ECLI:NL:RBOVE:2017:3283

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 augustus 2017
Publicatiedatum
18 augustus 2017
Zaaknummer
08/760076-17 (P), 08/730506-17 (tul) en 08/730402-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor oplichting, verduistering, diefstal en valsheid in geschrifte met gevangenisstraf en schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 18 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken tegen een 44-jarige vrouw uit Hengelo, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting, verduistering, diefstal en valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw in de periode van 24 april 2017 tot en met 26 april 2017 een personenauto (Citroën C4 Cactus) heeft verduisterd en op 26 april 2017 benzine heeft gestolen. Daarnaast heeft zij op 27 april 2017 een kentekenplaat vervalst en in de periode van 13 januari 2017 tot en met 16 januari 2017 personeel van een hotel opgelicht door zich voor te doen als een bonafide klant. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tevens moet zij een eerder voorwaardelijk opgelegde celstraf van 29 dagen uitzitten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige vermogensdelicten die het vertrouwen in het economisch verkeer hebben geschaad. De benadeelde partij, een hotel, heeft schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast, omdat de vrouw zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/760076-17 (P), 08/730506-17 (tul) en 08/730402-15 (tul)
Datum vonnis: 18 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in PI Overijssel, PIV Zwolle
te Zwolle, Huub van Doornestraat 15.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Veenendaal en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.W. Bosman, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 24 april 2017 tot en met 26 april 2017 een personenauto (Citroën, type C4 Cactus) heeft verduisterd;
feit 2:op 26 april 2017 benzine heeft gestolen dan wel benzine heeft verduisterd;
feit 3:op 27 april 2017 een kentekenplaat heeft vervalst door het nummer [kenteken 1] te veranderen in [kenteken 2] ;
feit 4:in de periode van 21 februari 2017 tot en met 2 maart 2017 een personenauto (Volkswagen, type Up) heeft verduisterd;
feit 5:in de periode van 13 januari 2017 tot en met 16 januari 2017 personeel van [resort] heeft opgelicht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij, in of omstreeks de periode van 24 april 2017 tot en met 26 april 2017 te Almelo, gemeente Almelo, en/of Hengelo, gemeente Hengelo, en/of elders in Nederland
opzettelijk een personenauto (merk Citroën, type C4 Cactus met kenteken [kenteken 1] ), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder/gebruiker, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij, op of omstreeks 26 april 2017 te Nijmegen, gemeente Nijmegen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (43,10 liter) benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof (ter waarde van ongeveer 69,89 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (pompstation) [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
zij, op of omstreeks 26 april 2017 te Nijmegen, gemeente Nijmegen, opzettelijk (43,10 liter) benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof (ter waarde van ongeveer 69,89 euro), geheel of ten dele toebehorende aan (pompstation) [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de [adres 1] , had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
3.
zij, op of omstreeks 27 april 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een kentekenplaat (met kenteken [kenteken 1] ) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door toen aldaar de kentekenplaat met het nummer [kenteken 1] onbevoegd te veranderen in [kenteken 2] met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
zij, in of omstreeks de periode van 21 februari 2017 tot en met 2 maart 2017, te Almelo, gemeente Almelo, en/of te Hengelo, gemeente Hengelo, en/of elders in Nederland opzettelijk een personenauto (merk Volkswagen, type Up met kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder/gebruiker, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
zij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 januari 2017 tot en met 16 januari 2017, te Boekelo, gemeente Enschede, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, personeel/medewerkers van " [resort] " heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst, te weten het (meermalen) ter beschikking stellen van een hotelkamer, in elk geval van enig(e) goed en/of dienst, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- bij het boeken van voornoemde hotelkamer een valse naam opgegeven en/of (meermalen) een verschillende naam opgegeven en/of
