ECLI:NL:RBOVE:2017:3198

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
11 augustus 2017
Zaaknummer
08/770049-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor gewapende overval op een winkel in Almelo

Op 11 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man uit Almelo, die samen met twee medeverdachten op 27 januari 2017 een gewapende overval heeft gepleegd op een winkel in Almelo. De verdachte werd veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. Tijdens de overval bedreigde de verdachte, die met een bivakmuts was gekleed, de aanwezige medewerkers met een pistool en eiste geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten nauw hebben samengewerkt bij het plegen van de overval, waarbij de rol van ieder van hen van belang was. De rechtbank achtte het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat er geen sprake was van medeplegen. De rechtbank hield rekening met de impact van de overval op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de eigenaar van de winkel en de medewerkers, voor de geleden schade door de overval.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770049-17 (P)
Datum vonnis: 11 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in het Huis van Bewaring Arnhem Zuid te Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Engels, advocaat te Vroomshoop, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte:
primair:al dan niet in vereniging een overval heeft gepleegd;
subsidiair:medeplichtig is geweest aan de onder primair tenlastegelegde overval.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2017, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (in/tijdens haar functie van/als medewerker/eigenaresse) heeft gedwongen tot de afgifte van
(een) (hoeveelheid) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] (gelegen aan het [adres] ) en/of aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk voor/over zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon/(bivak)muts, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht - zich naar/in voornoemde winkel ( [winkel] ) heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) (daarbij) (aan) die [slachtoffer 1] en/of aan een of meer (aldaar) in die winkel ( [winkel] ) aanwezige perso(o)n(en) (waaronder de eigenaar, genaamd [slachtoffer 2] ) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of
- ( vervolgens) voornoemd pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of op die andere aanwezige perso(o)n(en) (waaronder de eigenaar, genaamd [slachtoffer 2] ) heeft/hebben gericht (gehouden) en/of
- ( vervolgens) (daarbij) (naar/in de richting van) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld/geroepen: "Overval, geld, geld" en/of "Geld, geld alles" en/of "geld, geld, godverdomme geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( vervolgens) heeft die [slachtoffer 1] (telkens) (een) (hoeveelheid) (brief)geld uit de kassa(lade) gepakt/gehaald en/of dit/deze (telkens) in een – door verdachte(n) verstrekte - (plastic)tas (welke verdachte(n) (reeds) op de balie/toonbank had(den) (neer)gezet) gestopt en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), voornoemd(e) - met (brief)geld gevulde - (plastic) tas meegenomen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , op of omstreeks 27 januari 2017, in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (in/tijdens haar functie van/als medewerker/eigenaresse) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van (een) (hoeveelheid) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] (gelegen aan het [adres] ) en/of aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] , welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] :
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk voor/over zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon/(bivak)muts, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht - zich naar/in voornoemde winkel ( [winkel] ) heeft/hebben begeven en/of
- ( vervolgens) (daarbij) (aan) die [slachtoffer 1] en/of aan een of meer (aldaar) in die winkel ( [winkel] ) aanwezige perso(o)n(en) (waaronder de eigenaar, genaamd [slachtoffer 2] ) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of
- ( vervolgens) voornoemd pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of op die andere aanwezige perso(o)n(en) (waaronder de eigenaar, genaamd [slachtoffer 2] ) heeft/hebben gericht (gehouden) en/of
- ( vervolgens) (daarbij) (naar/in de richting van) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld/geroepen: "Overval, geld, geld" en/of "Geld, geld alles" en/of "geld, geld, godverdomme geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( vervolgens) heeft die [slachtoffer 1] (telkens) (een) (hoeveelheid) (brief)geld uit de kassa(lade) gepakt/gehaald en/of dit/deze (telkens) in een – door verdachte(n) verstrekte - (plastic)tas (welke verdachte(n) (reeds) op de balie/toonbank had(den) (neer)gezet) gestopt en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben verdachte(n) voornoemd(e) - met (brief)geld gevulde - (plastic) tas meegenomen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 27 januari 2017, in de gemeente Almelo, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- die [medeverdachte 1] te tippen om de [winkel] te (gaan) overvallen (aangezien er goede vluchtroutes zouden zijn) en/of
- ( aldaar) in een (gereedstaande) (personen)auto (vluchtauto) (met stationair draaiende motor) op die [medeverdachte 1] te wachten en/of op de uitkijk te staan.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden op basis van de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de verklaring tegenover de politie van de medeverdachte [medeverdachte 1] en (deels) de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, conform zijn ter zitting overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde aangezien er geen sprake is van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In zijn arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014: 3474, NJ 2015/390, 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716 en recent in het arrest van 7 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:371 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het verhandelde ter zitting en gelet op de inhoud van de hierna in de bijlage vermelde bewijsmiddelen is, naar het oordeel van de rechtbank, in de onderhavige zaak het volgende scenario komen vast te staan.
