ECLI:NL:RBOVE:2017:3266

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
08.138899-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met glas in uitgaansgelegenheid te Kampen

Op 17 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man uit Ermelo, die werd beschuldigd van zware mishandeling. De verdachte heeft op 12 juli 2015 in een café in Kampen een man met een glas in het gezicht geslagen, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de aangever, die verklaarde dat hij door de verdachte met een glas was geslagen. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de letselrapportage in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat het letsel dat de aangever had opgelopen, te kwalificeren was als zwaar lichamelijk letsel, en dat de verdachte opzettelijk de kans had aanvaard dat hij dit letsel zou toebrengen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 14.410,12 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.138899-15 (P)
Datum vonnis: 17 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] (Kenia),
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 april 2016, 14 februari 2017, 16 mei 2017 en 3 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr A.M. Vloedbeld en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. T. Deckwitz, advocaat te 's-Hertogenbosch, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] met een glas in het gezicht heeft geslagen, waardoor [slachtoffer] gewond is geraakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2015, te Kampen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (diepe) snijwonden in het gelaat, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een glas in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 12 juli 2015, te Kampen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een glas in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, meer subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 12 juli 2015, te Kampen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een glas in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (diepe) snijwonden in het gelaat ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van zowel aangever, [slachtoffer] , als verdachte vast dat verdachte en aangever op 12 juli 2015 in café [café] in Kampen waren. Verdachte heeft in het café een vrouw aangestoten. Daarop is aangever naar verdachte gelopen en heeft hij gezegd dat verdachte zijn excuses aan de vrouw moest aanbieden.
Aangever heeft bij de politie verklaard dat verdachte hem, nadat hij verdachte had aangesproken, met een glas in zijn gezicht, op zijn linkerwang, heeft geslagen. Aangever voelde dat het glas in zijn gezicht kapot spatte. Hij viel door de klap op de grond. Later bemerkte hij dat zijn wang erg bloedde en dat hij onder het bloed zat.
Verdachte heeft ontkend dat hij aangever met een glas in het gezicht heeft geslagen.
Uit de letselrapportage die ziet op aangever volgt dat aangever vijf bloedende wonden in het gelaat had; één scherpe snijwond op de lip en vier aan de linkerzijde van het gelaat, te weten een winkelhaakvormige scherpe snijwond (1 bij 1 cm), een 8 cm lange diepe scherpe snijwond die qua diepte doorloopt tot in het onderhuidse vetweefsel, een 3 cm lange zeer diepe scherpe snijwond met gedeeltelijk huidverlies waardoor hechting van de wond niet mogelijk was, en een ontvelling. Op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis zijn 22 hechtingen aangebracht. In de rapportage wordt geconcludeerd dat het letsel is veroorzaakt door zeer veel en fors geweld met scherp snijdend(e) voorwerp(en).
Ook ten aanzien van verdachte is een letselrapportage opgemaakt. Daaruit volgt dat verdachte aan zijn rechter onderarm een klein scherprandige bloedende snijwond van ± 2 cm lengte en 2 parallel lopende kleine scherprandige bloedende snijwonden van ± 3 cm lengte had. Verder had verdachte een aantal scherprandige bloedende snijwonden aan de rechter hand.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van aangever past bij de letsels van zowel aangever als verdachte. Daarnaast wordt de verklaring van aangever ondersteund door drie getuigen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft ontkend aangever in het gezicht te hebben geslagen met een glas. Volgens hem is hij zelf door aangever met iets op zijn arm geslagen, waardoor hij een verwonding aan zijn pols heeft opgelopen. De letselrapportage van de verwondingen van verdachte en de verklaring van getuige [getuige 1] ondersteunen de verklaring van verdachte. Daarentegen zijn de verklaringen van aangever en de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] tegenstrijdig, dan wel stemmen deze niet overeen.
Subsidiair is aangevoerd dat onvoldoende blijkt dat het bij aangever geconstateerde letsel het gevolg is van de klap met het glas. Dit letsel kan ook op de grond zijn ontstaan doordat aangever op de grond met glas in aanraking is gekomen. Er is dan ook geen wettig en overtuigend bewijs voor het primair of (meer) subsidiair ten laste gelegde.
Verder is er onvoldoende bewijs om het letsel als zwaar lichamelijk letsel te kwalificeren. Ook blijkt onvoldoende dat sprake is geweest van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte op 12 juli 2015 in Kampen [slachtoffer] met een glas in het gezicht heeft geslagen.
De aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund door de in de letselverklaring geconstateerde letsels aan het gelaat van [slachtoffer] die zijn veroorzaakt door zeer fors geweld met een scherp snijdend voorwerp. Ook wordt de aangifte ondersteund door de verklaringen van de getuigen. Zo heeft [getuige 2] verklaard dat verdachte een glas op het gezicht van [slachtoffer] sloeg, heeft [getuige 4] verklaard dat verdachte met iets scherps in het gezicht van [slachtoffer] sloeg en heeft [getuige 3] verklaard dat verdachte uithaalde met de hand waarmee hij het glas vast had. Weliswaar heeft getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris anders verklaard dan bij de politie op 12 juli 2015, maar ten tijde van het verhoor bij de rechter-commissaris was inmiddels zo veel tijd verstreken na het incident dat de rechtbank de verklaring van de getuige van 12 juli 2015 aanhoudt.
De verklaring van verdachte dat hij niet met het glas heeft geslagen vindt haar weerlegging in de genoemde bewijsmiddelen.
De vraag die vervolgens voorligt is of het letsel in het gelaat van [slachtoffer] is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte aan het slachtoffer toegebrachte letsel, gelet op de aard en de gevolgen daarvan zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Immers, [slachtoffer] had vijf bloedende wonden in zijn gezicht, waarvan één wond qua diepte doorliep tot in het onderhuidse vetweefsel. Bij één wond was sprake van gedeeltelijk huidverlies waardoor hechting van de wond niet mogelijk was. De andere wonden in het gezicht zijn met in totaal 22 hechtingen gehecht. Deze verwondingen hebben geleid tot ontsierende littekens in het gelaat van [slachtoffer] . De ernst van deze littekens getuigt van de ernst van het toegebrachte letsel. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat zwaar lichamelijk letsel kan worden bewezen verklaard.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oordeelt de rechtbank dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht door met een scherp voorwerp (een glas) in zijn hand en met kracht te slaan tegen een kwetsbaar lichaamsdeel als het gezicht.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 12 juli 2015, te Kampen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten diepe snijwonden in het gelaat, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een glas in het gezicht te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor het primair ten laste gelegde een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden wordt opgelegd, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, bij een bewezenverklaring, geen gevangenisstraf op te leggen, gezien de toepasselijkheid van artikel 63 Sr en de overschrijding van de redelijke termijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer] in een uitgaansgelegenheid. Verdachte werd door [slachtoffer] aangesproken vanwege het aanstoten van een meisje door verdachte. Verdachte heeft daarop [slachtoffer] krachtig met een glas in het gezicht geslagen. Voor [slachtoffer] kwam deze slag uit het niets.
Als gevolg van deze mishandeling heeft [slachtoffer] ernstig letsel aan zijn linkerwang opgelopen, dat met 22 hechtingen moest worden gehecht. Nu, twee jaar na het incident, zijn de ontsierende littekens in het gezicht van [slachtoffer] nog zeer goed zichtbaar, zo heeft de rechtbank ter terechtzitting kunnen waarnemen.
Het delict is gepleegd midden in een drukbezochte horecagelegenheid. Veel mensen die niets anders deden dan zich amuseren zijn plotseling getuige van een vreselijk feit. Dat veroorzaakt maatschappelijke verontrusting en gevoelens van angst en onveiligheid bij het publiek. Zo strekken de gevolgen van deze daad zich veel verder uit dan alleen tot het directe slachtoffer.
Daarbij komt dat verdachte, door het feit te ontkennen, geen verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gekeken naar de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Bij een zware mishandeling met zeer zwaar lichamelijk letsel en met gebruikmaking van een wapen (in dit geval een glas) wordt een gevangenisstraf van 1 jaar als uitgangspunt genomen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juli 2017. Daaruit blijkt dat verdachte door de politierechter op 22 maart 2017 en daarmee na onderhavig feit vanwege diefstal met geweld is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf.
Overeenkomstig de oriëntatiepunten en het strafblad van verdachte vindt de rechtbank, gelet op de ernst van het gepleegde feit, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan ook een passende straf.
