ECLI:NL:RBOVE:2017:3199

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
11 augustus 2017
Zaaknummer
(P) 08/770048-17 en 08/195502-16 en 08/730756-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval en mishandeling met schadevergoeding

Op 11 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 37-jarige man uit Almelo veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man was samen met twee medeverdachten betrokken bij een gewapende overval op een winkel in Almelo op 27 januari 2017. Tijdens de overval bedreigde een medeverdachte, gekleed in een bivakmuts, de aanwezige medewerkers met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dwong hen tot het afgeven van geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten nauw samenwerkten en dat hun opzet gericht was op het plegen van de overval. Naast de overval werd de verdachte ook veroordeeld voor mishandeling van zijn buurman, het bezit van een groot aantal busjes pepperspray en vernieling van een televisie in het arrestantencentrum. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de slachtoffers van de overval, die in totaal meer dan 4500 euro bedragen. De verdachte moet ook 3 maanden celstraf uitzitten uit een eerdere voorwaardelijke veroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: (P) 08/770048-17 en 08/195502-16 en 08/730756-15 (tul)
Datum vonnis: 11 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in het Huis van Bewaring te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte:
wat betreft parketnummer 08/770048-17:
1 primair:al dan niet in vereniging een overval heeft gepleegd dan wel:
subsidiair:medeplichtig is geweest aan de onder primair tenlastegelegde overval.
2. een beeldscherm heeft vernield;
3. busjes met daarin pepperspray voorhanden heeft gehad;
en wat betreft parketnummer 08/195502-16:
een persoon heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
wat betreft parketnummer 08/770048-17:
1. hij op of omstreeks 27 januari 2017, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (in/tijdens haar functie van/als medewerker/eigenaresse) heeft gedwongen tot de afgifte van
(een) (hoeveelheid) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] (gelegen aan het [adres] ) en/of aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk voor/over zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon/(bivak)muts, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht - zich naar/in voornoemde winkel ( [winkel] ) heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) (daarbij) (aan) die [slachtoffer 1] en/of aan een of meer (aldaar) in die winkel ( [winkel] ) aanwezige perso(o)n(en) (waaronder de eigenaar, genaamd [slachtoffer 2] ) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of
- ( vervolgens) voornoemd pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of op die andere aanwezige perso(o)n(en) (waaronder de eigenaar, genaamd [slachtoffer 2] ) heeft/hebben gericht (gehouden) en/of - (vervolgens) (daarbij) (naar/in de richting van) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld/geroepen: "Overval, geld, geld" en/of "Geld, geld alles" en/of "geld, geld, godverdomme geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( vervolgens) heeft die [slachtoffer 1] (telkens) (een) (hoeveelheid) (brief)geld uit de kassa(lade) gepakt/gehaald en/of dit/deze (telkens) in een – door verdachte(n) verstrekte - (plastic)tas (welke verdachte(n) (reeds) op de balie/toonbank had(den) (neer)gezet) gestopt en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), voornoemd(e) - met (brief)geld gevulde - (plastic) tas meegenomen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 1] en/of [verdachte] , op of omstreeks 27 januari 2017, in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (in/tijdens haar functie van/als medewerker/eigenaresse) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van (een) (hoeveelheid) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] (gelegen aan het [adres] ) en/of aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [verdachte] , welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of die [verdachte] :
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk voor/over zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon/(bivak)muts, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht - zich naar/in voornoemde winkel ( [winkel] ) heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) (daarbij) (aan) die [slachtoffer 1] en/of aan een of meer (aldaar) in die winkel ( [winkel] ) aanwezige perso(o)n(en) (waaronder de eigenaar, genaamd [slachtoffer 2] ) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of
- ( vervolgens) voornoemd pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of op die andere aanwezige perso(o)n(en) (waaronder de eigenaar, genaamd [slachtoffer 2] ) heeft/hebben gericht (gehouden) en/of
- ( vervolgens) (daarbij) (naar/in de richting van) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld/geroepen: "Overval, geld, geld" en/of "Geld, geld alles" en/of "geld, geld, godverdomme geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( vervolgens) heeft die [slachtoffer 1] (telkens) (een) (hoeveelheid) (brief)geld uit de kassa(lade) gepakt/gehaald en/of dit/deze (telkens) in een – door verdachte(n) verstrekte - (plastic)tas (welke verdachte(n) (reeds) op de balie/toonbank had(den) (neer)gezet) gestopt en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben verdachte(n) voornoemd(e) - met (brief)geld gevulde - (plastic) tas meegenomen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 27 januari 2017, in de gemeente Almelo, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- die [medeverdachte 1] te tippen om de [winkel] te (gaan) overvallen (aangezien er goede vluchtroutes zouden zijn) en/of
- ( aldaar) in een (gereedstaande) (personen)auto (vluchtauto) (met stationair draaiende motor) op die [medeverdachte 1] te wachten en/of op de uitkijk te staan;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2017, in de gemeente Borne, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een (televisie) beeldscherm, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Arrestantencentrum Borne (gelegen aan de Hosbekkeweg 1 A),
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt, door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk (met (zeer) (veel) kracht) op/tegen dat (televisie) beeldscherm te slaan/te stompen en/of te schoppen/te trappen;
3.
