ECLI:NL:RBOVE:2017:3294

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2017
Zaaknummer
08/955063-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door niet verlenen van voorrang

Op 22 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man uit Zwolle, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval. Het ongeval vond plaats op 16 mei 2016 in Hellendoorn, waar de verdachte als bestuurder van een Volkswagen-bus geen voorrang verleende op een voorrangskruising. Hierdoor raakten twee inzittenden van een personenauto zwaar gewond, met onder andere een enkelbreuk en een gebroken onderbeen als gevolg. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, ondanks dat hij goed bekend was met de verkeerssituatie en de voorrangsregels. De verdachte had eerder een verkeersovertreding begaan, maar de rechtbank hield rekening met zijn verantwoordelijkheid en de gevolgen voor zijn werk. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank besloot tot een lichtere straf, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn betrokkenheid bij het welzijn van de slachtoffers. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte en de slachtoffers in overweging hebben genomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955063-16 (P)
Datum vonnis: 22 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Pol en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
als bestuurder van een Volkswagen-bus, een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft veroorzaakt als gevolg waarvan anderen lichamelijk letsel hebben opgelopen, terwijl het ongeval (mede) is veroorzaakt doordat verdachte geen voorrang heeft verleend;
subsidiair:
als bestuurder van een Volkswagen-bus, met die auto een ongeval heeft veroorzaakt en daarmee gevaar op de weg heeft veroorzaakt, dan wel het verkeer heeft gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2016 te Hellendoorn in de gemeente Hellendoorn,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bedrijfsauto, VW-bus), komende uit de richting Daarle en/of gaande in de
richting van de kruising van de wegen, de Zuidelijke Kanaaldijk en de
Hammerweg, daarmede rijdende over de weg, de Zuidelijke Kanaaldijk
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl voor voormelde kruising in de gezien zijn, verdachtes rijrichting
rechter berm van die weg, de Zuidelijke Kanaaldijk een in zijn, verdachtes
rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de
kruisende weg", was geplaatst en/of
direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Zuidelijke Kanaaldijk
haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende:
"Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg",
waren aangebracht en/of
terwijl verdachte goed bekend was met vorenstaande kruising en/of
verkeerssituatie en/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte naar rechts op die kruisende weg (de
Hammerweg) door een zich aldaar bevindende brugleuning en/of (brug)constructie
enigszins werd belemmerd,
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of over die
(voorrangs)weg (de Hammerweg) verkeer naderde en/of
in strijd met artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door
hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, VW-bus)zodanig heeft
geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto,
VW-bus) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die
weg (de Zuidelijke Kanaaldijk) en/of die kruising kon overzien en waarover
deze vrij was/waren en/of
zonder te stoppen en/of remmen die kruising met een snelheid van ongeveer 55
kilometer per uur, althans gelet op die verkeerssituatie met een te hoge
snelheid is op- en/of overgereden en/of
in strijd met voormelde bord B6 en/of voormelde haaientanden geen voorrang
heeft verleend aan de bestuurder van een over die kruisende (voorrangs)weg, de
Hammerweg rijdend, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van rechts
genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende
weg, de Hammerweg rijdende, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig
(personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander/en (genaamd [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen
voorrang heeft verleend;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 16 mei 2016 te Hellendoorn in de gemeente Hellendoorn,
als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, VW-bus), komende uit de
richting Daarle en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, de
Zuidelijke Kanaaldijk en de Hammerweg, daarmede heeft gereden over de weg, de
Zuidelijke Kanaaldijk en
terwijl voor voormelde kruising in de gezien zijn, verdachte rijrichting
rechter berm van die weg, de Zuidelijke Kanaaldijk een in zijn, verdachtes
rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels
verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de
kruisende weg", was geplaatst en/of
direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Zuidelijke Kanaaldijk
haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende:
"Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg",
waren aangebracht en/of
zonder te stoppen en/of remmen die kruising met een snelheid van ongeveer 55
kilometer per uur, althans gelet op die verkeerssituatie met een te hoge
snelheid is op- en/of overgereden en/of
in strijd met voormelde bord B6 en/of voormelde haaientanden geen voorrang
heeft verleend aan de bestuurder van een over die kruisende (voorrangs)weg, de
Hammerweg rijdend, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van rechts
genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende
weg, de Hammerweg rijdende, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig
(personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1.)
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 augustus 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.)
Het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse van 2 december 2016 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden brigadier van politie bij de politie eenheid Oost Nederland;
3.)
Een geneeskundige verklaring, inhoudende medische informatie betreffende [slachtoffer 2] , ondertekend door dr. Schreurs, chirurg, van 1 juli 2016, pagina 7;
4.)