Verder houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het tijdsverloop.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , heeft zich, middels zijn advocaat mr. N. Muntjewerff te Hoorn, als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 19.555,12, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • kleding € 420,00
  • kosten opvragen medisch dossier 4,50
  • eigen risico 375,00
  • reiskosten 575,62
  • medische behandeling plastisch chirurg 9.680,00
  • juridische bijstand 1.500,00
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 7.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering ten aanzien van de kleren, het eigen risico, de juridische rechtsbijstand en de medische behandeling door de plastisch chirurg betwist en aangevoerd dat deze bedragen onvoldoende zijn onderbouwd.
De kosten voor het opvragen van het medisch dossier en de door de schoonvader van benadeelde gemaakte reiskosten zijn volgens de raadsman geen rechtstreekse schade.
Ten aanzien van de juridische kosten heeft de raadsman ook nog aangevoerd dat deze moeten worden afgewezen omdat benadeelde recht heeft op een gratis toegewezen advocaat.
Volgens de raadsman is niet gebleken dat de kosten voor de medische behandeling door de plastisch chirurg niet door de ziektekostenverzekering worden vergoed.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de raadsman aangevoerd dat het geestelijk letsel niet voldoende is onderbouwd, dan wel verzocht deze vergoeding te matigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadepost kleding is betwist en onvoldoende onderbouwd, nu hiervan geen bonnen of afschriften zijn overgelegd. Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade aan zijn kleding heeft geleden. Enkel de (exacte) omvang staat in dit stadium niet vast. De rechtbank ziet aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade aan de kleding naar redelijkheid en billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op € 150,00. De rechtbank zal de vordering tot zover toewijzen.
De vergoeding van de kosten van het eigen risico zal, gezien de betwisting door de verdediging dat dit eigen risico ook door andere medische handelingen kan zijn opgesoupeerd, niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze kosten zijn niet met stukken onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De opgevoerde schadepost kosten opvragen medisch dossier is niet voldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen.
De gevorderde reiskosten zijn voor toewijzing vatbaar. Dit geldt ook voor de reiskosten die door de schoonvader van benadeelde zijn gemaakt, aangezien dit verplaatste schade betreft.
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de medische behandeling door de plastisch chirurg overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat een dergelijke behandeling niet door een ziektekostenverzekering wordt vergoed. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Op de voet van artikel 6:106, lid 1, sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank overweegt dat bij psychische schade die (mede) is veroorzaakt door toegebracht lichamelijk letsel niet is vereist dat dat deze psychische schade objectief moet zijn vastgesteld, cq moet zijn aan te merken als psychisch letsel.
De rechtbank ziet in onderhavig geval, gelet op de aard van de inbreuk en alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade in goede justitie te bepalen op een bedrag van € 4.000,-.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 14.410,12, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, dan wel de datum vanaf het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij zal voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de gevorderde kosten rechtsbijstand is de rechtbank van oordeel dat aansluiting moet worden gezocht bij het liquidatietarief kantonzaken, dat gebruikelijk wordt toegekend in soortgelijke zaken.
In de onderhavige zaak waardeert de rechtbank de door de advocaat verrichte werkzaamheden aldus:
27 juli 2017: indienen vordering benadeelde partij = 1 punt;
3 augustus 2017: bijwonen zitting = 1 punt.
Aan de hand van het liquidatietarief, waarbij de rechtbank gelet op de hoogte van het toe te wijzen bedrag uitgaat van het tarief behorende bij een hoofdsom tussen € 10.000,00 en € 20.000,00, komt de rechtbank daarbij uit op een bedrag ad € 300,00 per punt, zijnde in totaal € 600,00. De rechtbank zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die tot een hogere vergoeding nopen. Dit brengt met zich dat de gevorderde advocaatkosten voor het overige in deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank zal de benadeelde partij ook in zoverre in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre desgewenst nog aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen tot een bedrag van € 14.410,12, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 27 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van € 4.645,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 600,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2017.
