ECLI:NL:RBOVE:2017:3384

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
08/770202-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door penningmeester en partner van vereniging met terugbetaling aan benadeelde partij

Op 29 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 52-jarige vrouw uit Vroomshoop, die samen met haar man verantwoordelijk was voor de verduistering van een aanzienlijk geldbedrag dat toebehoorde aan de vereniging waarvan haar man penningmeester was. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is haar een taakstraf van 180 uur opgelegd, die kan worden omgezet in 90 dagen hechtenis indien zij deze taakstraf niet naar behoren verricht.

De vrouw en haar man hebben in de periode van 5 september 2011 tot en met 30 juni 2014 in totaal ongeveer € 51.529,33 verduisterd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw, door het gebruik van een onbevoegd verkregen pinpas, geldbedragen heeft onttrokken aan de vereniging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat het niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat het verduisterde bedrag exact € 51.529,33 bedroeg. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van verduistering.

De benadeelde partij, de vereniging, heeft zich gevoegd in het strafproces en vorderde schadevergoeding voor een bedrag van € 44.971,28. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 44.357,58 aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770202-15 (P)
Datum vonnis: 29 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 maart 2016 – en na verwijzing naar de meervoudige kamer – de openbare terechtzittingen van 6 juli 2016, 16 juni 2017 en 15 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. J.W. Bosman, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging ter zitting van de politierechter op 21 maart 2016, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
primair, al dan niet samen met een ander, door het onbevoegd beschikken over een pinpas een geldbedrag van in totaal ongeveer € 51.529,33 heeft gestolen,
subsidiair,al dan niet samen met een ander, een geldbedrag van in totaal ongeveer € 51.529,33 heeft verduisterd,
meer subsidiair,een geldbedrag van in totaal ongeveer € 51.529,33 heeft geheeld dan wel,
nog meer subsidiair,opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 september 2011 tot en met 30 juni 2014 te Vroomshoop en/of in de gemeente Twenterand en/althans (elders) in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (in totaal ongeveer € 51.529,33), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de [vereniging] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig verkregen en/of onbevoegd gebruikte bank/pinpas (met pincode);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 september 2011 tot en met 30 juni 2014, te Vroomshoop en/of in de gemeente Twenterand en/althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (in totaal ongeveer € 51.529,33), in elk geval enig geldbedrag, dat/die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de [vereniging] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader, en welk(e) geld(en) verdachte en/of haar mededader (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 september 2011 tot en met 30 juni 2014, te Vroomshoop en/of in de gemeente Twenterand en/althans (elders) in Nederland, een of meer geldbedrag(en) (in totaal ongeveer € 51.529,33), in elk geval enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwij1 zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) geldbedrag(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 september 2011 tot
en met 30 juni 2014, te Vroomshoop en/of in de gemeente Twenterand en/althans
(elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst
van enig door misdrijf verkregen goed.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 8 oktober 2014 is door mr. A. Verbruggen namens het [vereniging] aangifte gedaan van verduistering. Na controle van de jaarrekening is geconstateerd dat de [vereniging] over de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014 geen sluitende financiële administratie heeft gevoerd. Een geldbedrag is wederrechtelijk aan de fondsen onttrokken en voor andere doelen aangewend. De medeverdachte had deze gelden in zijn hoedanigheid als penningmeester in genoemde periode onder zich.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen voor het haar subsidiair ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Voorts heeft de raadsman de rechtbank verzocht om de verdachte partieel vrij te spreken van de in de tenlastelegging onder het subsidiair ten laste gelegde opgenomen zinsnede “(in totaal ongeveer 51.529,33 euro)”.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
De verdachte heeft – kort gezegd – bekend dat zij in de periode van 5 september 2011 tot en met 30 juni 2014 in Nederland samen met haar man geld van het [vereniging] heeft verduisterd.
De verdachte heeft niet ondubbelzinnig bekend dat het verduisterde geldbedrag in totaal ongeveer € 51.529,33 bedroeg. De rechtbank is van oordeel dat dit onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Voor het overige volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu de verdachte dit heeft bekend en door of namens haar ten aanzien daarvan geen vrijspraak is bepleit:
1. het proces-verbaal van aangifte van 8 oktober 2014, voor zover betreffende de redengevende feiten en omstandigheden, inhoudende de verklaring van de door het [vereniging] gemachtigde aangever mr. A. Verbruggen;
2) het proces-verbaal ter terechtzitting van 15 augustus 2017, voor zover betreffende de redengevende feiten en omstandigheden, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte (subsidiair):
in de periode van 5 september 2011 tot en met 30 juni 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk een geldbedrag dat toebehoorde aan de [vereniging] en welk geld verdachte en haar mededader telkens anders dan door misdrijf onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat de verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar een taakstraf te overwegen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte heeft zich samen met haar man schuldig gemaakt aan de verduistering van een groot geldbedrag dat toebehoorde aan het [vereniging] . De man van de verdachte was sinds 2010 als penningmeester verantwoordelijk voor de kasgelden en de bankrekeningen van de [vereniging] .
