ECLI:NL:RBOVE:2017:3223

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
08/770140-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een medeplichtige aan een poging tot afpersing in Nijverdal

Op 15 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige man, die als medeplichtige aan een overval op een cafetaria in Nijverdal werd beschuldigd. De verdachte werd veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf, waarvan 112 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd hem opgelegd om schadevergoedingen te betalen van in totaal ruim 1400 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 9 april 2017, samen met een medeverdachte, heeft geprobeerd om de eigenaar van de cafetaria onder bedreiging van geweld tot afgifte van geld te dwingen. Tijdens de zittingen op 27 juni en 1 augustus 2017 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie een veroordeling eiste. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank concludeerde dat de verdachte medeplichtig was aan de poging tot afpersing, hoewel hij niet zelf het geweld had gepleegd. De rechtbank achtte de bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht om tot een veroordeling te komen, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en een ambulante behandeling voor verslavingsproblematiek.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770140-17 (P)
Datum vonnis: 15 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
ten tijde van de terechtzitting verblijvende te Grave,
P.I. Grave, Huis van Bewaring “Grave” (unit A + B).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 juni 2017 en 1 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. K.M. Kuipers-ten Voorde, advocaat te Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
primairal dan niet samen met een ander, heeft geprobeerd om door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld, althans
subsidiairmedeplichtig is geweest aan de poging van [medeverdachte] om door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 9 april 2017, te Nijverdal, in de gemeente Hellendoorn, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
een persoon, genaamd [slachtoffer] (zijnde de eigenaar van [cafetaria] ,
gelegen aan de [straat 1] en/of de [straat 2] ) te dwingen tot de afgifte
van (een hoeveelheid) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
  • (zich) voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon en/of sjaal/doek, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht - zich naar voornoemde [cafetaria] heeft/hebben begeven en/of
  • (vervolgens) op de (zij)deur (van voornoemd [cafetaria] ) heeft/hebben geklopt en/of
  • (vervolgens) - toen voornoemde [slachtoffer] de deur open deed - die [slachtoffer] een zaag, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of daarmee in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben gemanipuleerd en/of
  • (vervolgens) (daarbij) (meermalen) naar/in de richting van die [slachtoffer] (op dreigende toon) heeft/hebben geroepen: "Ik wil geld" en/of "Geef me geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte] , op of omstreeks 9 april 2017, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer] (zijnde de eigenaar van [cafetaria] , gelegen aan de [straat 1] en/of de [straat 2] ), te dwingen tot de afgifte van (een hoeveelheid) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] , welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte] :
  • (zich) voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn hoofd/gezicht getrokken capuchon en/of sjaal/doek, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht - zich naar voornoemde [cafetaria] heeft begeven en/of
  • (vervolgens) op de (zij)deur (van voornoemd [cafetaria] ) heeft geklopt en/of - (vervolgens) - toen voornoemde [slachtoffer] de deur open deed - die [slachtoffer] een zaag, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond/voorgehouden en/of daarmee in de richting van die [slachtoffer] heeft gemanipuleerd en/of
  • (vervolgens) (daarbij) (meermalen) naar/in de richting van die [slachtoffer] (op dreigende toon) heeft geroepen: “Ik wil geld” en/of “Geef me geld”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tot en/of bij het plegen van welk(e) (poging tot) misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 9 april 2017, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
  • die [medeverdachte] voornoemde zaag, althans voornoemd scherpe en/of puntige voorwerp te verschaffen en/of
  • (voor die [medeverdachte] ) op de uitkijk te gaan staan.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 10 april 2017 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van een poging tot afpersing. In de avond van 9 april 2017 hoorde aangever een persoon kloppen op de zijdeur van [cafetaria] in Nijverdal. Aangever deed de deur open, waarna hij een lange, dunne man met een capuchon op en een sjaal voor het gezicht zag. Aangever zag dat de man een zaag in zijn handen had en hoorde de man tot tweemaal toe zeggen dat deze geld wilde. De man ging weg nadat hem niets werd gegeven. Op zo’n 15 tot 20 meter afstand van de cafetaria zag aangever een tweede man, die enkel een sjaal voor het gezicht had en kleiner en dikker van postuur was.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen voor het hem onder 1 primair ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit integraal vrijspraak bepleit. Ter zitting heeft de raadsvrouw, kort en zakelijk, aangevoerd en toegelicht dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om dit feit bewezen te verklaren.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank ziet zich in eerste instantie voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op 9 april 2017 te Nijverdal, al dan niet samen met een ander, heeft geprobeerd om [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld door middel van geweld en/of bedreiging met geweld.
De rechtbank stelt voorop dat voor medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, welke samenwerking gericht dient te zijn op de in de tenlastelegging genoemde gedragingen. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, zoals het op de uitkijk staan, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het hem ten laste gelegde het volgende af.