hij op of omstreeks 9 februari 2017, in de gemeente Almelo, 44, althans een (zeer) groot aantal busjes met (daarin) pepperspray (merk/type Protect Pfeffer-Spray), zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
en wat betreft parketnummer 08/195502-16:
hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Almelo [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (met kracht) met een honkbalknuppel, althans met een op een honkbalknuppel gelijkend voorwerp, op/tegen de arm, althans op/tegen het lichaam te slaan;
De rechtbank zal het feit onder parketnummer 08/195502-16 hierna steeds vermelden als feit 4.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden. Feit 1 primair op basis van de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de verklaring tegenover de politie van de medeverdachte [medeverdachte 1] en (deels) de verklaring van verdachte ter terechtzitting. De feiten 2 en 3 op basis van de processen-verbaal van de verbalisanten en feit 4 op basis van de verklaring van aangever [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, conform zijn ter zitting overgelegde pleitnota op de volgende standpunten gesteld:
feit 1: verdachte dient geheel te worden vrijgesproken;
feit 2: verdachte dient te worden vrijgesproken;
feit 3: referte voor wat betreft een bewezenverklaring;
feit 4: verdachte heeft gehandeld uit noodweer, zodat ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt met betrekking tot feit 1 primair het volgende.
Uit het verhandelde ter zitting en gelet op de inhoud van de hierna in de bijlage vermelde bewijsmiddelen is, naar het oordeel van de rechtbank, het volgende scenario komen vast te staan.
Op 27 januari 2017 komen de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de woning van verdachte [verdachte] ;
Verdachte [medeverdachte 1] geeft aan een overval te willen plegen op een postkantoor;
Verdachte [medeverdachte 2] geeft aan dat dat te gevaarlijk is omdat mogelijk de toegangsdeur geblokkeerd kan worden;
Verdachte [medeverdachte 2] geeft aan dat de [winkel] aan het [adres] in Almelo een beter doelwit is, aangezien men vanaf die plaats ook makkelijker weg kan komen;
Verdachte [medeverdachte 1] heeft van verdachte [verdachte] een bivakmuts gekregen, terwijl hij een tijd daarvoor van [verdachte] ook een pistool had overgenomen;
De bij de overval gebruikte plastic tas is eigendom van [verdachte] en is door [medeverdachte 1] meegenomen;
Alle drie verdachten stappen in de auto van verdachte [verdachte] en laatstgenoemde is de bestuurder van deze personenauto;
Verdachte [medeverdachte 1] zit op de bijrijdersplaats en verdachten [medeverdachte 2] zit achter in de auto;
Verdachten rijden voorbij de [winkel] en verdachte [verdachte] stopt zijn auto op een zodanige plaats dat ze niet zichtbaar zijn voor de mensen in de [winkel] .
Verdachte [medeverdachte 1] stapt uit, trekt vóór binnenkomst in de winkel de bivakmuts over zijn gezicht en gaat de [winkel] binnen en bedreigt de aanwezigen in die winkel met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, eist op luide toon geld en laat de medewerkster geld stoppen in de door hem op de balie gelegde plastic tas;
Nadat de medewerkster geld in de plastic tas heeft gedaan, rent verdachte [medeverdachte 1] naar de auto met beide medeverdachten;
Verdachte [medeverdachte 1] springt achter in de auto, terwijl verdachte [medeverdachte 2] plaats neemt op de bijrijdersplaats;
Verdachte [verdachte] rijdt, nadat verdachte [medeverdachte 1] in de auto is gestapt, direct weg;
Verdachte [medeverdachte 1] trekt, op de achterbank van de auto zittend, zijn donkere kleding uit en gooit die kleding met de bivakmuts in de plastic tas;
Verdachte [medeverdachte 1] verdeelt de buit direct in de auto en geeft beide andere verdachten hun deel;
De verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] nemen hun deel van de buit aan;
De verdachte [verdachte] gooit de tas met kleding van de overval in een container.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat, hoewel de overvallen personen ‘slechts’ werden geconfronteerd met de verdachte ( [medeverdachte 1] ), alle drie verdachten vanaf het eerste ogenblik bewust en nauw hebben samengewerkt, terwijl hun opzet al die tijd gericht is geweest op het overvallen van de [winkel] aan het [adres] in Almelo.
