ECLI:NL:RBOVE:2017:3265

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
08.730046-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor poging tot zware mishandeling met een kandelaar na aantreffen van ex-partner met een andere vrouw

Op 17 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige vrouw uit Raalte, die werd beschuldigd van het slaan van haar ex-partner met een kandelaar. De vrouw was in de nacht van 1 december 2016 de woning van een ander binnengestormd, waar haar ex-partner met een andere vrouw op de bank lag. Dit leidde tot heftige emoties bij de vrouw, die haar ex-partner met de kandelaar op het hoofd en de pols sloeg, wat resulteerde in verwondingen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de emoties van de vrouw begrijpelijk waren, haar reactie volstrekt disproportioneel was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet schuldig was aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar wel aan poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder het feit dat zij samen met de aangever twee kinderen heeft.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730046-17 (P)
Datum vonnis: 17 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr A.M. Vloedbeld en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 3 augustus 2017, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een kandelaar tegen het hoofd en de pols van [slachtoffer] heeft geslagen, waardoor [slachtoffer] gewond is geraakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 01 december 2016 te Raalte aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer (snij)wonden op/in het (achter)hoofd en/of op/in het (voor)hoofd en/of letsel aan pees/pezen en/of zenuw(en) in de pols, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met een kandelaar tegen/op het hoofd en/of lichaam te slaan;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
zij op of omstreeks 01 december 2016 te Raalte ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met een kandelaar tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, meer subsidiair, ter zake dat
zij op of omstreeks 01 december 2016 te Raalte [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen tegen/op het hoofd en/of lichaam te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer (snij)wonden op/in het (achter)hoofd en/of op/in het (voor)hoofd en/of letsel aan pees/pezen en/of zenuw(en) in de pols, ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van aangever bij de politie is geloofwaardig. Hoewel hij ernstig letsel heeft, heeft hij de gebeurtenissen niet aangedikt. Verder komt zijn verklaring overeen met de door de deskundige geconstateerde letsels. Aangever is eerst met de kandelaar op zijn hoofd geslagen. Daarna heeft hij zich afgeweerd door zijn linkerarm omhoog te doen, waardoor hij letsel op zijn arm heeft gekregen. Het letsel past niet bij één klap, maar bij twee klappen, zodat dit onderdeel ook bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat zij op 1 december 2016 te Raalte [slachtoffer] met een kandelaar heeft geslagen, waardoor [slachtoffer] gewond is geraakt aan zijn hoofd en pols. [slachtoffer] heeft hiervan aangifte gedaan.
Primair
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht zoals aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de letselverklaring van 6 januari 2017 volgt dat de wonden aan het gelaat van [slachtoffer] zullen genezen met mogelijk/waarschijnlijk blijvend zichtbare littekens. Het herstel van het peesletsel kan vier tot acht weken duren. Mogelijk zal sprake zijn van blijvende beperkingen in de buigfunctie van de pols. In het dossier bevindt zich echter geen nadere informatie over het herstel van [slachtoffer] van ná 6 januari 2017, noch van een arts, noch van [slachtoffer] zelf. Het dossier bevat dan ook onvoldoende om vast te kunnen stellen of sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet.
Subsidiair
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard [1] ٫ [2] dat verdachte hem met een kandelaar op het hoofd heeft geslagen, waarna het glas van de kandelaar uiteen spatte. Daarna sloeg verdachte nog een keer. [slachtoffer] weerde met een arm deze slag af, waardoor het glas van de kandelaar in zijn pols terecht kwam. Verdachte heeft echter verklaard dat zij [slachtoffer] slechts één keer heeft geslagen.
In het licht van het geconstateerde letsel op twee plekken, zoals dat uit de letselverklaring blijkt en dat past bij de verklaring van [slachtoffer] , heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank zal dan ook de verklaring van [slachtoffer] volgen.