- tegen een medewerker/personeel van ' [resort] ' gezegd dat haar creditcard het niet deed en/of dat een (onbekend gebleven) bedrijf voornoemde hotelkamer zou betalen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) tegen een medewerker/personeel van ' [resort] ' gezegd dat haar, verdachtes, baas naar het hotel (van ' [resort] ') had gebeld en dat er de volgende dag betaald zou worden (voor voornoemde hotelkamer) en/of dat haar, verdachtes, pinpas kapot was en dat zij geen creditcard had, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- zich (aldus) tegenover (medewerkers/personeel van) ' [resort] ' voorgedaan als bonafide klant, waardoor (medewerkers/personeel van) ' [resort] ' werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard op basis van de aangiftes in samenhang met de verklaringen van verdachte. Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard en dat verdachte ten aanzien van feit 3 een bekennende verklaring ter zitting heeft afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging geen opmerkingen voor wat betreft het vervalsen van de kentekenplaat. Van het valselijk opmaken van een kentekenplaat dient verdachte volgens de verdediging wel te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging gesteld dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen omdat geen sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening van de auto en verdachte geen opzet heeft gehad op het wederrechtelijk toe-eigenen van de auto. Zij wilde de auto na de huurtermijn langer gebruiken en heeft daartoe contact onderhouden met de verhuurder. Verdachte meende dat zij een borg had betaald en dat de extra huurkosten met die borg verrekend zouden kunnen worden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad op het wederrechtelijk toe-eigenen van brandstof. Toen verdachte na het tanken wilde afrekenen bleek dat er geen geld op haar rekening stond. Verdachte heeft de autohuurovereenkomst willen tonen aan aangever, omdat daarop haar persoonsgegevens als huurder van de auto waren vermeld. Aangever heeft echter verzocht om afgifte van het identiteitsbewijs van verdachte, maar die wenste verdachte niet af te staan, waarna zij is weggereden. Bovendien heeft verdachte het verschuldigde bedrag inmiddels vanuit detentie voldaan.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging eveneens gesteld dat geen sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening van de auto en dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het wederrechtelijk toe-eigenen van de Volkswagen Up. Zij heeft de auto gehuurd en - volgens verdachte - met instemming van de verhuurder de huurovereenkomst verlengd met twee weken.
Ten aanzien van feit 5 heeft de verdediging gesteld dat geen sprake is geweest van misleiding van het hotelpersoneel door verdachte. Zo was de identiteit van verdachte bij het personeel bekend omdat zij zich bij aankomst had geïdentificeerd, en is er geen causaal verband tussen de gestelde oplichtingsmiddelen en het ter beschikking stellen van de hotelkamer. Van misleiding is geen sprake geweest omdat het personeel wist dat verdachte geen bonafide klant was en dat zij, verdachte, informatie heeft gegeven waarvan het personeel wist dat dat niet klopte. Voorts heeft de verdediging gesteld dat namens het hotel geen aangifte is gedaan van de oplichting door verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de tenlastegelegde feiten, behoudens de feiten 1 en 4 vanwege de samenhang, afzonderlijk bespreken.
Vanwege de samenhang van feit 1 en feit 4 zal de rechtbank deze feiten gezamenlijk bespreken. De rechtbank acht op grond van de aangiftes in samenhang met de verklaring van verdachte bewezen dat verdachte in de periode van 24 tot en met 26 april 2017 de auto, merk Citroën, type C4 Cactus, en in de periode van 21 februari tot en met 2 maart 2017 de auto, merk Volkswagen, type Up, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte heeft steeds voorafgaand aan de bewezenverklaarde periodes de auto’s gehuurd van aangevers. Zij heeft in beide gevallen een huurovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten, maar heeft de auto’s niet op de overeengekomen data geretourneerd. Verdachte heeft de overeengekomen huurtermijn overschreden door de gehuurde auto’s willens en wetens onder zich te houden, terwijl zij wist dat de verhuurders de auto’s terug wilden. De verklaring van verdachte dat zij de auto’s langer wilde huren en de huurtermijn wilde verlengen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Dat verdachte aangever [slachtoffer 2] van [bedrijf 1] heeft gemaild de dag voordat de huurtermijn afliep, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu aangever [slachtoffer 2] , nadat hij daarover was bevraagd door de verbalisant, heeft verklaard dat hij die e-mail van verdachte niet heeft ontvangen en dat er eerst nadat de huurtermijn was verstreken e-mailcontact is geweest tussen hem en verdachte. In die e-mailwisseling is door de verhuurder voortdurend gevraagd om teruggave van de auto. Verdachte heeft hier geen gehoor aan gegeven.