Begin september 2011 bedroeg het saldo op de betaalrekening van de [vereniging] bijna € 15.000,00. Al dan niet met hulp van de verdachte, heeft haar man vanaf
5 september 2011 in totaal 412 niet-verifieerbare afschrijvingstransacties voor een bedrag van in totaal € 51.465,63 vanaf de betaalrekening verricht. Deze transacties bestonden uit
395 contante geldopnames bij geldautomaten, 11 pinbetalingen en 6 overboekingen naar de rekening van haar man dan wel die van derden. Daarbij werden dikwijls op dezelfde dag een of meerdere contante geldbedragen opgenomen bij verschillende geldautomaten (voornamelijk) in de woonplaats van de verdachten. De verdachte heeft aan de uiterst dubieuze handelwijze van haar man bijgedragen en deze daarin ondersteund door bij geldautomaten geld op te nemen. De verdachten hebben zich door hun handelen (indirect) verrijkt met gemeenschapsgelden, bijdragen en giften van burgers en bedrijven en bijdragegelden afkomstig van het [vereniging] en, aldus, deze gelden ten bate van persoonlijke doeleinden aangewend. Deze gelden waren echter bestemd voor het voorkomen en verzachten van menselijk lijden, het beschermen van levens en gezondheid en het waarborgen van respect voor de mens. De bijzondere aandacht van het [vereniging] gaat uit naar hen die het meest kwetsbaar zijn tijdens gewapende conflicten, rampen en andere noodsituaties. De verdachte heeft mede door haar handelen de belangen van de organisatie en die van de kwetsbare personen die afhankelijk zijn van de weldoening van het [vereniging] met voeten getreden. De rechtbank neemt de verdachte deze omstandigheden kwalijk.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie (strafblad) van de verdachte volgt dat zij nog niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten voordele van de verdachte mee in de bepaling van de strafmodaliteit- en maat.
De aard en de ernst van het feit enerzijds en verdachtes blanco strafblad, alsmede de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, anderzijds in acht genomen, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde is. Daarentegen is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van drie jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, passend en geboden is. De rechtbank beoogt met het voorwaardelijk deel van de straf de verdachte ervan te weerhouden om nieuwe strafbare feiten te plegen. Voorts bepaalt de rechtbank dat de tijd die de veroordeelde in voorarrest heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht op de uitvoering van de taakstraf, waarbij de rechtbank iedere in voorarrest doorgebrachte dag bepaalt op twee uur te verrichten arbeid.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[vereniging]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert de verdachte (hoofdelijk) te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 44.971,28. De gevorderde materiële schade bestaat uit een niet-vergoede verduisterde geldsom. De benadeelde partij verzoekt voorts om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig en hoofdelijk toewijsbaar is voor een bedrag van € 44.971,28 en verzoekt de rechtbank voor dat bedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman heeft bepleit dat niet genoegzaam is komen vast te staan dat [naam] gemachtigd was om het [vereniging] te vertegenwoordigen, daar een uittreksel van de Kamer van Koophandel en een volmacht van de directie/bestuurder, waaruit blijkt dat deze [naam] de organisatie mocht vertegenwoordigen, ontbreken. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen wegens het ontbreken van een adequate onderbouwing van de vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank zich eerst buigen over de ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering.
