ECLI:NL:RBOVE:2017:3349

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 augustus 2017
Publicatiedatum
24 augustus 2017
Zaaknummer
08.952726-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door niet verlenen van voorrang

Op 12 juli 2016 vond er een dodelijk verkeersongeval plaats op de Blaloweg in Zwolle, waarbij een 27-jarige man uit Kampen als bestuurder van een Opel Vivaro bedrijfsauto betrokken was. De verdachte verleende geen voorrang aan een motorfiets, bestuurd door [slachtoffer], die als gevolg van de aanrijding om het leven kwam. De rechtbank Overijssel behandelde de zaak op 10 augustus 2017, waarbij de officier van justitie mr. M. ten Velde de verdachte beschuldigde van het veroorzaken van het ongeval door aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. C. Eenhoorn, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte wel degelijk had gekeken maar de motorfiets niet had gezien. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor aanmerkelijke schuld, maar dat de verdachte wel een verkeersfout had gemaakt door geen voorrang te verlenen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis, en kreeg een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op de verdachte en de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.952726-16 (P)
Datum vonnis: 24 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. ten Velde en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr.
C. Eenhoorn, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
als bestuurder van een motorrijtuig een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt dan wel als bestuurder van een motorrijtuig gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 12 juli 2016 te Zwolle in de gemeente Zwolle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de Zwartewaterallee en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen de Blaloweg en de weg, de Katerdijk, daarmee rijdende op de Blaloweg,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, gekomen ter hoogte van voormelde kruising,
terwijl het uitzicht op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer voor hem, verdachte niet beperkt werd en/of terwijl hij verdachte bekend was met de verkeerssituatie aldaar en/of terwijl ter plaatse bij die weg, de Blaloweg wegwerkzaamheden werden uitgevoerd en/of de ter plaatse gesitueerde verkeerslichten oranje knipperend licht uitstraalden en/of
naar links is afgeslagen, gaande in de richting van de Katerdijk en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het over die weg, de Blaloweg tegemoet komende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van voormeld reglement een hem, verdachte op dezelfde weg tegemoetkomende en dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets), niet voor heeft laten gaan en/of
heeft hij, verdachte bij het oprijden van die kruising, ten opzichte van die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) en/of het overige zich op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan zich bevindende verkeer, geen of onvoldoende bijzondere zorg betracht en/of
is hij, verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met dat tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder en dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft/hebben plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair
hij op of omstreeks 12 juli 2016 te Zwolle in de gemeente Zwolle als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de Zwartewaterallee en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen de Blaloweg en de weg, de Katerdijk, heeft gereden op de Blaloweg en
gekomen ter hoogte van voormelde kruising,
terwijl het uitzicht op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer voor hem, verdachte niet beperkt werd en/of terwijl hij verdachte bekend was met de verkeerssituatie aldaar en/of terwijl ter plaatse bij die weg, de Blaloweg wegwerkzaamheden werden uitgevoerd en/of de ter plaatse gesitueerde verkeerslichten oranje knipperend licht uitstraalden en/of naar links is afgeslagen, gaande in de richting van de Katerdijk en/of
in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van voormeld reglement een hem, verdachte op dezelfde weg tegemoetkomende en dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets), niet voor heeft laten gaan en/of