Ten aanzien van de gehuurde Volkswagen Up geldt hetzelfde. Ook daar heeft verdachte na afloop van de huurtermijn de auto niet geretourneerd en heeft zij de auto onder zich gehouden. Verdachte heeft verklaard dat zij met de verhuurder heeft geappt over het langer huren van de auto, maar uit de WhatsApp-gesprekken die zich in het dossier bevinden, komt naar het oordeel van de rechtbank naar voren dat de berichten van de verhuurder er telkens op zijn gericht om de auto terug te krijgen. Aangever [slachtoffer 1] heeft bij voortduring gevraagd om het terugbrengen van de auto. Verdachte is niet voornemens geweest om de auto terug te brengen. De autosleutel van de Volkswagen Up is bovendien teruggevonden in de gehuurde Citroën C4. Nu verdachte ondanks de rappellen van de verhuurders in beide gevallen als heer en meester over de auto’s is blijven beschikken, is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat verdachte de auto’s, die zij onder zich had als huurder, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De rechtbank acht op basis van de aangifte en de verklaring van verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde bewezen. Verdachte wist toen zij ging tanken dat zij geen dan wel niet voldoende geld bij zich had. Toch heeft zij benzine getankt en is zij zonder te betalen weggereden van het tankstation. Hierdoor heeft verdachte de benzine met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen. Dat verdachte recent vanuit detentie alsnog het verschuldigde bedrag heeft voldaan doet daaraan niet af.
De rechtbank acht evenals de officier van justitie en de verdediging het onder feit 3 tenlastegelegde bewezen in die zin dat verdachte een kentekenplaat heeft vervalst.
De rechtbank acht tot slot het onder feit 5 tenlastegelegde bewezen. Anders dan de raadsman heeft gesteld, is namens [resort] aangifte gedaan tegen verdachte; pagina 121 e.v. van het dossier. Uit de aangifte in samenhang met de verklaring van verdachte volgt dat verdachte het personeel heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het ter beschikking stellen van een hotelkamer. Verdachte heeft zich voorgedaan als een bonafide klant door een eerste boeking van een hotelkamer vooraf te (laten) betalen en de opgegeven gegevens te laten verifiëren. Na de gedane en betaalde boeking, heeft verdachte nog drie hotelovernachtingen geboekt op onder meer de valse naam [valse naam] . Deze boekingen zijn niet vooraf betaald. Verdachte heeft weliswaar gesteld dat de naam een afkorting is van haar voornamen en dat zij deze naam soms gebruikt, maar met deze naam kan verdachte zich niet identificeren, nu deze naam niet op haar paspoort staat vermeld en derhalve niet door derden te verifiëren is. Door, nadat was gebleken dat verdachte niet in staat was haar betalingsverplichtingen na te komen, op te geven dat haar baas naar het hotel heeft gebeld en dat het bedrag de volgende dag betaald zou worden, heeft verdachte het personeel bewogen tot het ter beschikking stellen van een hotelkamer.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij in de periode van 24 april 2017 tot en met 26 april 2017 in Nederland opzettelijk een personenauto (merk Citroën, type C4 Cactus met kenteken [kenteken 1] ), toebehorende aan [bedrijf 1] B.V., en welke auto verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij op 26 april 2017 te Nijmegen, gemeente Nijmegen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 43,10 liter benzine ter waarde van 69,89 euro, toebehorende aan pompstation [bedrijf 2] ;
3.
zij op 27 april 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een kentekenplaat (met kenteken [kenteken 1] ) heeft vervalst, door toen aldaar de kentekenplaat met het nummer [kenteken 1] onbevoegd te veranderen in [kenteken 2] met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken;
4.
