ECLI:NL:RBOVE:2017:3268

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
6228309 CV EXPL 17-2767
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot onmiddellijke verwijdering van container op oprit huurwoning met dwangsom

In deze zaak vorderden eisers, huurders van een woning, de onmiddellijke verwijdering van een container die door gedaagde, de verhuurder, op de oprit van de woning was geplaatst. De eisers stelden dat deze container de toegang tot hun garage blokkeerde, waardoor zij hun auto niet konden gebruiken. De vordering werd ingediend na een eerder vonnis van 8 augustus 2017, waarin eisers waren veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. Gedaagde had de container geplaatst na ontvangst van dit vonnis, uit vrees dat eisers zouden verduisteren. De voorzieningenrechter oordeelde dat eisers een spoedeisend belang hadden bij hun vordering, omdat het huurgenot werd verstoord. De rechter oordeelde dat het handelen van gedaagde een onrechtmatige daad opleverde en dat de vordering tot verwijdering van de container toewijsbaar was. De gevorderde dwangsom werd gematigd en vastgesteld op € 1.000 per dag, met een maximum van € 10.000. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 478 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : 6228309 CV EXPL 17-2767
Vonnis in kort geding van 11 augustus 2017
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eisers] ,
advocaat: mr. D.P. Kant, advocaat te Goor,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
advocaat: mr. D.F. Briedé, advocaat te Almelo.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
De namens [eisers] betekende dagvaarding van 10 augustus 2017, waarbij [eisers] een vordering hebben ingesteld om [gedaagde] te veroordelen om de in het lichaam van de dagvaarding genoemde container die [gedaagde] heeft geplaatst op de oprit van de door [eisers] van hem gehuurde woning onmiddellijk te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom.
1.2.
[gedaagde] heeft ter voorbereiding van de mondelinge behandeling producties in het geding gebracht.
1.3.
De vordering is behandeld ter zitting van 11 augustus 2017. [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Kant. Ook [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door mr. Briedé.
1.4.
[eiser] heeft zijn standpunt laten toelichten door mr. Kant, die daarbij gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. Mr. Briedé heeft namens [gedaagde] verweer gevoerd. De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken aantekeningen gemaakt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In een eerdere zaak tussen partijen is door deze rechtbank op 8 augustus 2017 een vonnis gewezen in kort geding (zaak-/rolnummer 6080721 CV EXPL 17-2207), waarbij [eisers] zijn veroordeeld om de van [gedaagde] gehuurde woning aan [adres] (hierna: de woning) uiterlijk 31 augustus 2017 te ontruimen, alsmede tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
[gedaagde] heeft het vonnis op 10 augustus 2017 aan [eisers] laten betekenen door de deurwaarder.
2.3.
Op 8 augustus 2017, na ontvangst van het voornoemde vonnis, heeft [gedaagde] een container op de oprit van de woning geplaatst, waardoor de ingang van de garage is geblokkeerd en [eisers] hun auto niet uit de garage kunnen verwijderen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen dat de voorzieningenrechter - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - [gedaagde] zal veroordelen om de in het lichaam van de dagvaarding genoemde container binnen twee uur, althans binnen een tijdsbestek als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren, na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis van de onroerende zaak, plaatselijk bekend [adres] , te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00, althans een dwangsom als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren, per dag, een gedeelte van de dag daaronder begrepen, waarmee [gedaagde] in gebreke is om aan dit vonnis te voldoen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[eisers] leggen – samengevat weergegeven - aan hun vordering ten grondslag dat [gedaagde] , direct na ontvangst van het vonnis in kort geding van 8 augustus 2017 een container op de oprit van de woning heeft geplaatst voor de garagedeur en voor het raam van de woonkamer van de woning, waarbij hij [eisers] heeft medegedeeld dat zij direct dienden te betalen. De advocaat van [eisers] heeft [gedaagde] op 8 augustus 2017 direct gesommeerd de container te verwijderen, maar [gedaagde] was daar niet eerder toe bereid dan na directe betaling of na beslag en verwijdering van de auto die in de garage van de woning is gestald. Deze actie van [gedaagde] is volgens [eisers] onrechtmatig op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en strafbaar op grond van artikel 350 Wetboek van Strafrecht (Sr). [eisers] hebben recht op huurgenot tot 31 