De rechtbank constateert dat mr. A. Verbruggen door [naam] , vertegenwoordiger van het [vereniging] , is gemachtigd om namens de benadeelde partij op te treden in de strafzaak en namens deze een vordering in te dienen. De rechtbank constateert voorts dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam] voornoemd niet is gebleken uit een overgelegd uittreksel van de Kamer van Koophandel dan wel een schriftelijke volmacht van de directie/bestuurder, waaruit blijkt dat deze [naam] het [vereniging] mocht vertegenwoordigen. De rechtbank is desondanks van oordeel dat het [vereniging] ontvankelijk is in de vordering. Uit algemeen toegankelijke bronnen is de rechtbank immers gebleken dat deze [naam] als manager vrijwilligers-/verenigingsmanagement betrokken is bij het [vereniging] . De rechtbank acht het verweer van de raadsman dat niet genoegzaam is komen vast te staan dat [naam] bevoegd was het [vereniging] te vertegenwoordigen onvoldoende gemotiveerd, aangezien het formele verweer over het ontbreken van genoemde stukken, niet inhoudelijk met enig concreet bezwaar tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van deze [naam] is onderbouwd. Het is evident dat het [vereniging] door het handelen van verdachte is benadeeld en die schade op verdachte wenst te verhalen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en stelt vast dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte over de periode van 5 september 2011 tot en met
30 juni 2014 samen met haar mededader 395 keer contante geldbedragen van in totaal
€ 49.580,00 vanaf de betaalrekening van het [vereniging] bij een geldautomaat heeft opgenomen. Op 11 juni 2012 is door de medeverdachte een contante betaling van € 15,00 verricht voor de aanschaf van postzegels. Deze contante betaling is te verifiëren aan de hand van de kasadministratie van het [vereniging] . De overige contante geldopnames zijn niet te verifiëren aan de hand van de kasadministratie van het [vereniging] .
Daarnaast heeft de medeverdachte in voormelde periode zes overboekingen voor een bedrag van in totaal € 1.375,39 vanaf de deze betaalrekening naar zijn eigen rekening dan wel rekeningen van derden verricht, alsmede elf pinbetalingen voor een bedrag van in totaal
€ 515,24 vanaf de deze betaalrekening. Deze pinbetalingen en overboekingen zijn niet te verifiëren aan de hand van de kasadministratie van het [vereniging] . Het totaalbedrag dat door de verdachte en haar mededader is ontnomen van de betaalrekening van het [vereniging] bedraagt zodoende € 51.465,63 (zie tabel 1). Door middel van 34 stortingen heeft de medeverdachte een bedrag van in totaal € 6.863,05 gestort op de betaalrekening van het [vereniging] . Aldus bedraagt de som van het ontvreemde bedrag minus de stortingen door verdachte op de betaalrekening van het [vereniging] , € 44.602,58 (zie tabel 2).
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank is, in afwijking van de vordering van de benadeelde partij en de onderbouwing die daaraan ten grondslag ligt, van oordeel dat aannemelijk is dat de schade een bedrag van in totaal € 44.602,58 behelst. De rechtbank heeft overigens geconstateerd dat ten behoeve van vergoeding van de door de verdachte toegebrachte schade twee geldbedragen van in totaal € 245,00 zijn overgemaakt op de betaalrekening van het [vereniging] . De rechtbank zal het gevorderde daarom hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 44.357,58.
De rechtbank zal tevens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Tabel 1: Niet te verifiëren afschrijvingen
AF
Geldopnames
Pinbetalingen
Overboekingen
Totaal afschrijvingen
Aantal
Geldbedrag
Aantal
Geldbedrag
Aantal
Geldbedrag
Aantal
Geldbedrag
2011
19
€ 2.560,00
€ 0,00
2
€ 110,00
21
€ 2.670,00
2012
144
€ 23.415,00
9
€ 263,74
4
€ 1.265,39
157
€ 24.944,13
2013
207
€ 20.920,00
2
€ 251,50
€ 0,00
209
€ 21.171,50
2014
25
€ 2.680,00
€ 0,00
€ 0,00
25
€ 2.680,00
+
Tot.
395
€ 49.575,00
11
€ 515,24
6
€ 1.375,39
412
€ 51.465,63
Tabel 2: Niet te verifiëren bijschrijvingen en de totaalsom
BIJ
Stortingen
Totaalsom
Aantal
Geldbedrag
2011
€ 0,00
Afschrijvingen
€ 51.465,63
2012
16
€ 3.550,00
Bijschrijvingen
€ 6.863,05
-/-
2013
17
€ 3.250,00
Totaal
€ 44.602,58
2014
1
€ 63,05
+
Tot.
34
€ 6.863,05
De overige opgevoerde schade is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan, omdat die gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schade alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering voor dat gedeelte slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid van het feit
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
s
trafbaarheid van de verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in voorarrest doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij overigens niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als de veroordeelde heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Skerka, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van J.J.J. Bernsen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van Regiopolitie Twente met nummer 2014101247 van 4 augustus 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.