De rol van een ieder bij deze overval is, naar het oordeel van de rechtbank, uitwisselbaar geweest, hetgeen niet wegneemt dat bij de uiteindelijk feitelijk uitgevoerde overval de rol/bijdrage van iedere verdachte afzonderlijk dient te worden vastgesteld en gewogen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. hij op 27 januari 2017, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (in/tijdens haar functie van/als medewerker/eigenaresse) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [winkel] , gelegen aan het [adres] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zijn mededader:
- voorzien van een over zijn hoofd getrokken bivakmuts, zich naar/in voornoemde winkel ( [winkel] ) heeft begeven en
- vervolgens daarbij aan die [slachtoffer 1] en aan de aldaar in die winkel aanwezige personen, waaronder de eigenaar, genaamd [slachtoffer 2] , een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond/voorgehouden en
- vervolgens voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] en die andere aanwezige personen, waaronder de eigenaar [slachtoffer 2] , heeft gericht gehouden en
- daarbij naar/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geroepen: "overval, geld, geld" en/of "geld, geld alles" en/of "geld, geld, godverdomme geld", en
- vervolgens heeft die [slachtoffer 1] een hoeveelheid briefgeld uit de kassa(lade) gepakt en dit in een – door de mededader verstrekte – plastictas, welke de mededader reeds op de balie/toonbank had neergezet gestopt en
- vervolgens hebben hij, verdachte en zijn mededaders, voornoemde - met briefgeld gevulde - plastic tas meegenomen;
2.
hij op 27 januari 2017, in de gemeente Borne, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een televisie beeldscherm, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan Arrestantencentrum Borne (gelegen aan de Hosbekkeweg 1 A), heeft vernield, door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met kracht tegen dat televisie beeldscherm te slaan;
3.
hij op 9 februari 2017, in de gemeente Almelo, 44 busjes met daarin pepperspray (merk/type Protect Pfeffer-Spray), zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 21 maart 2016 te Almelo [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] met kracht met een honkbalknuppel op/tegen de arm te slaan.
4.5
Wat betreft het ovar-verweer met betrekking tot feit 4:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van zelfverdediging, nu verdachte zelf de confrontatie met het slachtoffer is aangegaan.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij, nadat zijn buurvrouw hun Duitse herdershond op hem had losgelaten, zijn woning is ingevlucht, dat hij vervolgens een honkbalknuppel heeft gepakt en daarmee naar buiten is gelopen en tegen de buurman heeft geroepen dat deze naar buiten moest komen.
Vervolgens zag hij dat zijn buurman hem van achteren naderde en heeft hij zich omgedraaid en uitgehaald met zijn honkbalknuppel, waarbij hij zijn buurman tegen diens arm sloeg.
In het proces-verbaal van aangifte van 21 maart 2016 heeft ook het slachtoffer verklaard dat verdachte buiten was, naar binnen ging en vervolgens weer naar buiten kwam met in zijn handen een honkbalknuppel en dat hij vervolgens met die konbalknuppel tegen zijn arm is geslagen.
Gelet op dat bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte bewust en zonder enige noodzaak daartoe zelf de confrontatie met het slachtoffer is aangegaan, zodat geen sprake is van een noodweersituatie. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 317 (feit 1), 350 (feit 2) en 300 (feit 4) van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 26 Wet wapens en munitie (feit 3). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
feit 1 primair:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie;
feit 4:
Mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. Als bijzondere voorwaarden dienen daarbij te worden opgenomen de voorwaarden zoals die door de reclasseringswerker M. Schuur in het reclasseringsadvies van 26 mei 2017 zijn opgenomen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, conform de door de raadsman ter zitting overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten en dat voor feit 4 verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft zich wat betreft feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Daarin staat dat bij een overval met licht geweld/bedreiging een gevangenisstraf van twee jaar past en dat (onder meer) recidive straf vermeerderend kan werken.
