ECLI:NL:RBOVE:2017:3335

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juni 2017
Publicatiedatum
24 augustus 2017
Zaaknummer
200640 FT RK 17/566
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een schuldsaneringsverzoek wegens niet verschijnen van verzoekster

Op 26 juni 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende een schuldsaneringsverzoek van een verzoekster, die niet is verschenen op de zitting. Het verzoek is ingediend op 12 april 2017, en op 19 juni 2017 vond de behandeling plaats. De verzoekster was opgeroepen, maar verscheen niet. Wel was mevrouw A, werkzaam bij Bureau Tjeenk Willink, aanwezig om de verzoekster te vertegenwoordigen. Mevrouw A verklaarde dat zij contact had gehad met de verzoekster over de zitting, maar de verzoekster nam niet op toen zij probeerde te bellen.

De rechtbank concludeerde dat de verzoekster op de hoogte was van de zitting en dat er geen reden was om een nieuwe zittingsdatum te bepalen. De rechtbank oordeelde dat niet aannemelijk was dat de verzoekster de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen, en dat zij zich niet voldoende had ingespannen ten behoeve van haar schuldeisers. Bovendien was het niet aannemelijk dat de verzoekster te goeder trouw was geweest met betrekking tot het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaren voorafgaand aan het verzoek.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek van de verzoekster afgewezen, conform artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c van de Faillissementswet. De rechtbank benadrukte dat het beschermingsbewind naar behoren verloopt, maar dat dit niet voldoende was om de afwijzing van het verzoek te rechtvaardigen. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 200640 FT RK 17/566
Datum uitspraak: 26 juni 2017 (mbh)
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, verder ook [verzoekster] te noemen,
beschermingsbewindvoerder: Bureau Tjeenk Willink BV, gevestigd te Epe.

Het procesverloop

Op 12 april 2017 heeft [verzoekster] een schuldsaneringsverzoek, met bijlagen ingediend.
Op 13 juni 2017 zijn van de beschermingsbewindvoerder nadere stukken ontvangen.
Het verzoek is behandeld op 19 juni 2017, voor welke behandeling [verzoekster] is opgeroepen. [verzoekster] is niet verschenen.
Wel verschenen is mevrouw [A] , werkzaam bij Bureau Tjeenk Willink.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

De beoordeling:

[verzoekster] is door de griffier opgeroepen op het hierboven genoemde adres. De ter zitting aanwezige mevrouw [A] heeft verklaard dat zij met [verzoekster] contact heeft gehad over de zitting van maandag 19 juni 2017. [verzoekster] heeft mevrouw [A] gevraagd haar nog eens te bellen. Dit heeft mevrouw [A] gedaan op de twee haar bekende telefoonnummers van [verzoekster] , maar [verzoekster] heeft niet opgenomen.
De rechtbank ziet geen aanleiding een nieuwe zittingsdatum te bepalen, nu uit hetgeen door mevrouw [A] is verklaard genoegzaam is gebleken dat [verzoekster] van de zitting op de hoogte was.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [verzoekster] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en dat zij zich naar vermogen ten behoeve van haar schuldeisers zal inspannen.
Bovendien acht de rechtbank het, nu [verzoekster] niet is verschenen en geen toelichting heeft gegeven op de in het verzoek vermelde schuldenlast, niet aannemelijk dat [verzoekster] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaren voorafgaand aan het verzoek te goeder trouw is geweest.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van [verzoekster] afwijzen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c Fw.
Mevrouw [A] heeft nog verklaard dat het beschermingsbewind naar behoren verloopt en dat er een aardig bedrag is gespaard, maar dit maakt niet dat voorbij kan worden gegaan aan het feit dat [verzoekster] niet ter zitting is verschenen.
Van feiten of omstandigheden op grond waarvan anders moet worden beslist is niet gebleken.

De beslissing:

de rechtbank:
Wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. Bosch, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 19 juni 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
[…]