het zich laat aanzien, financieel te bevoordelen. Dit gedurende langere tijd waarin ook ruimte voor bezinning bestond. Nu er delen van de administratie op de oude werkkamer van verdachte en in de garage bij de woning van de moeder van verdachte zijn aangetroffen heeft het er alle schijn van dat verdachte ter voorkoming van ontdekking van zijn handelen de administratie heeft willen laten verdwijnen.
Met het begaan van ambtelijke corruptie wordt de integriteit van de overheid in haar diepste wezen geraakt.
Een belangrijke factor bij de strafmaat is, daarnaast, de omvang van het nadeel dat verdachte door zijn handelen heeft veroorzaakt. Dit nadeel bedraagt ruim € 415.000,--.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen vrijheidsstraf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die, in geval van een benadelingsbedrag dat ligt tussen de
€ 250.000,-- en € 500.000,-- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vermelden van respectievelijk 12 en 18 maanden;
- de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat een hogere straf moet worden opgelegd dan uit de oriëntatiepunten voortvloeit. De rechtbank betrekt hierin dat de richtlijn niet specifiek op de corrupte ambtenaar ziet en houdt rekening met de lange duur en de doortraptheid waarmee de onderhavige stelselmatige corruptie gepaard is gegaan. De rechtbank rekent verdachte daarnaast in dit verband tevens aan dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en geen enkele medewerking heeft verleend.
Het vorenstaande rechtvaardigt, mede gelet op de maatschappelijke impact, naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals die door de officier van justitie is geëist.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair en sub 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
feit 2: h
et door de bestuurder opzettelijk openbaar maken van een onware staat van baten en lasten, begroting en balans, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1 primair en sub 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 september 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de FIOD/ECD met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal;
2.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2017;
3.Verklaring van de aangever [naam] d.d. 25 juni 2015 (AMB-003 blz. 052);
4.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2017;
5.Afschriften van de zakelijke bankrekening [rekeningnummer 1] waaruit blijkt dat er
6.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2017;
7.Overzicht contant opgenomen bedragen door verdachte van bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] (DOC-002);
8.Verklaring van de getuige [naam] d.d. 16 november 2016 (G05-01 blz. 114);
9.Proces-verbaal d.d. 26-11- 2015 opgemaakt door de verbalisant [verbalisant] (blz. 21 en 22);
10.De verklaring van de getuige [getuige 2] d.d. 9 november 2015 (G02-01 blz. 104);
11.De verklaring van de getuige [getuige 3] d.d. 5 november 2015 (G03-01 blz. 107);
12.De verklaring van de getuige [getuige 4] d.d. 4 november 2015 (G06-01 blz. 119);