Op 27 januari 2017 komen de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] in de woning van verdachte [medeverdachte 2] ;
Verdachte [medeverdachte 1] geeft aan een overval te willen plegen op een postkantoor en verdachten spreken hierover met elkaar;
Verdachte [verdachte] geeft aan dat dit te gevaarlijk is omdat mogelijk de toegangsdeur geblokkeerd kan worden;
Verdachte [verdachte] geeft aan dat de [winkel] aan het [adres] in Almelo een beter doelwit is, aangezien men vanaf die plaats ook makkelijker weg kan komen;
Verdachte [medeverdachte 1] heeft van verdachte [medeverdachte 2] een bivakmuts gekregen, terwijl hij een tijd daarvoor van [medeverdachte 2] ook een pistool had overgenomen;
De bij de overval gebruikte plastic tas is eigendom van [medeverdachte 2] en is door [medeverdachte 1] meegenomen;
Alle drie verdachten stappen in de auto van verdachte [medeverdachte 2] en laatstgenoemde is de bestuurder van deze personenauto;
Verdachte [medeverdachte 1] zit op de bijrijdersplaats en verdachten [verdachte] zit achter in de auto;
Verdachten rijden voorbij de [winkel] en verdachte [medeverdachte 2] stopt zijn auto op een zodanige plaats dat ze niet zichtbaar zijn voor de mensen in de [winkel] ;
Verdachte [medeverdachte 1] stapt uit, trekt vóór binnenkomst in de winkel de bivakmuts over zijn gezicht en gaat de [winkel] binnen en bedreigt de aanwezigen in die winkel met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, eist op luide toon geld en laat de medewerkster geld stoppen in de door hem op de balie gelegde plastic tas;
Nadat de medewerkster geld in de plastic tas heeft gedaan, rent verdachte [medeverdachte 1] naar de auto met beide medeverdachten;
Verdachte [medeverdachte 1] springt achter in de auto, terwijl verdachte [verdachte] inmiddels plaats heeft genomen op de bijrijdersplaats;
Verdachte [medeverdachte 2] rijdt, nadat verdachte [medeverdachte 1] in de auto is gestapt, direct weg;
Verdachte [medeverdachte 1] trekt, op de achterbank van de auto zittend, zijn donkere kleding uit en gooit die kleding met de bivakmuts in de plastic tas;
Verdachte [medeverdachte 1] verdeelt de buit direct in de auto en geeft beide andere verdachten hun deel;
De verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] nemen hun deel van de buit aan;
De verdachte [medeverdachte 2] gooit de tas met kleding van de overval in een container.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat, hoewel de overvallen personen ‘slechts’ werden geconfronteerd met verdachte [medeverdachte 1] , alle drie verdachten vanaf het eerste ogenblik bewust en nauw hebben samengewerkt, terwijl hun opzet al die tijd gericht is geweest op het overvallen van de [winkel] aan het [adres] in Almelo.
De rol van een ieder bij deze overval is, naar het oordeel van de rechtbank, uitwisselbaar geweest, hetgeen niet wegneemt dat bij de uiteindelijk feitelijk uitgevoerde overval de rol/bijdrage van iedere verdachte afzonderlijk dient te worden vastgesteld en gewogen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 27 januari 2017, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (medewerkster/eigenaresse) heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [winkel] , gelegen aan het [adres] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat:
- zijn mededader, voorzien van een over zijn hoofd getrokken bivakmuts, zich met hem, verdachte en zijn mededader naar voornoemde winkel ( [winkel] ) heeft begeven en
- zijn mededader vervolgens in die winkel aan die [slachtoffer 1] en aan de aldaar in die winkel aanwezige personen, waaronder de eigenaar, genaamd [slachtoffer 2] , een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond/voorgehouden en
- zijn mededader vervolgens voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] en die andere aanwezige personen, waaronder de eigenaar [slachtoffer 2] , heeft gericht gehouden en
- daarbij naar die [slachtoffer 1] heeft geroepen: "overval, geld, geld" en "geld, geld alles" en "geld, geld, godverdomme geld", en
- vervolgens heeft die [slachtoffer 1] briefgeld uit de kassa(lade) gepakt en dit in een – door de mededader verstrekte – plastictas, welke de mededader reeds op de balie/toonbank had neergezet, gestopt en
- vervolgens heeft hij, verdachte samen met zijn mededaders, voornoemde - met briefgeld gevulde - plastic tas meegenomen.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair verzocht de zaak aan te houden, zodat verdachte met een klinische behandeling kan starten, zodra er een indicatiestelling is afgegeven. Dat verzoek is ter zitting afgewezen.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. Als bijzondere voorwaarden dienen daarbij te worden opgenomen: een meldplicht en deelname aan een ambulante behandeling (omdat er geen indicatiestelling is voor een klinische opname).
