Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de (aanvullende) producties van partijen,
- de mondelinge behandeling d.d. 11 augustus 2017,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota van Tigra.
2.De feiten
onderaannemingsovereenkomst gegeneerde omzet een omzetgerelateerde vergoeding aan Tigra dient te betalen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Beroep op overtreding van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
[eiseres] en Tigra en Tigra en OCA een bemiddelingsovereenkomst bestaat. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiseres] niet aannemelijk gemaakt dat Tigra zich als opdrachtnemer tegenover haar heeft verplicht om als tussenpersoon werkzaam te zijn bij het tot stand brengen van een overeenkomst tussen [eiseres] en een derde, zodat het er voorshands voor moet worden gehouden dat artikel 7:427 BW toepassing mist. Het enkele gegeven dat Tigra zowel van [eiseres] als OCA een vergoeding ontvangt is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van het dienen van twee heren in vorenbedoelde zin.
€ 24.000,-- bedraagt. [eiseres] heeft weliswaar de stelling van Tigra dat er bij [eiseres] sprake is van liquiditeitsproblemen betwist, doch zij heeft niet onderbouwd met verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat Tigra na een toewijzend vonnis ook zonder beslag mogelijkheden zal hebben de openstaande vordering te verhalen. De belangen van Tigra bij handhaving van het beslag wegen naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook zwaarder dan de belangen van [eiseres] bij opheffing daarvan.
5.De beslissing
17 augustus 2017. [1]