Uit de aangifte van aangever [slachtoffer] en de verklaring van de getuige [getuige] komt naar voren dat twee personen betrokken zijn bij het feit. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat een lange, dunne man hem onder bedreiging van een zaag, althans een scherp en puntig voorwerp, probeerde te dwingen tot afgifte van geld. De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij een lange, slanke man zag en dat de man een zaag in zijn handen had. Zij hoorde hem zeggen dat hij geld wilde. De rechtbank stelt vast dat deze persoon de medeverdachte [medeverdachte] is. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op zo’n 15 tot 20 meter afstand van de cafetaria een tweede man zag staan. Deze man was kleiner en dikker van postuur. De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij eveneens een kleinere gedrongen man ter hoogte van het fietspad zag staan. De rechtbank stelt vast dat deze persoon de verdachte is. De verdachte heeft zowel tijdens het politieonderzoek als ter terechtzitting verklaard dat hij slechts op de uitkijk stond terwijl de medeverdachte feitelijk uitvoering gaf aan het delict.
De rechtbank is van oordeel dat het bewijs voor een gezamenlijke uitvoering van het delict ontbreekt. De bewijsmiddelen geven er geen blijk van dat verdachte het initiatief heeft genomen tot het plegen van het delict, dan wel dat zijn rol in de voorbereiding of uitvoering anderszins van substantieel belang is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van de verdachte aan het delict derhalve van onvoldoende gewicht en wordt de aangifte niet genoegzaam ondersteund door overige bewijsmiddelen om te concluderen dat onder de geschetste concrete omstandigheden sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van het hem ten laste gelegde medeplegen.
Hierop ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verdachte medeplichtig is aan een poging tot afpersing op 9 april 2017 te Nijverdal.
De rechtbank stelt voorop dat voor medeplichtigheid is vereist dat sprake is van opzet op de eigen bijdrage van de verdachte en het misdrijf dat hij ondersteunt. Daarnaast dient de verdachte – hetzij voorafgaand aan hetzij tijdens het plegen van het delict – daadwerkelijk hulp te hebben verleend bij het plegen van het delict. Tevens dient van het delict zelf een strafbare poging daartoe of strafbare voorbereiding te zijn gevolgd. De aangifte van
[slachtoffer] [2] , de getuigenverklaring van [getuige] [3] en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting [4] in acht genomen, is de rechtbank van oordeel dat aan de vereisten voor medeplichtigheid is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de verdachte immers opzettelijk behulpzaam geweest bij het gepleegde delict door tijdens het plegen daarvan op de uitkijk te gaan staan voor diens medeverdachte. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte een zaag, althans een scherp en puntig voorwerp, aan de medeverdachte heeft verschaft, zodat de verdachte van dat onderdeel wordt vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat (subsidiair):
[medeverdachte] op 9 april 2017 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd
[slachtoffer] , zijnde de eigenaar van [cafetaria] , te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan die [slachtoffer] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte] :
  • voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn hoofd/gezicht getrokken capuchon en/of sjaal/doek, zich naar voornoemde [cafetaria] heeft begeven en
  • (vervolgens) op de (zij)deur van dat [cafetaria] heeft geklopt en - (vervolgens) - toen voornoemde [slachtoffer] de deur open deed - die [slachtoffer] een zaag, heeft getoond/ voorgehouden en daarmee in de richting van die [slachtoffer] heeft gemanipuleerd en
  • daarbij meermalen naar/in de richting van die [slachtoffer] heeft geroepen: “Ik wil geld” en/of “Geef me geld”,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
bij het plegen van welke poging tot misdrijf hij, verdachte, op 9 april 2017 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, opzettelijk behulpzaam is geweest door voor die [medeverdachte] op de uitkijk te gaan staan.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 48 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair het misdrijf:
medeplichtigheid aan poging tot afpersing.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat de verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank bij vonnis als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen en een drugs- en alcoholverbod zal stellen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht om de verdachte integraal vrij te spreken van het hem ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om, in geval van bewezenverklaring, de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van gelijke duur als de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorbracht, alsmede tot een voorwaardelijke straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest bij de poging tot afpersing van [slachtoffer] . Dat een poging tot afpersing een ernstig delict is dat een enorme impact heeft op de samenleving, maar in het bijzonder op slachtoffers daarvan, is vanzelfsprekend en behoeft geen nadere uitleg.
Uit het reclasseringsrapport van 12 juli 2017 volgt dat sprake is van een relatie tussen het gepleegde delict en verschillende leefgebieden van verdachte, waaronder huisvesting, financiën en drugs- en alcoholgebruik. Uit verdiepingsdiagnostiek volgt dat de verdachte functioneert op een zwakbegaafd intelligentieniveau. De reclassering schat de kans op recidive als hoog en adviseert om een ambulant hulpverleningstraject te bevelen dat gericht is op verdachtes verslavingsproblematiek, alsmede een begeleid wonen-traject. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard om mee te werken aan zowel een ambulante behandeling als een begeleid wonen-traject.