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair ingestemd met het verzoek van de officier van justitie om aanhouding in afwachting van een indicatiestelling, teneinde verdachte in een kliniek te kunnen opnemen.
Subsidiair heeft de verdediging zich, conform de door de raadsman ter zitting overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, aangezien er geen sprake is van medeplegen.
Wat betreft de op te leggen straf heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de zeer beperkte rol van zijn cliënt bij dit gebeuren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Daarin staat dat bij een overval met licht geweld en/of bedreiging een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren past en dat (onder meer) recidive straf verhogend kan werken.
Verdachte is blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatiedienst eerder veroordeeld ter zake met name vermogens- en geweldsdelicten.
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een overval op een winkel.
Dat het feit grote impact heeft gehad op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt wel uit de door hen opgestelde (en door de voorzitter ter zitting voorgedragen) slachtofferverklaringen.
De ervaring leert in het algemeen dat slachtoffers van dit soort misdrijven daarvan nog langdurig nadelige lichamelijke en/of psychische gevolgen ondervinden. Ook in het onderhavige geval is komen vast te staan dat deze ondernemer en zijn echtgenote door dit misdrijf diep zijn getroffen.
Door het plegen van een gewapende overval hebben verdachte en zijn mededaders geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en hebben verdachte en zijn mededaders door hun handelen de gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij ondernemers en in de maatschappij versterkt.
De rechtbank rekent verdachte dit feit dan ook ernstig aan.
Omtrent verdachte is op 16 februari 2017 en op 27 juli 2017 gerapporteerd door de reclasseringswerker M. Schuur, werkzaam bij de Reclassering Nederland. Bij de vaststelling van na te melden straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op de inhoud van deze rapporten.
De rechtbank heeft daarbij, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht, een eerdere veroordeling van verdachte in rekening gebracht, te weten: het vonnis van de politierechter te Zwolle van 23 februari 2017, waarbij verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een straf als na te melden passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
1. [slachtoffer 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.367,80 (tweeduizenddriehonderd en zevenenzestig euro en 80/100 cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- slaapmedicatie: € 15,24
- kalmeringsmiddel € 41,64
- eigen risico € 310,92.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,00 gevorderd.
2. [slachtoffer 1] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.550,00 (duizendvijfhonderd en vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De schade bestaat uit de post immateriële schade.
3. [winkel] Almelo, vertegenwoordigd door [slachtoffer 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.739,82 (zesduizendzevenhonderd en negenendertig euro en 82/100 cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- parkeerkosten: € 10,40
- reiskosten: € 15,68
- winstderving: € 399,00
- loonkosten: € 6.214,74
- geld: € 620,00 (af: teruggave van € 520,00): € 100,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle drie vorderingen voldoende zijn onderbouwd en aannemelijk gemaakt en dat de vorderingen geheel kunnen worden toegewezen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2017 en telkens met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet betwist en zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen geheel kunnen worden toegewezen. De civiele vordering van [winkel] wordt alleen betwist wat betreft de post ‘loonkosten’. De verdediging is van mening dat er bij deze post meerdere onduidelijkheden zijn, zoals het op voorhand aanstellen van een vervanger voor een periode van zeven maanden, zodat de vordering wat betreft deze post niet van zodanig eenvoudige aard is dat het zich leent voor een behandeling in het kader van de strafzaak.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. Voor zover de vorderingen zullen worden toegewezen zal de rechtbank deze hoofdelijk toewijzen.
Wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd, aannemelijk en niet betwist.