zij in de periode van 21 februari 2017 tot en met 2 maart 2017 in Nederland opzettelijk een personenauto (merk Volkswagen, type Up met kenteken [kenteken 3] ), toebehorende aan [bedrijf 3] , welke auto verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
zij in de periode van 13 januari 2017 tot en met 16 januari 2017 te Boekelo, gemeente Enschede, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, personeel van [resort] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het (meermalen) ter beschikking stellen van een hotelkamer, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- bij het boeken van voornoemde hotelkamer een valse naam opgegeven en
- tegen personeel van [resort] gezegd dat haar creditcard het niet deed en dat een onbekend gebleven bedrijf voornoemde hotelkamer zou betalen, en
- vervolgens tegen personeel van [resort] gezegd dat haar, verdachte’s, baas naar het hotel had gebeld en dat er de volgende dag betaald zou worden voor voornoemde hotelkamer en dat haar, verdachte’s, pinpas kapot was en dat zij geen creditcard had, en
- zich tegenover personeel van [resort] voorgedaan als bonafide klant, waardoor personeel van [resort] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 225, 310, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 4
telkens het misdrijf verduistering;
feit 2 primair
het misdrijf diefstal;
feit 3
het misdrijf valsheid in geschrift;
feit 5
het misdrijf oplichting, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, gelet op de bepleite vrijspraken, voor feit 3 een straf op te leggen die vele malen korter is dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in een periode van tweeëneenhalve maand schuldig gemaakt aan vijf ernstige aan fraude gerelateerde vermogensdelicten. Verdachte heeft twee huurauto’s verduisterd, benzine gestolen bij een tankstation, een kentekenplaat vervalst en een hotel opgelicht door voor geboekte overnachtingen niet te betalen. Verdachte heeft door haar handelingen ondernemers benadeeld voor haar eigen financiële gewin. Daar waar in het economisch verkeer op basis van vertrouwen huurovereenkomsten worden gesloten en waar ervan wordt uitgegaan dat de gemaakte afspraken worden nagekomen, heeft verdachte dat vertrouwen bij deze ondernemers ernstig beschaamd. Verdachte heeft ter zitting voor alle strafbare handelingen verklaringen gegeven, maar verdachte is hiermee telkens voorbij gegaan aan hetgeen in het financieel maatschappelijk verkeer gebruikelijk en fatsoenlijk is.
Bij de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), en met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat sprake is van recidive ter zake van vermogensdelicten, alsmede met hetgeen de reclassering heeft gerapporteerd over de persoon van verdachte.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf op zijn plaats. Een deel van die straf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte er in de toekomst van te weerhouden om andermaal dit soort strafbare feiten te plegen.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk passend en geboden. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaren en de door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd zal op de gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[resort] B.V. te Boekelo heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 224,10 (tweehonderdvierentwintig euro en tien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit de post ‘onbetaalde overnachtingen’.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gezien de bepleite vrijspraak voor feit 5, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 5 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
In de zaak met parketnummer 08/730506-16
De officier van justitie heeft gevorderd de bij vonnis van de politierechter van 26 oktober 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.
De raadsman heeft primair om afwijzing van de vordering verzocht. Subsidiair heeft de raadsman verlenging van de proeftijd verzocht en meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
9.2
In de zaak met parketnummer 08/730402-15
De officier van justitie heeft gevorderd de bij vonnis van de politierechter van 3 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.
De raadsman heeft primair om afwijzing van de vordering verzocht. Subsidiair heeft de raadsman verlenging van de proeftijd verzocht en meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu bij afzonderlijke beslissing van 18 augustus 2017 al is beslist op de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf op grond van het feit dat de veroordeelde de bij voornoemd vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden niet is nagekomen. Nu bij die beslissing de vordering is toegewezen is geen grond meer aanwezig voor de onderhavige vordering.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 4: telkens het misdrijf verduistering;
feit 2 primair: diefstal;
feit 3 valsheid in geschrift;
feit 5 oplichting, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten:
- kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [resort] B.V. van een bedrag van € 224,10 (tweehonderdvierentwintig euro tien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 januari 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 5 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 224,10 (tweehonderdvierentwintig euro tien eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
(4) vier dagenzal worden toegepast.
Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee telkens de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee telkens de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur
van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 08/730506-16
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 26 oktober 2016 met parketnummer 08/730506-16 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
29 dagen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 08/730402-15
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2017258076. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 tot en met 5
Het proces-verbaal van verhoor in raadkamer van verdachte van 10 mei 2017, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de vraag van de voorzitter of ik de feiten beken, antwoord ik als volgt. Ja, in grote lijnen
klopt het wel. Ik heb in Boekelo betalingen gedaan, maar dan onder andere namen. Ik ben het
wel zelf geweest. Ik heb daar ook een betaalbewijs van, maar ik weet niet waar het ligt. Het
zal waarschijnlijk wel bij mijn andere spullen liggen. Het klopt dat ik de kentekenplaat heb
veranderd.
Feit 1
1.