Blijkens diens justitiële documentatie is de verdachte in het verleden meermalen in aanraking gekomen met politie en justitie, maar niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk delict als het onderhavige.
Verdachtes strafrechtelijke verleden en de bevindingen van de reclassering in acht genomen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden is. De rechtbank bepaalt daarbij dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 112 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. Dit kan het geval zijn indien de veroordeelde voor het einde van de proeftijd de hem te stellen algemene en bijzondere voorwaarden niet nakomt. De rechtbank zal – naast algemene voorwaarden – bevelen dat de veroordeelde zich meldt bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, hij zich ten behoeve van zijn verslavingsproblematiek ambulant laat behandelen door Tactus Verslavingszorg, hij meewerkt aan de plaatsing bij Huis en Haard te Enschede en hij zich houdt aan de richtlijnen van de reclassering met betrekking tot alcohol- en drugsgebruik. De rechtbank bepaalt daarbij dat de proeftijd drie jaren bedraagt. Voorts bepaalt de rechtbank dat de tijd die de veroordeelde in voorarrest heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht op de gevangenisstraf.

8.De schade van benadeelden

8.1.1 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert de verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.425,12, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij heeft daarbij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
Beveiliging zijdeur ad € 374,72;
Reiskosten ad € 50,40.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,00 gevorderd.
8.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig toewijsbaar is voor een bedrag van € 1.425,12, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de rechtbank voor dat bedrag de schadevergoedings-maatregel op te leggen.
8.1.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing van zowel de materiële als de immateriële schade.
8.1.4 Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 425,12, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Wat betreft de immateriële schade is met het bewezenverklaarde naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Dat een poging tot een overval een enorme impact heeft op de betrokkenen, behoeft zoals hiervoor vermeld geen nadere uitleg. Met betrekking tot de hoogte van het bedrag is de rechtbank van oordeel dat zekere terughoudendheid op z’n plaats is, aangezien een verdere concrete onderbouwing van het schadebedrag ontbreekt. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade daarom toewijzen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. De rechtbank zal de vordering overigens niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal daarnaast voor een bedrag van € 925,12 de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
8.2.1 De vordering van de benadeelde partij [getuige]
[getuige]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert de verdachte te veroordelen om vergoeding van immateriële schade te betalen tot een totaalbedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij heeft daarbij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig toewijsbaar is voor een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de rechtbank voor dat bedrag de schadevergoedings-maatregel op te leggen.
8.2.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing van de immateriële schade.
8.2.4 Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Dat een poging tot een overval een enorme impact heeft op de betrokkenen behoeft zoals hiervoor vermeld geen nadere uitleg. Met betrekking tot de hoogte van het bedrag is de rechtbank van oordeel dat zekere terughoudendheid op z’n plaats is, aangezien een verdere concrete onderbouwing van het schadebedrag ontbreekt. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade daarom toewijzen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. De rechtbank zal de vordering overigens niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal daarnaast voor een bedrag van € 500,00 de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 14a, 14b, 14c, 14d en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het hem primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat de verdachte het hem subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid van het feit
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplichtigheid aan poging tot afpersing;
s
trafbaarheid van de verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als
  • zich gedurende de proeftijd meldt bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, Tubantiasingel 5 te Enschede, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
  • zich ten behoeve van zijn verslavingsproblematiek ambulant laat behandelen bij Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
  • zijn medewerking verleent aan plaatsing binnen Huis en Haard Het Bijvank te Enschede of een soortgelijke forensische RIBW, zulks ter beoordeling van de reclassering, en aldaar zal verblijven en zich zal houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zo lang de reclassering dat nodig acht;
  • zich houdt aan de richtlijnen van de reclassering omtrent alcohol en druggebruik, ook als dit volledige abstinentie inhoudt, waarbij hij zijn medewerking verleent aan controles op dit verbod, zo lang de reclassering dit nodig acht.
  • draagt Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als de veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van de benadeelde partij [getuige]
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als de veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van dinsdag 15 augustus 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H.W. Teekman, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van J.J.J. Bernsen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2017.
Buiten staat
Mr. Den Dulk is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer 2017161724 van 9 mei 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van 10 april 2017, voor zover betreffende de redengevende feiten en omstandigheden, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] .
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige van 10 april 2017, voor zover betreffende de redengevende feiten en omstandigheden, inhoudende de verklaring van de getuige [getuige] .
4.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 1 augustus 2017, voor zover betreffende de redengevende feiten en omstandigheden, inhoudende de verklaring van de verdachte.