De rechtbank zal de vorderingen daarom toewijzen tot de gevorderde bedragen van respectievelijk € 2.367,80 ( [slachtoffer 2] ) en € 1.550,00 ( [slachtoffer 1] ), telkens te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [winkel]
De opgevoerde schadeposten zijn, met uitzondering van de post ‘loonkosten’, voldoende onderbouwd, aannemelijk en niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 525,08, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de onder de post ‘loonkosten’ opgevoerde schade is de rechtbank van oordeel dat niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld of die voor vergoeding in aanmerking komt en de beoordeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel
(€ 6.214,74) niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
achttien (18) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
zes (6) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten:
- de rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie (3) jarende navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt alsbijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich moet melden bij de Reclassering Enschede. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de verdachte wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ af te geven indicatiestelling zich te laten opnemen in een verslavingskliniek, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ,
en zulks voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoedingen
- bepaalt dat de benadeelde partij
[winkel]voor een deel van € 6.214,74
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partijen
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [winkel]van een bedrag van respectievelijk € 2.367,80, € 1.550,00 en € 525,08 telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2017 en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor de gehele bedragen aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, de ander daarvan telkens in zoverre zal zijn bevrijd, om deze bedragen tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partijen;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invorderingen;
- legt telkens de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.367,80, € 1.550,00 en € 525,08 ,telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
27 januari 2017ten behoeve van de benadeelden, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van respectievelijk
33, 25 en 11 dagenzal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan; Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichtingen onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee telkens de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partijen het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee telkens de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. G. van Eerden en
mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 27 januari 2017 bevond ik mij in de woning van [medeverdachte 2] . Aldaar was ook [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zei dat hij een overval wilde plegen op een postkantoor. Ik heb toen gezegd dat een overval op de [winkel] een beter idee was, omdat bij een postkantoor mogelijk de toegangsdeur dicht kon vallen. Wij hebben daar met z’n drieën over gesproken.
Op een gegeven moment zijn wij in de auto van [medeverdachte 2] weggereden en stapte [medeverdachte 1] uit. Dat was kort nadat wij de [winkel] voorbij waren gereden. Ik wist ook dat [medeverdachte 1] naar de [winkel] zou gaan. Toen [medeverdachte 1] terug kwam is hij achter in de auto gaan zitten en reden wij direct weg. Ik zat toen op de bijrijdersplaats. [medeverdachte 2] en ik kregen toen geld van [medeverdachte 1] .
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland met het dossiernummer ON2R017012 van 28 februari 2017 en welk geheel is doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 268. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Blz. 6-13:
het relaas van de verbalisant [verbalisant]:
In het hieronder weergegeven onderzoek zijn de genoemde personen als verdachte aangehouden ter zake het plegen van een overval op vrijdag 27 januari 2017 te Almelo.
Als verdachten werden aangehouden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] .
Aanleiding onderzoek:
Op vrijdag 27 januari 2017 omstreeks 14.30 uur werd er een overval gepleegd op de [winkel] in Almelo, gevestigd aan het [adres] , gemeente Almelo. Er kwam rond genoemd tijdstip één overvaller de winkel binnen. Er waren op dat moment drie personen in de winkel aanwezig. Achter de balie stond aangeefster [slachtoffer 1] . Voor de balie stond de getuige [getuige] en de aangever [slachtoffer 2] . De overvaller bedreigde de genoemde drie personen met een pistool. Hij was geheel in het zwart gekleed en droeg een zwarte bivakmuts. De overvaller legde een tas op de balie en riep dat hij geld moest hebben. Hij bleef dreigend wijzen met het pistool, zowel naar aangeefster als aangever. Aangeefster [slachtoffer 1] was aanvankelijk verstijfd van schrik. Op aandringen van haar man, aangever [slachtoffer 2] , haalde zij een geldbedrag uit de kassa en stopte dit in de tas. De overvaller bleef doorlopend dreigen met het pistool. De overvaller pakte de tas en liep de winkel weer uit. Door getuigen, die op het moment van de overval in de directe omgeving van de [winkel] waren, werd een opvallende persoon gezien die in een donkerkleurige personenauto stapte. In deze auto zaten nog twee personen. De derde (opvallende) persoon, naar later bleek de overvaller, stapte achterin deze auto. Door meerdere politie-eenheden werd het verkeer op de toegangswegen rond Almelo geobserveerd. Omstreeks 14.55 uur zagen politieambtenaren een personenauto, merk Volkswagen type Passat variant (stationmodel) rijden over de Henriëtte Roland Holstlaan te Almelo. Dit is een toegangsweg van Almelo richting de autosnelweg A-35. De auto trok de aandacht omdat de bestuurder, kennelijk bij het zien van de politieauto, plotseling van rijrichting veranderde en de A-35 opreed richting Wierden/Zwolle.
