Op 27 maart 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door [verzoeker]. [Verzoeker], een alleenstaande man van 30 jaar, heeft een verzoekschrift ingediend om in aanmerking te komen voor schuldsanering. Tijdens de zitting op 13 maart 2017 is [verzoeker] verschenen, vergezeld door zijn vader en zijn beschermingsbewindvoerder, mevrouw A. Wijnands. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken en de verklaringen van [verzoeker].
[Verzoeker] heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 100.909,97, die onder andere bestaat uit schulden aan de Belastingdienst en deurwaarders. Hij heeft in het verleden een eenmanszaak gedreven, maar deze is beëindigd in 2015. [Verzoeker] heeft verklaard dat hij in het verleden heeft geworsteld met verslavingen aan alcohol en drugs, maar dat hij momenteel geen gebruik meer maakt van deze middelen. Desondanks heeft hij recentelijk nog een verkeersovertreding begaan onder invloed van alcohol, wat de rechtbank als een indicatie van aanhoudende problematiek beschouwt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat [verzoeker] niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schulden zijn ontstaan door zijn verslavingen en psychische problemen, en dat hij onvoldoende inzicht heeft in zijn situatie. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek tot schuldsanering afgewezen, met de overweging dat toelating tot de regeling niet aannemelijk is, omdat [verzoeker] niet in staat is om de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsanering na te komen. De rechtbank heeft de beslissing op 27 maart 2017 uitgesproken, en [verzoeker] heeft het recht om binnen acht dagen hoger beroep aan te tekenen.