Verdachte is eerder veroordeeld ter zake met name vermogensdelicten en delicten betreffende de Wet wapens en munitie.
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een overval op een winkel.
Dat het feit grote impact heeft gehad op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt wel uit de door hen opgestelde (en door de voorzitter ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen.
De ervaring leert in het algemeen dat slachtoffers van dit soort misdrijven daarvan nog langdurig nadelige lichamelijk en/of psychische gevolgen ondervinden. Ook in het onderhavige geval is komen vast te staan dat deze ondernemer en zijn echtgenote door dit misdrijf diep zijn getroffen.
Door het plegen van een gewapende overval hebben verdachte en zijn mededaders geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en hebben verdachte en zijn mededaders door hun handelen de gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij ondernemers versterkt.
De rechtbank rekent verdachte dit feit dan ook ernstig aan.
Verdachte heeft zich eveneens schuldig gemaakt aan een mishandeling, een vernieling en het aanwezig hebben van een groot aantal busjes pepperspray.
Omtrent verdachte is op 26 mei 2017 gerapporteerd door de reclasseringswerker M. Schuur, werkzaam bij de Reclassering Nederland. Bij de vaststelling van na te melden straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op de inhoud van dit rapport.
De rechtbank heeft daarbij, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht, een aan verdachte door het Functioneel Parket Zwolle op 15 maart 2017 opgelegde strafbeschikking in rekening gebracht, waarbij aan verdachte ter zake overtreding van art. 1.2.4 lid 1 van het Vuurwerkbesluit een boete is opgelegd van € 500,00.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een straf als na te melden passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

9.1
De vorderingen van de benadeelde partijen wat betreft feit 1
1. [slachtoffer 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.367,80 (tweeduizenddriehonderd en zevenenzestig euro en 80/100 cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- slaapmedicatie: € 15,24
- kalmeringsmiddel € 41,64
- eigen risico € 310,92.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,00 gevorderd.
2. [slachtoffer 1] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.550,00 (duizendvijfhonderd en vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De schade bestaat uit de post immateriële schade.
3. [winkel] Almelo, vertegenwoordigd door [slachtoffer 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.739,82 (zesduizendzevenhonderd en negenendertig euro en 82/100 cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- parkeerkosten: € 10,40
- reiskosten: € 15,68
- winstderving: € 399,00
- loonkosten: € 6.214,74
- geld: € 620,00 (af: teruggave van € 520,00): € 100,00.
De vordering van de benadeelde partij wat betreft feit 4
4. [slachtoffer 3] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 750,00 (zevenhonderd en vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De schade bestaat uit de post immateriële schade. De schade bestaat uit de post immateriële schade en is gevorderd als voorschot.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vier vorderingen voldoende zijn onderbouwd en aannemelijk gemaakt en dat de vorderingen geheel kunnen worden toegewezen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2017 (wat betreft de onder 1, 2 en 3 vermelde vorderingen) en 21 maart 2016 (de onder 4 vermelde vordering) en telkens met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, nu voor feit 1 vrijspraak dient te volgen, de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [winkel] niet-ontvankelijk in hun vordering dienen te worden verklaard. Subsidiair is de raadsman van oordeel dat slechts de heel directe en eenvoudig herleidbare kosten van het feit zelf voor toewijzing vatbaar zijn.
Wat betreft de civiele vordering van [slachtoffer 3] (feit 4) heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien verdachte het feit uit noodweer heeft gepleegd.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de drie benadeelde partijen. Voor zover de vorderingen zullen worden toegewezen zal de rechtbank tevens toepassing geven aan de hoofdelijkheidsclausule.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is ook komen vast te staan dat verdachte door het onder 4 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd, aannemelijk en niet betwist.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot de gevorderde bedragen van respectievelijk € 2.367,80 en € 1.550,00, telkens te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [winkel]
De opgevoerde schadeposten zijn, met uitzondering van de post ‘loonkosten’, voldoende onderbouwd, aannemelijk en niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 525,08, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De onder de post ‘loonkosten’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld, terwijl namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel (€ 6.214,74) niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en tot na te melden bedrag ook aannemelijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Het overige deel van de vordering acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd en aannemelijk.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel (€ 500,00) niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08/195502-16

De officier van justitie heeft volhard bij zijn vordering tot tenuitvoerlegging.