Buiten staat
Mr. Van Rosmalen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, districtsrecherche IJsselland, met nummer PL0600-2015339376. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 12 juli 2015, pagina 45-47, onder meer inhoudende:
(…) Ik zag[dat]
de jongen een longdrinkglas in zijn hand had. (…) Ik stond voor de jongen. (…) Toen ik (…) terug keek zag ik dat de jongen in zijn rechterhand het glas had en zijn arm en hand naar achteren bewoog, ik zag dat hij uithaalde met zijn rechterhand en mij met kracht, het glas in mijn gezicht sloeg. Ik voelde de klap in mijn gezicht, links op mijn wang. Ik voelde dat het glas in mijn gezicht kapot spatte. Ik viel door kracht van de klap op de grond. Ik zag sterretjes door de klap. (…) Hij heeft echt met grote kracht met het glas geslagen. (…) Ik zag dat de donkere jongen die mij met het glas geslagen had ook buiten stond. Ik heb de jongen aan de politie aangewezen en toen heeft de politie de jongen aangehouden. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 12 juli 2015, pagina 58-61, onder meer inhoudende:
(…) V: Maar werd dat glas dan door die jongen gegooid, of hoe moet ik dat zien?
A: Dat is niet echt gooien. We stonden naast elkaar. Ik heb meer het idee dat hij hem sloeg met dat glas. (…)
V: Wat voor glas was dat?
A: Een gewoon glas (…).
V: Maar begrijp ik het dan goed dat die donkere jongen dat glas op het gezicht van die Poolse jongen sloeg?
A: Ja. (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 12 juli 2015, pagina 70-73, onder meer inhoudende:
(…) Een zwarte jongen en een Poolse man. (…) De Poolse jongen ging verhaal halen en vroeg of hij zijn excuses wilde aanbieden. Deze was het er zeker niet mee eens. Ze kregen een woordenwisseling en toen heeft de negroïde jongen met iets scherps in zijn gezicht geslagen. (…) Ze werden uit elkaar gehaald door de security van [café] en toen zag ik dat de Poolse jongen zijn gezicht helemaal onder het bloed zat. (…) Ik zag dat hij een flinke jaap in zijn gezicht had zitten. (…)
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 12 juli 2015, pagina 74-76, onder meer inhoudende:
(…) A: Hij stond aan de bar en ik zag dat de donkere jongen met zijn rechterarm een zwaaibeweging maakte.
V: Wat had de donkere jongen in zijn handen?
A: Ik zag dat de donkere jongen een glas drinken in zijn handen had. Ik zag dat de donkere jongen uithaalde met de hand waarmee hij het glas vast had. (…) Ik kon wel zien dat hij een zwaaibeweging met zijn arm maakte en dat daarop viel [slachtoffer] naar achter en viel op de grond. (…)
5.
De door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, opgemaakte letselrapportage van 14 juli 2015, pagina 55-56, onder meer inhoudende:
(…)
hoofd SO heeft 5 grote bloedende wonden in het gelaat: 1 wond aan de lip (1) en 5 wonden aan de linker zijde van het gelaat (2 t/m 5)LIP1/ bloedende scherpe snijwond op de lip (behandeling: 1 hechting)LINKER ZIJDE GELAAT2/ winkelhaakvormige 1 x 1 cm grote bloedende scherpe snijwond (3 hechtingen)3/ rechte 8 cm lange bloedende diepe scherpe snijwond die qua diepte doorloopt tot in het onderhuidse vetweefsel (17 hechtingen)4/ een 3 cm lange zeer diepe scherpe snijwond met gedeeltelijk huidverlies waardoor hechting van de wond niet mogelijk was (…)de wondranden van deze grote wijkende wond zijn met één steunhechting naar elkaar toe gehaald, waarna genezing vanuit de wondbodem moet gaan plaats vinden; dit zal leiden tot een groot blijvend zichtbaar en lelijk litteken (1 hechting)5/ een ontvelling (geen hechting nodig)Conclusie: ernstig deels diep letsel in het gelaat veroorzaakt door zeer fors scherp snijdend geweld meerdere malen toegebracht in het gelaat van SO, wat gaat leiden tot blijvend zichtbare deels zeer lelijke littekens in het gelaat ERNSTIG LETSEL(…)Fors bloedverlies vanuit de genoemde huidwonden (…)
herstel (…) een deel van de wonden zal genezen met lelijke blijvend zichtbare en daardoor zeer ernstig ontsierende littekens in het gelaat
blijvend letsel Lelijke blijvend zichtbare en daardoor ontsierende littekens in het gelaat
Letsel past bij toedracht Letsel dat gezien de diepte en grootte van de wonden met zeer veel en fors geweld met scherp snijdend(e) voorwerp(en) is toegebracht in het gelaat hetgeen kan passen bij de door SO aangegeven toedracht
bijzonderheden Ernstig letsel met blijvend zichtbare en daardoor ontsierende littekens in het gelaat en daardoor zeer mutilerend. (…)