Een proces-verbaal van aangifte van 26 april 2017 (pag. 30 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte namens [bedrijf 1] B.V. te Almelo. Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
[bedrijf 1] B.V. is eigenaar van een personenauto van het merk Citroën, type C4 Cactus, paars van kleur en voorzien van kenteken [kenteken 1] .
Op 22 april 2017 heeft een klant van ons bovenstaande personenauto gehuurd.
Hiervoor is een huurcontract opgesteld. Sinds 24 april 2017 komt de klant de financiële verplichtingen jegens ons niet meer na. Hierop hebben wij de klant meerdere malen getracht te bellen en te mailen, echter zonder respons. De retourdatum van 24 april 2017 is ruimschoots verlopen en de auto is niet terug.
Ik heb de klant te kennen gegeven dat de auto op 25 april 2017 ingeleverd moest worden, wegens het niet nakomen van de verplichtingen. Hierop komt ook geen reactie.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 28 april 2017, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb naar aanleiding van het verhoor van verdachte [verdachte] telefonisch contact opgenomen met aangever [slachtoffer 2] van het gelijknamige garagebedrijf. Tijdens dit gesprek heb ik aangever gevraagd of hij een e-mail ontvangen had van verdachte met daarin de mededeling/vraag dat zij de auto langer wilde huren dan de termijn zoals vermeld in het huurcontract. Ik hoorde aangever zeggen dat dit niet het geval was.
Ik vroeg aangever of er wel contact is geweest per email met verdachte. Ik hoorde aangever zeggen dat vanaf het moment dat hij contact heeft gezocht met verdachte omdat deze de auto niet teruggebracht had, er contact per email en sms tussen hem en de verdachte is geweest.
3.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2017 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van 22 april tot 24 april 2017 heb ik de Citroën C4 Cactus gehuurd van Autobedrijf [slachtoffer 2] in Almelo. Ik zou de auto op maandag terugbrengen (…). Ik heb de auto op maandag niet teruggebracht.
Feit 2
4.
Een proces-verbaal van aangifte van 9 mei 2017 (pag. 55 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] , zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] (KLPO4638), verklaar het volgende:
Op 9 mei 2017 is door mij de middels internet gedane aangifte, in het politiebureau, Nationale Politie, Hoofdstraat 54, 3972 LB Driebergen-Rijsenburg, verwerkt tot een proces-verbaal.
De aangever gaf op te zijn:
Achternaam : [slachtoffer 3]
Voornamen : [slachtoffer 3]
Hij deed aangifte namens de benadeelde [bedrijf 2] te Nijmegen en verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond op 26 april 2017:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
Wie heeft er getankt? Bestuurder
Bijzonderheden over de werkwijze wel binnen gekomen, kon niet betalen, zou ID halen, maar stapt in en rijdt weg.
Bestuurder Vrouw
Bestuurder Bijzonderheden auto blijkt huurauto.
Bijzonderheden van het voertuig huurauto. Naam huurder: [verdachte] , [woonplaats]
Hierbij werd het goed, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Bijlage goederen (pagina 57 van het dossier)
Object Benzine
Aantal/eenheid 43 L
Waarde EUR 69,89
5.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2017 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 26 april 2016 heb ik getankt in Nijmegen. Ik had niet voldoende geld bij me om te tanken. Ik ben toch gaan tanken. Ik ben vervolgens weggereden.
Feit 3:
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 augustus 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv).
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 29 april 2017, blz. 40.
Feit 4
8.
Een proces-verbaal van aangifte van 2 maart 2017 (pag. 70 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van het bedrijf genaamd [bedrijf 3] te Arnhem.
Ik heb op 23 januari 2017 een auto uit ons wagenpark verhuurd aan mevrouw [verdachte] wonende [woonplaats] .
De auto was van het merk Volkswagen, type Up, kleur zwart met kenteken [kenteken 3] . Zij heeft een week huur betaald en een borg van € 500,00.
Zij heeft een totaal bedrag van € 720,00 betaald. De auto heeft zij voor een week gehuurd.
Daarna heeft zij de huur van de auto twee keer met een week verlengd. De tweede week
van februari 2017 (14 februari 2017) zou de auto teruggebracht moeten worden bij
mijn bedrijf. Sindsdien heb ik meerdere WhatsApp-berichten naar haar gestuurd. Zij
heeft wel de berichten ontvangen maar geen terugkoppeling gedaan. Er staan twee
vinkjes bij de berichten.
