Op 24 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die op 1 maart 2017 een verzoekschrift indiende, werd bijgestaan door een beschermingsbewindvoerder van Bureau Tjeenk Willink. Tijdens de zitting op 10 april 2017 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was, vergezeld van medewerkers van de bewindvoerder. De rechtbank heeft de relevante stukken, waaronder een opgave van openstaande boetes van het CJIB en een uittreksel van de Justitiële Documentatiedienst, in haar beoordeling betrokken.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot schuldsanering moest worden afgewezen op basis van artikel 288 lid 1 onder c en b van de Faillissementswet (Fw). Verzoeker had aanzienlijke schulden aan het CJIB, voortkomend uit verkeersboetes, en de rechtbank concludeerde dat verzoeker niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van deze schulden. De rechtbank achtte het niet aannemelijk dat verzoeker de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling zou nakomen, mede gezien zijn verklaring dat hij zich 'meegesleept' voelde naar de WSNP, wat de rechtbank interpreteerde als een gebrek aan eigen initiatief.
Daarnaast werd opgemerkt dat verzoeker verdacht werd van een vermogensdelict, dat nog niet was berecht. De rechtbank concludeerde dat er geen vertrouwen was dat verzoeker de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen, en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan door mr. Bosch en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.