is hij, verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met dat tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder en dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 12 juli 2016 rond 0:06 uur vindt op de Blaloweg in Zwolle een verkeersongeval plaats tussen verdachte, als bestuurder van een Opel Vivaro bedrijfsauto, en de bestuurder van een motorfiets. Vaststaat dat verdachte geen voorrang heeft verleend aan de motorrijder. De bestuurder van de motorfiets, [slachtoffer] is in het ziekenhuis aan zijn verwondingen overleden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezenverklaard. Ze heeft zich daarbij gebaseerd op de bevindingen zoals vastgelegd in het proces-verbaal verkeersongeval-analyse, waaruit onder meer volgt dat beide bij het ongeval betrokken voertuigen in voldoende technische staat verkeerden en het zicht niet was belemmerd. Daarnaast heeft de officier van justitie uit de videobeelden geconcludeerd dat verdachte door kort voor een kruising van rijbaan te wisselen geen oog heeft gehad voor overige zichtbare verkeersdeelnemers en daarom aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat zijn cliënt wel degelijk heeft gekeken, maar de bestuurder van de motorfiets desondanks niet heeft gezien. Het enige verwijt dat zijn cliënt kan worden gemaakt, is dat hij een verkeersfout heeft gemaakt door de motorfiets geen voorrang te verlenen. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad heeft de raadsman aangevoerd dat deze enkele gedraging onvoldoende is om te komen tot een bewezenverklaring van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat geen sprake is van gevaarzettend gedrag in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, temeer nu discutabel is of zijn cliënt of het slachtoffer, die veel te snel zou hebben gereden, degene was die het gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De vraag die beantwoord moet worden is of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Van schuld in deze zin is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid.
Bij de beantwoording van voornoemde vraag komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Verder is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank als volgt.
Verdachte rijdt op 12 juli 2016 rond middernacht over de Blaloweg in Zwolle. Verdachte rijdt op dat moment op de rechterrijstrook en links van hem rijdt een bus. Omdat verdachte ter hoogte van de kruising met de Katerdijk linksaf wil slaan, wisselt hij van rijstrook en haalt hij de stadsbus in. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat de motorrijder op het moment waarop verdachte van rijstrook wisselt en de bus inhaalt al te zien was geweest. Om die reden ziet de rechtbank geen verband tussen het rijgedrag van verdachte voorafgaande aan het oprijden van de kruising en het verkeersongeval, zodat zij dat niet van belang acht voor de vraag of verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt bovendien dat verdachte na de inhaalmanoeuvre afremt voor de stopstreep, vervolgens snelheid mindert en daarna de bocht neemt. De politie concludeert aan de hand van de beelden dat niet de indruk bestaat dat verdachte op dat moment (veel) te hard rijdt. Op een gegeven moment roept de bijrijder, getuige [getuige 1] “motor, motor, motor”. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter niet op welk moment getuige [getuige 1] de motorrijder heeft gezien en dat roept en of de aanrijding toen nog kon worden voorkomen. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat de motorrijder de toegestane snelheid van 50 km/u (fors) heeft overschreden, maar dat deze snelheid niet precies is vast te stellen. Het blijft daarom onduidelijk of en in hoeverre verdachte op de aanwezigheid van de motorrijder kon anticiperen. Na het zien van de beelden komt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Voorgaande betekent dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat van zeer, dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag sprake is geweest. De rechtbank acht hierdoor niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is wel van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 te komen, volstaat de vaststelling dat een verkeersfout daadwerkelijk door een verkeersdeelnemer is gemaakt terwijl niet is gebleken van omstandigheden die leiden tot de conclusie dat alle schuld van de verkeersdeelnemer ontbreekt. Aangezien verdachte voorrang diende te verlenen aan de bestuurder van de motorfiets en dat vervolgens niet heeft gedaan, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat hij een verkeersfout heeft gemaakt als gevolg waarvan de aanrijding met de bestuurder van de motorfiets is ontstaan. Verdachte heeft hierdoor concreet gevaar scheppend gedrag gerealiseerd. Nu bovendien ten tijde van het ongeval de verkeerslichten oranje knipperden, had verdachte extra oplettend dienen te zijn. Het enkele feit de motorrijder de toegestane snelheid van 50 km/h (fors) heeft overschreden, disculpeert niet van die plicht.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 12 juli 2016 te Zwolle in de gemeente Zwolle als bestuurder van een motorrijtuig, komende uit de richting van de Zwartewaterallee en gaande in de richting van de kruising van de wegen de Blaloweg en de Katerdijk, heeft gereden op de Blaloweg en gekomen ter hoogte van voormelde kruising, terwijl het uitzicht op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer voor hem, verdachte niet beperkt werd en terwijl hij bekend was met de verkeerssituatie aldaar en de ter plaatse gesitueerde verkeerslichten oranje knipperend licht uitstraalden en naar links is afgeslagen, gaande in de richting van de Katerdijk en in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van voormeld reglement een hem, verdachte op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van een motorfiets, niet voor heeft laten gaan en is hij, verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig gebotst tegen de motorfiets, ten gevolge waarvan die bestuurder ten val is gekomen,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