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht, aangezien weliswaar sprake is van één nieuw strafbaar feit, maar dat het feit een bagatel is en geen basis voor een tenuitvoerlegging kan zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbaar feiten heeft schuldig gemaakt.
11. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 91 Sr en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

12.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
dertig (30) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
tien (10) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten:
- kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie (3) jarende navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoedingen
- bepaalt dat de benadeelde partij
[winkel]voor een deel van € 6.214,74
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partijen
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [winkel]van een bedrag van respectievelijk € 2.367,80, € 1.550,00 en € 525,08 telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2017 en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor de gehele bedragen aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, de ander daarvan telkens in zoverre zal zijn bevrijd, om deze bedragen tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partijen;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invorderingen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor een deel van € 500,00
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partijen
[slachtoffer 3]van een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2016;
- legt telkens de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.367,80, € 1.550,00 en € 525,08,telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
27 januari 2017ten behoeve van de benadeelden, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van respectievelijk
33, 25 en 11 dagenzal worden toegepast, en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor de gehele bedragen aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, de ander daarvan telkens in zoverre zal zijn bevrijd, om deze bedragen tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partijen;
Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichtingen onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee telkens de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partijen het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee telkens de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
217mart 2016ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
5 dagenzal worden toegepast;
Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichtingen onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf onder parketnummer 08/730756-15
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige kamer in het arrondissement Overijssel van 30 juni 2016 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
drie (3) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. G. van Eerden en
mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wat betreft feit 1:
Op 27 januari 2017 bevond ik mij in mijn woning in Almelo. Bij mij waren [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zei dat hij een overval wilde plegen. [medeverdachte 1] ging weg op de fiets, maar kwam even later terug. Hij wilde nog steeds een overval plegen. De bivakmuts die hij bij de overval droeg had hij van mij gekregen. [medeverdachte 1] had, toen wij in mijn auto wegreden, donkere kleding aan. [medeverdachte 2] zat achter in de auto en [medeverdachte 1] zat naast mij op de bijrijdersstoel. Voorbij de [winkel] ben ik gestopt en is [medeverdachte 1] daar naartoe gelopen. Hij kwam in looppas terug met in zijn handen een plastic tas met opdruk “Action”. Die tas was van mij. Toen [medeverdachte 1] terug kwam is hij achter in de auto gaan zitten en reden wij direct weg. In de auto kregen [medeverdachte 2] en ik geld van [medeverdachte 1] . Ik wist dat dat geld afkomstig was van de overval. Ik ben naar het Shell-station gereden en daar heb ik de kleren van [medeverdachte 1] in een container gegooid.
Wat betreft feit 2:
Ik zat, na mijn aanhouding op 27 januari 2017, in een cel in het arrestantencentrum in Borne. Ik was gefrustreerd en alleen kanaal 2 van de televisie deed het. Ik was heel boos en heb toen een harde klap op het beeldscherm gegeven. In het beeldscherm zat onderin al een klein scheurtje en door de klap is het scheurtje groter geworden.
Wat betreft feit 3:Tijdens de doorzoeking van mijn woning op 9 februari 2017 heeft de politie 44 busjes pepperspray aangetroffen. Deze busjes zijn van mij.
Wat betreft feit 4:
Op 21 maart 2016 was ik bij mijn woning in Almelo. Mijn buurvrouw liet hun Duitse herdershond op mij los. Ik ben toen mijn woning ingevlucht. Ik heb vervolgens een honkbalknuppel gepakt en ben daarmee naar buiten gelopen. Ik heb tegen de buurman geroepen dat hij naar buiten moest komen. Ik zag vervolgens dat mijn buurman mij van achteren naderde en ik heb mij omgedraaid en uitgehaald met mijn honkbalknuppel. Daarbij sloeg ik met die honkbalknuppel tegen de arm van mijn buurman.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland met het dossiernummer ON2R017012 van 28 februari 2017 en welk geheel is doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 268. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Blz. 6-13:
het relaas van de verbalisant [verbalisant]:
In het hieronder weergegeven onderzoek zijn de genoemde personen als verdachte aangehouden ter zake het plegen van een overval op vrijdag 27 januari 2017 te Almelo.
