ECLI:NL:RBOVE:2017:3337

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 augustus 2017
Publicatiedatum
24 augustus 2017
Zaaknummer
Awb 17/779
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsvermogen en verlaging Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de Wajong-uitkering van eiseres. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, waarin werd vastgesteld dat zij arbeidsvermogen had. Dit leidde tot een verlaging van haar Wajong-uitkering naar 70% van het minimumloon, ingaande 1 januari 2018. Eiseres stelde dat haar arbeidsvermogen door toegenomen klachten was afgenomen en dat zij niet geschikt was voor de arbeidsmarkt. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij verweerder op basis van verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek tot de conclusie kwam dat eiseres in staat was om ten minste vier uur per dag te werken en een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen medische redenen waren die de conclusie van arbeidsvermogen tegenspraken. De rechtbank concludeerde dat eiseres, ondanks haar beperkingen, in staat was om eenvoudige taken uit te voeren, ook al was dit in een beschutte werkomgeving. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de verlaging van de Wajong-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/779

uitspraak van de meervoudige kamer in het geschil tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres,
gemachtigde: mr. T.P. Boer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: W. Prins.

Procesverloop

Bij besluit van 22 september 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres arbeidsvermogen heeft. Om die reden wordt de haar toegekende Wajong-uitkering vanaf 1 januari 2018 verlaagd naar 70% van het minimumloon.
Bij besluit van 15 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Aan eiseres is met ingang van 5 juli 2002 een Wajong-uitkering toegekend, waarbij de arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%.
Bij brief van 10 mei 2016 heeft verweerder aan eiseres kenbaar gemaakt meer informatie nodig te hebben om haar arbeidsvermogen te kunnen vaststellen. Hierop is de Vragenlijst Wajong door de wettelijk vertegenwoordiger van eiseres ingevuld en naar verweerder verzonden.
Verweerder heeft vervolgens verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht en is overgegaan tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat eiseres ten minste vier uur per dag belastbaar is, dat zij in staat is aaneengesloten te werken gedurende ten minste een periode van een uur, dat zij een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie en dat zij beschikt over basale werknemersvaardigheden.
3. Eiseres heeft zich – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat haar arbeidsvermogen door toegenomen klachten juist is afgenomen. Naar haar mening is zij niet geschikt voor de vrije arbeidsmarkt en kan zij niets (zelfstandig). Volgens eiseres dient het werk, zoals zij dat bij de zorgboerderij heeft verricht, gezien te worden als dagbesteding dan wel therapie en beschikt zij niet over enig arbeidsvermogen.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Op 1 januari 2015 is artikel III van de Invoeringswet Participatiewet (Staatsblad 2014, 270 en 271) in werking getreden. Per 1 januari 2015 is ook het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) aangepast.
Op grond van artikel 3:8, eerste lid, van de Wajong bedraagt de arbeidsongeschiktheidsuitkering per dag, de zaterdagen en zondagen niet meegerekend, bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer 75% van de grondslag.
Op grond van de Invoeringswet Participatiewet wordt in artikel 3:8, eerste lid, van de Wajong “75%” vervangen door: 70%. Deze wijziging treedt met ingang van 1 januari 2018 in werking.
Op grond van artikel 3:8a, eerste lid, van de Wajong bedraagt, in afwijking van artikel 3:8, eerste lid, de arbeidsongeschiktheidsuitkering per dag bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer 75% van de grondslag, indien de jonggehandicapte duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
4.2
In het Compendium Participatiewet heeft verweerder een toelichting gegeven op zijn visie op de criteria van de Wajong. In het document staat beschreven hoe verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen door het toepassen van de methode Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen een Wajong-beoordeling moeten doen.
4.3
Eiseres heeft betwist dat zij een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, dat zij over basale werknemersvaardigheden zou beschikken, dat zij aaneengesloten gedurende ten minste een periode van een uur zou kunnen werken en dat zij ten minste vier uur per dag belastbaar zou zijn.
4.4