Gelet op het hierboven onder 4.4 met betrekking tot de bewezenverklaring van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 is overwogen, volgt dat een beroep op afwezigheid van alle schuld niet kan slagen. De rechtbank is van oordeel dat de verkeersfout in combinatie met de oranje knipperende verkeerslichten schuld impliceert.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een strafoplegging komen, rekening te houden met het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte als inkoper en verkoper werkzaam is bij een bedrijf en in die hoedanigheid zijn rijbewijs niet kan missen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft bij het oprijden van een kruising een aldaar rijdende motorfiets, aan wie hij voorrang had moeten verlenen, over het hoofd gezien. De gevolgen van dit handelen zijn ingrijpend. Het slachtoffer is door dit ongeval komen te overlijden. De rechtbank realiseert zich dat de nabestaanden van het slachtoffer met dit ondraaglijke leed moeten leven en hier dagelijks mee worden geconfronteerd. Geen enkele strafoplegging zal recht doen aan het verlies van hun kind, vriend en familielid.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het ongeval een enorme impact heeft (gehad) op verdachte. Verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven de impact van het ongeval op de nabestaanden te realiseren.. Daarnaast is van belang dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie of justitie.
Voorgaande betekent dat de rechtbank in dit geval (enkel) een straf oplegt voor het veroorzaken van gevaar op de weg door geen voorrang te verlenen en houdt zij bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval een taakstraf passend en wel voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 91 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
40 (veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2017.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam Zwolle met registratienummer PL0600-2016343047. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van verkeersongevalsanalyse d.d. 30 november 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 38, 50, 51, 80 en 82):
(…) Gezien de weg inrichting en de omgeving was het zicht vrij goed te noemen. Er waren op en rond de rijbanen van de Blaloweg weinig grote zicht belemmerende objecten geplaatst.
(…) Op videobestand Weg 3 was te zien hoe, voorafgaand aan het ongeval, de bedrijfswagen merk Opel de T-aansluiting waarop het ongeval plaatsvond naderde. (…) Vervolgens is te zien dat de bedrijfswagen, merk Opel, kort voor het brugdek rechts naast een bus reed. Te zien is dat de Opel van rijstrook wisselde naar de linkerrijstrook en voor de bus ging rijden. (…) Op videobestand Weg 4 was te zien hoe de Opel bedrijfswagen de brug passeerde en richting de plaats van het ongeval reed. Rond tijdstip 0:06:40:8 verschijnt de Opel rechts onder in beeld. Op de beelden is vervolgens te zien dat de Opel afremde; het derde remlicht is zichtbaar. De Opel bleef tot aan de stopstreep voor de voor hem bestemde verkeerslichten remmen. (…) Te zien is hoe de Opel met verlaagde snelheid, zonder te remmen de bocht maakte en met de voorzijde botste met de uit de tegenovergestelde richting genaderde motorfiets. (…)De bestuurder van de Opel bedrijfswagen reed, voorafgaand aan het ongeval, over de Blaloweg. Hij kwam vanuit de richting van de Zwartewaterallee en wilde op voornoemde T-aansluiting van de Katerdijk op de Blaloweg linksaf slaan om de Katerdijk op te rijden. Uit tegenovergestelde rijrichting kwam de Honda motorfiets. (…) Het verkeer op de T-aansluiting werd gedurende een groot deel van de dag geregeld door middel van een verkeersregelinstallatie. Deze stond ten tijde van het ongeval echter op geel knipperen. Beide voortuigen reden voorafgaand aan het ongeval over de Blaloweg, wat een voorrangsweg was. Aangezien de bestuurder van de Opel linksaf wilde slaan en de bestuurder van de Honda rechtdoor zijn weg wilde vervolgen, diende de bestuurder van de Opel de Honda motorfiets voorrang te verlenen. Dit deed de bestuurder van de Opel echter niet. De Opel botste met zijn voorzijde tegen de linkerflank van de Honda. (…) Door de impact van de aanrijding verloor de motorrijder de controle over zijn voertuig en sloeg de motor schuin naar rechts toe weg. (…) De Honda reed op de videobeelden harder dan het overige verkeer. (…)
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 2] d.d. 12 juli 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 13):