Als verdachten werden aangehouden [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Aanleiding onderzoek:
Op vrijdag 27 januari 2017 omstreeks 14.30 uur werd er een overval gepleegd op de [winkel] in Almelo, gevestigd aan het [adres] , gemeente Almelo. Er kwam rond genoemd tijdstip één overvaller de winkel binnen. Er waren op dat moment drie personen in de winkel aanwezig. Achter de balie stond aangeefster [slachtoffer 1] . Voor de balie stond de getuige [getuige] en de aangever [slachtoffer 2] . De overvaller bedreigde de genoemde drie personen met een pistool. Hij was geheel in het zwart gekleed en droeg een zwarte bivakmuts. De overvaller legde een tas op de balie en riep dat hij geld moest hebben. Hij bleef dreigend wijzen met het pistool, zowel naar aangeefster als aangever. Aangeefster [slachtoffer 1] was aanvankelijk verstijfd van schrik. Op aandringen van haar man, aangever [slachtoffer 2] , haalde zij een geldbedrag uit de kassa en stopte dit in de tas. De overvaller bleef doorlopend dreigen met het pistool. De overvaller pakte de tas en liep de winkel weer uit. Door getuigen, die op het moment van de overval in de directe omgeving van de [winkel] waren, werd een opvallende persoon gezien die in een donkerkleurige personenauto stapte. In deze auto zaten nog twee personen. De derde (opvallende) persoon, naar later bleek de overvaller, stapte achterin deze auto. Door meerdere politie-eenheden werd het verkeer op de toegangswegen rond Almelo geobserveerd. Omstreeks 14.55 uur zagen politieambtenaren een personenauto, merk Volkswagen type Passat variant (stationmodel) rijden over de Henriette Roland Holstlaan te Almelo. Dit is een toegangsweg van Almelo richting de autosnelweg A-35. De auto trok de aandacht omdat de bestuurder, kennelijk bij het zien van de politieauto, plotseling van rijrichting veranderde en de A-35 opreed richting Wierden/Zwolle.
Bij controle van de auto zagen de politieambtenaren dat er drie personen in de auto zaten.
Verdachte [verdachte] was de bestuurder van de auto. Verdachte [medeverdachte 2] zat naast de bestuurder. Verdachte [medeverdachte 1] zat achterin de auto. Hij droeg geen zwarte kleding, maar had wel tatoeages aan weerszijden van de hals/nek.
Nadat de personen waren uitgestapt zagen de politieambtenaren een bivakmuts liggen, naast de zitting van de bijrijder, verdachte [medeverdachte 2] . Tevens zagen zij onder de zitting van de bijrijder een pistool liggen. De door de verdachten gebruikte auto is eigendam van verdachte [verdachte] . Er werd geen geld in de auto aangetroffen. Aangever [slachtoffer 2] verklaarde dat er een bedrag van 630 euro was meegenomen door de overvaller.
Onder verdachte [medeverdachte 1] werd een bedrag van 260 euro in beslag genomen.
Onder verdachte [verdachte] werd een bedrag van 240 euro in beslag genomen.
Onder verdachte [medeverdachte 2] werd een bedrag van 130 euro in beslag genomen.
Blz. 31-35:
de verklaring van de verdachte [medeverdachte 1]:
V = vraag verbalisanten
A = antwoord verdachte
0 = opmerking verbalisanten.
V: Je wordt verdachte van diefstal met geweld en/of afpersing. Het feit waarvan je wordt verdacht is gepleegd op vrijdag 27 januari 2017omstreeks 14:35 uur in een winkel, ' [winkel] ', [adres] te Almelo.
V: Wat is er gebeurd op die dag?
A: Vrijdagochtend ben ik naar [verdachte] gegaan, [medeverdachte 2] zat er ook. Ik was daar om mijn holster op te halen. Ik had namelijk een week daar voor een pistool van hem overgenomen. Ik heb dat ding van hem gekocht. Ik kwam toen op het idee om met dat pistool iets te gaan doen. Ik had dat pistool toen bij me, toen ik naar [verdachte] ging. Om een overval te plegen, dat idee wam van mij.
V: Wat zeiden [medeverdachte 2] en [verdachte] daar van?