augustus 2017 en dienen over hun auto te kunnen beschikken, onder andere omdat [eiser] therapie dient te ondergaan waar hij met de auto naartoe moet. Hierdoor is het spoedeisend belang volgens [eisers] een gegeven. [eisers] stellen voorts dat zij een redelijke termijn moeten krijgen om aan het vonnis van 8 augustus 2017 te voldoen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] stelt – samengevat en zakelijk weergegeven- zich te realiseren dat het plaatsen van een container op de oprit van de woning niet de schoonheidsprijs verdient, echter de auto van het merk BMW die zich in de garage bevindt heeft volgens hem een waarde van circa € 10.000,00 en de ervaring leert hem dat huurders, als zij veroordeeld zijn tot ontruiming en betaling van de huurachterstand, vertrekken zonder te betalen. Dat hebben [eisers] bij de vorige woning die zij hebben gehuurd van de heer [A] in [woonplaats 2] ook gedaan. Hiervoor verwijst [gedaagde] naar de door hem in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van [A] . [gedaagde] vreest dat wanneer hij de container weghaalt, de auto die een behoorlijke waarde vertegenwoordigt, door [eisers] zal worden verduisterd en [gedaagde] zijn vordering op [eisers] niet kan innen. Betalingstoezeggingen komen [eisers] bij herhaling niet na. Als [gedaagde] de container dient te verwijderen, verzoekt hij om verkorting van de termijn ex artikel 439 lid 1 Rv van twee naar nul dagen, zodat de deurwaarder direct executoriaal beslag kan leggen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [eisers] spoedeisend belang hebben bij de onderhavige vordering. Bij vonnis van 8 augustus 2017 is bepaald dat de woning niet eerder ontruimd hoeft te worden dan per 31 augustus 2017. Tot die tijd hebben [eisers] recht op huurgenot. Dat dit huurgenot verstoord wordt door de container die door [gedaagde] op de oprit is geplaatst, is mede gelet op de foto’s die door [eisers] in het geding zijn gebracht evident. Niet in geschil is dat er zich in de garage van de woning een auto bevindt die in eigendom toebehoort aan [eisers] . Door het plaatsen van de container worden [eisers] belemmerd in hun eigendomsrecht. Zij kunnen immers geen gebruik van hun auto maken. Het handelen van [gedaagde] levert dan ook onmiskenbaar een onrechtmatige daad op in de zin van artikel 6:162 BW.
4.2.
[gedaagde] kan gevolgd worden in zijn stelling dat hij recht heeft op betaling van de bedragen waartoe [eisers] zijn veroordeeld bij vonnis van 8 augustus 2017. [gedaagde] is eveneens gerechtigd om executiemaatregelen tegen [eisers] te nemen indien en voor zover zij niet aan het vonnis voldoen. Het nemen van executiemaatregelen is echter voorbehouden aan de deurwaarder. De voorzieningenrechter kan niet toestaan dat [gedaagde] , in plaats van beslag te laten leggen door de deurwaarder, zelf middels het plaatsen van een container tracht betaling af te dwingen van [eisers] . Dat maakt dat er sprake is van eigenrichting, wat de wet niet toestaat. De vordering van [eisers] tot onmiddellijke verwijdering van de container is in zoverre toewijsbaar.
4.3.
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd op de wijze zoals hieronder bij de beslissing vermeld.
4.4.
Anderzijds is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er vrees is voor verduistering van de auto die zich in de thans geblokkeerde garage bevindt. De waarde van de auto kan in het midden blijven. Van belang is dat [eisers] meerdere malen hebben toegezegd de huurachterstand te zullen betalen, maar hier vooralsnog mee in gebreke zijn gebleven. Evenmin hebben [eisers] op enige wijze zekerheid gesteld, waardoor executiemaatregelen achterwege zouden kunnen blijven. De voorzieningenrechter zal het verzoek van [gedaagde] om verkorting van de termijn
ex artikel 439 lid 1 Rv dan ook bij afzonderlijke beschikking van heden toewijzen en de termijn bepalen op nihil.
4.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Aangezien aan [eisers] een toevoeging is verleend, zijn de kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding in debet gesteld. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding aan [eisers] in aanmerking. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
-griffierecht € 78,00
-kosten dagvaarding € 00,00
-salaris advocaat €
400,00
Totaal € 478,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de in het lichaam van de dagvaarding genoemde container met onmiddellijke ingang, waaronder te verstaan per de datum van dit vonnis, van de onroerende zaak, plaatselijk bekend [adres] , te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van de dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, tot een maximum aan verbeurde dwangsommen van € 10.000,00 is bereikt,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 478,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten van € 100,00, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2017.