De rechtbank acht verweerders onderzoek voldoende zorgvuldig. De verzekeringsarts heeft de dossiergegevens van eiseres bestudeerd en haar op het spreekuur van 14 september 2016 gezien. De bevindingen en conclusies zijn neergelegd in de rapportage van 14 september 2016. De arbeidsdeskundige heeft het dossier van eiseres eveneens bestudeerd en heeft telefonisch gesproken met haar wettelijk vertegenwoordiger op 8 augustus 2016. De bevindingen en conclusies zijn neergelegd in de rapportage van 21 september 2016. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens dossierstudie verricht en er is een telefonische hoorzitting gehouden op 5 januari 2017. De bevindingen en conclusies naar aanleiding hiervan zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep neergelegd in de rapportage van 22 februari 2017. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is in de rapportage van 14 maart 2017 ten slotte nagegaan of er aanleiding is om af te wijken van de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsartsen dan wel arbeidsdeskundigen zich hebben gebaseerd op onvolledige of onjuiste informatie dan wel dat het onderzoek anderszins onvolledig of onjuist is geweest.
4.5
Ten aanzien van de vraag of het voor eiseres mogelijk is ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn en ten minste een uur per dag aaneengesloten te werken, overweegt de rechtbank als volgt.
De verzekeringsarts is bij eiseres uitgegaan van de diagnoses lichte verstandelijke beperking, sociale fobie en whiplash trauma. Hierbij is overwogen dat eiseres al bekend was met een stoornis van de intellectuele functies en een stoornis van het denken. In 2013 is eiseres aangereden, waarna ze klachten hield van het bewegingsapparaat die geduid kunnen worden als een stoornis van de pijngewaarwording. Volgens de verzekeringsarts is eiseres beperkt in intensief bovenhands werken, intensief reiken, tillen en lang staan. Voorts is zij beperkt in het structureren, het omgaan met stress en andere mentale eisen, het realiseren van een handelingstempo en het omgaan met nieuwe dingen. Volgens de verzekeringsarts kan eiseres eenvoudige taken zelfstandig uitvoeren. Rekening houdend met de beperkingen wordt eiseres in staat geacht om vier uur per dag en één uur aaneengesloten te werken.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen medische redenen naar voren zijn gekomen die aannemelijk maken dat eiseres niet in staat zou zijn tot het verrichten van de zeer eenvoudige enkelvoudige en fysiek lichte, nek-, rechter schouder- en rechter arm sparende taken, welke bedoeld worden binnen de kaders van de herindeling Wajong en welke beschreven zijn door de verzekeringsarts. Deze taken verricht eiseres ook thuis (huishoudelijke taken, verzorging huisdieren, taken op de zorgboerderij).
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich met deze motivering terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres, met inachtneming van haar beperkingen, in staat kan worden geacht om ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn en ten minste een uur per dag aaneengesloten te werken. Dat eiseres hierbij intensieve begeleiding nodig heeft, maakt dit niet anders. Zelfs als de mate van aanpassingen zo groot is dat eiseres is aangewezen op een beschutte werkomgeving, is nog sprake van arbeidsvermogen.
4.6
De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiseres een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Hierbij zijn de taken inpakken (nr. 2201) en dierverzorging (nr. 0301) als voorbeeld genoemd. Dit zijn volgens de arbeidsdeskundige taken die nu passen bij de mogelijkheden van eiseres: eenvoudige enkelvoudige werkzaamheden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft dit bevestigd en deze taken geschikt geacht omdat het gaat om eenvoudige, enkelvoudige routinematige en voorgestructureerde werkzaamheden. Hierbij is door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opgemerkt dat
ook sprake is van arbeidsvermogen als een betrokkene alleen met begeleiding of met een voorziening aan het werk kan, of als zij alleen ‘beschut’ werk kan doen. Indien gekeken wordt naar de gestelde voorwaarden, de beperkingen en de begeleidingsbehoefte bij eiseres dan is dat niet te realiseren in een reguliere werksetting. Eiseres is aangewezen op een meer beschutte werkplek, waar ze de taak kan uitvoeren.
De rechtbank volgt verweerder in deze motivering en de conclusie dat eiseres een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Dat eiseres in staat is tot dierverzorging, volgt ook uit het feit dat zij thuis verschillende dieren heeft en uit het feit dat zij jarenlang op een zorgboerderij taken heeft verricht.
4.7
De rechtbank ziet verder geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres niet beschikt over de basale werknemersvaardigheden. Volgens de verzekeringsarts heeft eiseres laten zien dat ze deze vaardigheden heeft en volgens de arbeidsdeskundige kan zij instructies van een werkgever begrijpen, onthouden en uitvoeren. Uit het enkele feit dat eiseres recentelijk is gestopt met het werken op de zorgboerderij omdat zij daar is ‘geflipt’ – zoals ter zitting naar voren is gebracht – volgt niet dat zij basale werknemersvaardigheden ontbeert. Uit het procesdossier kan namelijk worden afgeleid dat eiseres jarenlang naar tevredenheid op de zorgboerderij heeft gefunctioneerd.
4.8
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres ten tijde in geding beschikt over arbeidsvermogen, zodat vanaf 1 januari 2018 de hoogte van de Wajong-uitkering wordt aangepast naar 70% van het minimumloon.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, voorzitter, en mr. W.F. Bijloo en mr. H.R. Schimmel, leden, in aanwezigheid van mr. drs. H. Richart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.