A: [medeverdachte 2] die dacht dat ik eerst een geintje maakte, ik zei toen dat het geen geintje was en dat we dat gewoon konden gaan doen. Iedereen werd er beter van. Ik ben toen snel naar huis gegaan op de fiets en toen heb ik me omgekleed. lk heb kleren over elkaar aangetrokken. Ik ben weer naar [verdachte] gegaan. Ze hebben me goede opties gegeven, [medeverdachte 2] noemde de [winkel] , hij zei dat er goede vluchtroutes waren. Ik ken Almelo wel een beetje, ik heb in de [winkel] wel eens sigaretten gekocht. Ze zeiden dat bij het postkantoor de deur kan dichtvallen, dus dat vond ik geen goed idee. De [winkel] was de beste keuze.
Ik kreeg toen de bivakmuts van [verdachte] . Hij vroeg of ik een tas had. Ik zei nee en ik kreeg een Actiontas van hem. Dat was in de woonkamer.
De bedoeling was om [naam 1] , de vriendin van [verdachte] , bij Humanitas af te zetten en dat we dan de overval zouden zetten. Zij zouden dan klaar staan om me te helpen vluchten. [verdachte] reed, ik zat er naast, [naam 1] en John zaten achterin. Wij hebben [naam 1] afgezet. [naam 1] heeft misschien wel een zin opgevangen over de overval maar we hebben het er niet met haar over gehad. Wij zijn toen naar de [winkel] gereden. Ik had een bivakmuts op mijn hoofd. We zijn de [winkel] voorbij gereden, we zijn de eerste straat links in gegaan, dat is volgens mij de Gerard Doustraat, daar is [verdachte] gestopt. Ik ben toen uitgestapt. Ik had nog niet de bivakmuts over mijn ogen. Ik had mijn pistool voor in mijn broeksband gedaan. Ik ben naar binnen gegaan. Op het moment zei ik ‘geld’. Er was nog iemand aan het afrekenen. Er stonden twee mensen achter de kassa, een vrouw en een man, de klant bleef gewoon staan. De man achter de kassa, ik denk dat dat de eigenaar was, zei tegen de vrouw ‘doe maar'. Ik gooide de Action tas naar haar toe. Ik zag dat ze er geld in deed. Toen ik het geld kreeg vond ik het wel best, ik dacht als de bliksem wegwezen. Ik ben toen weggerend.
De auto stond een stukje verder, ik ben achterin ingestapt, dat was het meest makkelijk. Dan kon ik ook die dubbele kleren uittrekken. Als je voorin zit dan ziet iedereen dat. [medeverdachte 2] zat nu voorin naast [verdachte] , [verdachte] reed. [verdachte] had dat eerder voorgesteld, ik bedoel dat ik achterin zou zitten. Tijdens het rijden heb ik de kleren uitgetrokken, dat was een zwarte trainingsbroek en een trainingsvest. Ik zei tegen [verdachte] dat ik alleen geld had meegenomen. Ik zei rijden, wegwezen.
V: Waar zijn jullie naar toegegaan?
A: Ik wou naar Zwolle maar die lul wilde eerst zijn auto wassen. [verdachte] zei nee, eerst de auto wassen, niks aan de hand. We zijn naar de Shell gegaan en daar hebben we het geld verdeeld. Meneer de idioot ging zijn auto wassen. We zijn ongeveer twintig minuten bij de Shell geweest. [verdachte] heeft de kleren weggegooid, hij heeft de tas gehouden. Ik zei onderweg dat we mijn kleren weg moesten gooien.
Blz. 123-125:
de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]:
Ik doe aangifte van afpersing c.q. diefstal met geweld.
Vandaag, vrijdag 27 januari 2017 rond 14:30 uur was ik werkzaam in de [winkel] gelegen
aan het [adres] te Almelo. De eigenaar is mijn man. Ik stond achter de toonbank.
Aan de andere zijde van de toonbank stond een klant [getuige] en mijn man.