Het met kracht met een (deels glazen) kandelaar van een halve kilo slaan op een kwetsbaar lichaamsdeel als het hoofd levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou kunnen bekomen. Verdachte heeft [slachtoffer] met dusdanige kracht met een kandelaar op het hoofd geslagen, dat daardoor drie diepe open wonden op het voorhoofd zijn ontstaan. Daarnaast heeft verdachte door de tweede klap met een kandelaar een snijwond aan de linker pols opgelopen, waardoor zenuwletsel en gedeeltelijk peesletsel is ontstaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door haar handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat aangever daardoor zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De door verdachte verrichte handelingen worden door de rechtbank beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de poging zware mishandeling zoals subsidiair ten laste gelegd bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 2 december 2016, pagina 7-10;
  • het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 7 december 2016, pagina 11-13;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2016, pagina 31;
  • de door de dienstdoende SEH-arts van het Deventer Ziekenhuis opgemaakte geneeskundige verklaring van 15 december 2016, pagina 35;
  • de door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, opgemaakte letselrapportage van 6 januari 2017, pagina 36-37;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 december 2016, pagina 63-70;
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 3 augustus 2017.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op 1 december 2016 te Raalte ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een kandelaar op het hoofd en het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr). Volgens de verdediging is verdachte door [slachtoffer] bij de keel gepakt, waarna zij om zich heen heeft gezwaaid/gegrepen, heeft gepakt wat voor handen was, hetgeen toevallig een kandelaar was, en daarmee [slachtoffer] heeft geslagen. Er dient dan ook ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie zijn er geen aanwijzingen dat verdachte bij de keel is gegrepen zoals zij stelt, zodat er geen sprake was van een noodweersituatie en haar geen beroep op noodweer toekomt.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient allereerst voldoende aannemelijk te zijn dat verdachte in een ‘noodweersituatie’ verkeerde. Om van een dergelijke situatie te kunnen spreken dient er sprake zijn van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging geboden was.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd (te weten dat verdachte door [slachtoffer] bij de keel is gegrepen waardoor zij geen lucht meer kreeg), niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de verklaring van [slachtoffer] , die door de rechtbank, zoals reeds onder 4.3 overwogen, betrouwbaar wordt geacht.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de haar verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor haar de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 Sr.
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht onder toepassing van het bepaalde in artikel 9a Sr aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen. Verdachte en aangever hebben samen twee kinderen en het is van groot belang dat de onderlinge relatie in stand blijft.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling van [slachtoffer] , met wie zij een relatie had en twee kinderen heeft. Verdachte is in het midden van de nacht schreeuwend de woning van een ander binnengestormd, met wie [slachtoffer] aldaar op de bank lag te vrijen. Terwijl [slachtoffer] verdachte naar buiten probeerde te krijgen, heeft verdachte [slachtoffer] twee keer zodanig met een deels glazen kandelaar geslagen dat hij ernstig letsel op het hoofd en aan de pols heeft opgelopen. De rechtbank begrijpt dat het zien van [slachtoffer] die op dat moment met een andere vrouw aan het vrijen was, bij verdachte heftige emoties opriep, maar het handelen van verdachte dat hier op volgde is naar het oordeel van de rechtbank volstrekt disproportioneel. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Reclassering Nederland heeft op 13 juli 2017 een reclasseringsadvies uitgebracht. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, zonder bijzondere voorwaarden. Het recidiverisico wordt ingeschat op laag gemiddeld.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juni 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank houdt er rekening mee dat sprake is geweest van een impulsieve daad die is ingegeven door de - begrijpelijke - emoties van dat moment.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbenden gelasten van de op de beslaglijst vermelde schoenen en laarzen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen schoenen (pagina 71 van het dossier; volgnummer 1) en laarzen (pagina 71 van het dossier; volgnummer 2).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid, met nummer PL0600-2017059436 van 7 februari 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 2 december 2016, pagina 7, laatste alinea, een na laatste zin.