(…) Vandaag, dinsdag 12 juli 2016, ben ik vanaf mijn werk naar huis gereden. (…) Bij de inrit van de school werd ik ingehaald door een motor. Deze reed over de hoofdrijbaan van de Blaloweg. Ik herkende de motor als zijnde de motor van mijn collega [slachtoffer] . Ik zag dat hij behoorlijk hard reed. Ik weet niet hoe hard hij reed, maar het was echt te hard. Ik zag dat er vanuit tegenovergestelde richting een busje aan kwam rijden, ter hoogte van de kruising. Ik zag dat het busje richting aangaf naar links en dat het de kruising op reed. Ik dacht gelijk ‘’dit gaat niet goed’’. Het busje kwam voor [slachtoffer] van links en reed met een normale snelheid. Het reed echt niet hard. Toen beide voertuigen de kruising opreden, hoorde ik een harde klap. Ik zag dat [slachtoffer] door de lucht vloog en dat zijn helm afvloog. (…)

3. Het proces-verbaal aanrijding overtreding d.d. 27 september 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 12):
(…) Locatie ongeval
Datum : 12 juli 2016
Omstreeks : 00.12 uur
Adres : Blaloweg
Postcode plaats : 8041 AH Zwolle
op de kruising met
adres : Katerdijk (…)
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van [verdachte] d.d. 12 juli 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 21-22):

(…) Ik was de bestuurder van de bus. Het is een grijze Opel Vivaro. (…) Ik had de cruisecontrol aan staan omdat alle verkeerslampen oranje knipperden. Bij de kruising met de Katerdijk wilde ik linksaf slaan om daar weer de snelweg op te rijden. Ik rijd vaker over die kruising. Ik ben daar dus wel bekend. Ik had mijn richtingaanwijzer aan staan en reed rustig door de bocht. (…) Ik zag in de verte verkeer rijden, maar daar had ik geen last van als ik links af wilde slaan. Verder zag ik geen verkeer tegemoet rijden dichtbij de kruising. Kortom voor mijn gevoel was de kruising veilig om over te steken. (…) Toen ik de bocht naar links maakte, riep [getuige 1] tegen mij ‘’Pas op een motorrijder’’. Ik probeerde nog te remmen, maar dat ging zo snel. Op dat moment raakten wij elkaar. (…)

5. Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 1] d.d. 12 juli 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 11):

(…) [verdachte] reed en ik zat er als passagier naast. (…) Toen kwamen wij bij een kruispunt en remde [verdachte] af om naar links te gaan richting de snelweg. Ik denk dat [verdachte] op dat moment ongeveer 30 a 40 kilometer per uur reed. Ik zag dat [verdachte] naar rechts keek of er verkeer aan kwam. Ik keek met hem mee en ik zag een motor aan komen rijden. Ik riep ‘’motor motor motor’’ en toen gebeurde de aanrijding ook al. (…) Het is op die weg 50 kilometer per uur, maar volgens mij reed de motor veel harder. (…)