Rond genoemd tijdstip zag ik een man met bivakmuts de winkel binnen komen. Op het moment dat hij net de winkel binnen kwam en richting de toonbank liep zag ik dat hij zijn rechterhand naar zijn broeksriem bracht, achter zijn rug. Ik zag toen dat hij een pistool had gepakt en ik zag dat hij de loop van het pistool op mij richtte. Ik schrok enorm. Ik zag dat de overvaller in zijn linkerhand een boodschappentas van de winkelketen Action vast had. Ik hoorde dat híj schreeuwde "overval, geld geld!" Ik zag dat de overvaller de Action tas op de balie zette en zei "geld, geld, alles". Ik wilde dit eerst niet doen, maar ik hoorde mijn man zeggen "doe maar" Ik ben vervolgens de stapeltjes geld uit de kassalade gaan halen en heb deze in de Action tas gedaan. Vervolgens griste de overvaller de Action tas van de toonbank. Ik hield de tas nog heel even vast maar de overvaller trok de tas mee en liep met versnelde pas de winkel uit. Ik zag dat hij links af ging, in de richting van Gerard Doustraat. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Blz. 129-134:
de verklaring van aangever [slachtoffer 2]:
Ik doe aangifte van afpersing c.q. overval op mijn winkel. Ik ben eigenaar van de [winkel] gelegen aan het [adres] te Almelo. Vandaag, vrijdag 27 januari 2017 was ik samen met mijn vrouw Sonja werkzaam in onze zaak. Mijn vrouw stond achter de toonbank en ik stond ervoor. Mijn vrouw was op dat moment een klant genaamd [getuige] aan het helpen. Als je achter de toonbank staat zoals mijn vrouw stond sta je met je gezicht naar onze ingang, en dus ook naar de straatzijde. Ik hoorde in één keer achter mij een mannenstem die schreeuwde "overval, geld geld!" Ik draaide mij om en ik zag een man op nog geen paar meter van mij af staan. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een pistool vast had, en in de andere hand een boodschappentas met op de buitenkant de naam van de winkelketen Action. De man richtte zijn pistool op mijn vrouw en later wees hij ook de loop van het pistool op mij. Ik zag dat de overvaller de Action tas op de toonbank zette en riep tegen mijn vrouw "Geld, alles, alles" Ik zag dat mijn vrouw niet direct deed wat de man riep. Ze pakte geen geld uit de kassalade. Ze keek mij aan. Ik maakte haar duidelijk dat ze moest doen wat de overvaller zei. Ik zag vervolgens dat mijn vrouw geld uit de kassalade haalde en dit in de Action tas deed die op de toonbank stond. Ik zag vervolgens dat de overvaller de Action tas van de balie trok en met versnelde pas richting de uitgang liep. Ik zag dat de overvaller vanuit de winkel gezien links af sloeg en liep in de richting van de Gerard Doustraat.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Blz. 147-148:
de verklaring van de getuige [getuige]:
Vandaag vrijdag 27 januari 2017omstreeks 14:30 uur, was ik bij [slachtoffer 2] [winkel] aan het
[adres] te Almelo. Bij de kassa was ik aan het praten met [naam 2] , de vrouw van de eigenaar. Op een gegeven moment hoorde ik van achter een mannenstem. Ik hoorde toen: “Dit is een overval”. Ik keek over mijn schouder en zag toen een persoon zwaaien met een pistool. Ik hoorde de persoon toen zeggen: geld, geld, geld. Ik zag ook dat de persoon een witte tas op de toonbank had gelegd. Het betrof een tas met opschrift: ‘Action’. Toen het niet snel genoeg ging hoorde ik ook dat de persoon begon te vloeken. [slachtoffer 2] de man van [naam 2] , hoorde ik toen tegen [naam 2] zeggen: “geef het geld maar”. Ik zag toen dat [naam 2] de kassa opendeed en het geld uit de lade haalde. Ik zag toen dat ze het geld in de tas deed. Ik zag toen dat de persoon toen de winkel uit ging met witte tas en inhoud.
Blz. 161-164:
de verklaring van [naam 3]:
Mijn vriend [medeverdachte 2] is aangehouden voor een overval. Hij is samen aangehouden met [verdachte] en [medeverdachte 1] . Ik weet dat ze zijn aangehouden op vrijdag 27 januari 2017. Ik woon al meer dan drie jaar samen met [medeverdachte 2] . Op vrijdag 27 januari is [medeverdachte 2] naar de woning van [verdachte] gegaan. Na een tijdje kwam hij weer thuis. Tegen 13.30 uur ging hij weer naar [verdachte] omdat [verdachte] aan hem vroeg of hij mee ging naar de winkel. [verdachte] belde en de telefoon stond op luidspreken waardoor ik kon horen dat [verdachte] vroeg of [medeverdachte 2] zou komen om naar de winkel te gaan. [medeverdachte 2] is daarna weg gegaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland met het dossiernummer ON2R017012 van 28 februari 2017 en welk geheel is doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 268. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland met het registratienummer PL0600-2016139644 van 26 september 2016 en welk geheel is doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 18. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Blz. 3-4:
de verklaring van aangever [slachtoffer 3] :