Een geneeskundige verklaring, inhoudende medische informatie betreffende [slachtoffer 1] , ondertekend door dr. Schreurs, chirurg, van 1 juli 2016, pagina 8.
4.1
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
primair
hij op 16 mei 2016 te Hellendoorn in de gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, VW-bus), komende uit de richting Daarle en gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Zuidelijke Kanaaldijk en de Hammerweg, daarmede rijdende over de weg de Zuidelijke Kanaaldijk,
aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl voor voormelde kruising in de gezien zijn, verdachtes rijrichting rechter berm van die weg, de Zuidelijke Kanaaldijk een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Zuidelijke Kanaaldijk haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende:
"Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg",
waren aangebracht en terwijl verdachte goed bekend was met vorenstaande kruising en verkeerssituatie en terwijl het zicht voor hem, verdachte naar rechts op die kruisende weg (de Hammerweg) door een zich aldaar bevindende brugleuning enigszins werd belemmerd, in onvoldoende mate heeft gekeken en is blijven kijken of over die (voorrangs)weg (de Hammerweg) verkeer naderde en in strijd met artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, VW-bus) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto, VW-bus) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Zuidelijke Kanaaldijk) en die kruising kon overzien en waarover deze vrij waren en zonder te stoppen die kruising met een snelheid van ongeveer 55 kilometer per uur is opgereden en in strijd met voormelde bord B6 en voormelde haaientanden geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een over die kruisende voorrangsweg, de Hammerweg rijdend, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van rechts genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto) en is gebotst tegen dat over die kruisende weg, de Hammerweg rijdende, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht en
welk feit is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een taakstraf van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden. Hierbij heeft de officier van justitie in aanmerking genomen dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie eerder is veroordeeld wegens een verkeersovertreding.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft aangevoerd dat hij in verband met zijn werk zijn rijbewijs nodig heeft en dat de kans reëel is dat hij bij oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke rijontzegging zijn baan verliest. Ten aanzien van de eerdere snelheidsovertreding merkt de verdachte op dat niet hij, maar zijn toenmalige partner, deze overtreding heeft gemaakt met een personenauto die op verdachtes naam stond.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft als bestuurder van een bedrijfsauto een aan zijn schuld te wijten aanrijding veroorzaakt, als gevolg waarvan twee inzittenden van een personenauto zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Verdachte is met de bedrijfsauto zonder te stoppen en zonder zich ervan te vergewissen dat de voorrangskruising die hij naderde vrij was, deze kruising opgereden en is aldaar in aanrijding gekomen met een op de voorrangsweg rijdende personenauto. De bestuurder en bijrijdster van deze auto, de heer [slachtoffer 2] en mevrouw [slachtoffer 1] , hebben als gevolg van de aanrijding diverse botbreuken opgelopen. Verdachte is al jaren in het bezit van een rijbewijs en moet voor zijn werk vaak de weg op. Hij kan daarom worden gezien als een ervaren bestuurder. Van een ervaren bestuurder mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de gevaren in het verkeer en dat hij zijn eigen verkeersgedrag daaraan aanpast. Hierin is verdachte tekort geschoten. Het ongeval is het gevolg van verdachtes verwijtbaar onvoorzichtige gedrag. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voorts houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de voor dit feit vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken. Deze geven als uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, terwijl sprake is van aanmerkelijke schuld, een taakstraf voor de duur van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer heeft ingezien, alsook dat hij zich heeft bekommerd om het welzijn van de slachtoffers. Met name het feit dat verdachte op eigen initiatief, door in contact te treden met de zoon van de slachtoffers, moeite heeft gedaan om te achterhalen hoe het met de gezondheid van beide slachtoffers was gesteld, weegt de rechtbank mee. De rechtbank acht voorts van belang dat verdachte niet eerder wegens een feit als het onderhavige met justitie in aanraking is geweest, alsook dat verdachte voor zijn broodwinning van zijn rijbewijs afhankelijk is.
In de mogelijk grote gevolgen voor verdachte met betrekking tot het behoud van zijn baan, ziet de rechtbank in dit specifieke geval reden om de aan hem op te leggen rijontzegging van zes maanden geheel voorwaardelijk te doen zijn met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen van 150 uren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast
berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 178 en 179 WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primairhet misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 dagen;
  • ontzegtverdachte de
    bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
    6 (zes) maanden voorwaardelijk;
  • bepaalt dat de ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- de rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. K.J. Haarhuis en mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2017.
Mr. Haarhuis is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2016240309 van 2 december 2016 met bijlagen. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.