Op 26 februari 2017 omstreeks 07:30 uur ben ik bij haar woning geweest. Ik heb
aangebeld echter niemand deed openen. Ik heb de omgeving uitgekamd, echter de
personenauto niet aangetroffen.
Zij heeft een 06 nummer gegeven waarop ik altijd met haar contact had. Dit nummer
is [telefoonnummer] .
9.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2017 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik een Volkswagen Up heb gehuurd. Na afloop van de termijn heb ik de Up langer gehuurd. Ik heb daar contact over gehad met de garagehouder en wij hebben geappt.
Feit 5
10.
Een proces-verbaal van aangifte van 19 januari 2017 (pag. 121 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van [naam 1] , zakelijk weergegeven:
Ik ben namens de benadeelde, [resort] te Enschede, gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik ben werkzaam als General Manager bij [resort] , gevestigd aan de [adres 2]
te Boekelo. Dit is een hotel.
Op 11 januari 2017 werd er ingecheckt door een man. Deze man had voor twee personen,
twee nachten geboekt via Hotelkamerveiling.nl.
De boeking gedaan op naam van dhr. [naam 2] , was al betaald en de toeristenbelasting is bij de check-in voldaan.
Na het verblijf van de twee geboekte nachten is via Booking.com een verlenging van
het verblijf geboekt. Omdat de gasten al bij ons verbleven, is er vooraf niet betaald. Er
is verlengd voor een nacht van 13 januari 2017 tot 14 januari 2017. De naam van
de boeker was [verdachte] .
Na deze nacht is er wederom verlengd voor een nacht van 14 januari 2017 tot 15 januari 2017 op naam van [valse naam] . Ook deze is vooraf niet betaald.
Vervolgens is er verlenging geboekt via Booking.com voor de nacht van 15 januari 2017 op 16 januari 2017 op naam van [verdachte] . Wederom is er vooraf niet betaald.
De drie boekingen zijn gemeld bij de receptie maar omdat er tot drie keer toe een
naamsverandering plaatsvond, heeft de receptie de vrouw van het stel op de ochtend van
15 januari 2017 aangesproken. De naamsveranderingen riepen wat vragen op.
De mannelijke gast is toen al niet meer gezien. Dit gesprek ging over de betaling.
Mevrouw kwam met een verhaal dat haar creditcard het niet deed en dat het bedrijf zou betalen. Ze beloofde die avond te betalen.
Door de collega van de receptie is het rijbewijs van mevrouw als soort van onderpand aangenomen.
De avond van 15 januari 2017, omstreeks 23.30 uur, kwam mevrouw terug in het hotel. De
receptie heeft haar aangegeven dat er betaald moest worden. De mevrouw vertelde dat haar baas om 22.00 uur had gebeld naar het hotel dat er morgen betaald zou worden. Echter had mijn collega van de receptie de hele dag al gewerkt en wist dat er niemand had gebeld.
Mevrouw vertelde toen dat haar pinpas kapot was, dat ze geen creditcard had en geen
geld bij zich had. Mevrouw is naar haar kamer gegaan. Collega's zijn nog naar de
kamer gegaan van mevrouw en hebben haar gemaand een oplossing te vinden. Daarna werd
ik gebeld door de receptie en werd mij het verhaal uitgelegd.
Ik heb de politie laten bellen voor advies en zij zijn voor bemiddeling gekomen. Ik ben zelf
ook naar het hotel gegaan. Ik ben samen met de agenten naar de kamer van mevrouw gegaan. Daar heb ik haar uitgelegd dat er betaald moest worden.
Mevrouw hoefde niet op dat moment te vertrekken, maar ze moest de volgende ochtend
wel betalen. Dat heb ik haar medegedeeld, maar mevrouw had haar koffers al gepakt en
haar jas aan. Ze besloot te vertrekken. Mevrouw [verdachte] is op 16 januari 2017, omstreeks 00.30 uur vertrokken. Op 16 januari 2017 heeft mevrouw [verdachte] niet betaald.
Tot op heden is er niets betaald.
11.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2017 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van 13 tot en met 16 januari 2017 was ik in [resort] . Ik was daar eerst met mijn man. De verlengingen zijn via hotelapps geboekt. Het kan zijn dat dat op verschillende namen is gebeurd.