Bij controle van de auto zagen de politieambtenaren dat er drie personen in de auto zaten.
Verdachte [medeverdachte 2] was de bestuurder van de auto. Verdachte [verdachte] zat naast de bestuurder. Verdachte [medeverdachte 1] zat achterin de auto. Hij droeg geen zwarte kleding, maar had wel tatoeages aan weerszijden van de hals/nek.
Nadat de personen waren uitgestapt zagen de politieambtenaren een bivakmuts liggen, naast de zitting van de bijrijder, verdachte [verdachte] . Tevens zagen zij onder de zitting van de bijrijder een pistool liggen. De door de verdachten gebruikte auto is eigendom van verdachte [medeverdachte 2] . Er werd geen geld in de auto aangetroffen. Aangever [slachtoffer 2] verklaarde dat er een bedrag van 630 euro was meegenomen door de overvaller.
Onder verdachte [medeverdachte 1] werd een bedrag van 260 euro in beslag genomen.
Onder verdachte [medeverdachte 2] werd een bedrag van 240 euro in beslag genomen.
Onder verdachte [verdachte] werd een bedrag van 130 euro in beslag genomen.
Blz. 31-35:
de verklaring van de verdachte [medeverdachte 1]:
V = vraag verbalisanten
A = antwoord verdachte
0 = opmerking verbalisanten.
V: Je wordt verdacht van diefstal met geweld en/of afpersing. Het feit waarvan je wordt verdacht is gepleegd op vrijdag 27 januari 2017 omstreeks 14:35 uur in een winkel, ' [winkel] ', [adres] te Almelo.
V: Wat is er gebeurd op die dag?
A: Vrijdagochtend ben ik naar [medeverdachte 2] gegaan, [verdachte] zat er ook. Ik was daar om mijn holster op te halen. Ik had namelijk een week daarvoor een pistool van hem overgenomen. Ik heb dat ding van hem gekocht. Ik kwam toen op het idee om met dat pistool iets te gaan doen. Ik had dat pistool toen bij me, toen ik naar [medeverdachte 2] ging. Om een overval te plegen, dat idee kwam van mij.
V: Wat zeiden [verdachte] en [medeverdachte 2] daarvan?
A: [verdachte] die dacht dat ik eerst een geintje maakte, ik zei toen dat het geen geintje was en dat we dat gewoon konden gaan doen. Iedereen werd er beter van. Ik ben toen snel naar huis gegaan op de fiets en toen heb ik me omgekleed. lk heb kleren over elkaar aangetrokken. Ik ben weer naar [medeverdachte 2] gegaan. Ze hebben me goede opties gegeven, [verdachte] noemde de [winkel] , hij zei dat er goede vluchtroutes waren. Ik ken Almelo wel een beetje, ik heb in de [winkel] wel eens sigaretten gekocht. Ze zeiden dat bij het postkantoor de deur kan dichtvallen, dus dat vond ik geen goed idee. De [winkel] was de beste keuze.
Ik kreeg toen de bivakmuts van [medeverdachte 2] . Hij vroeg of ik een tas had. Ik zei nee en ik kreeg een Action tas van hem. Dat was in de woonkamer.
De bedoeling was om [naam 1] , de vriendin van [medeverdachte 2] , bij Humanitas af te zetten en dat we dan de overval zouden zetten. Zij zouden dan klaar staan om me te helpen vluchten. [medeverdachte 2] reed, ik zat er naast, [naam 1] en [verdachte] zaten achterin. Wij hebben [naam 1] afgezet. [naam 1] heeft misschien wel een zin opgevangen over de overval maar we hebben het er niet met haar over gehad. Wij zijn toen naar de [winkel] gereden. Ik had een bivakmuts op mijn hoofd. We zijn de [winkel] voorbij gereden, we zijn de eerste straat links in gegaan, dat is volgens mij de Gerard Doustraat, daar is [medeverdachte 2] gestopt. Ik ben toen uitgestapt. Ik had nog niet de bivakmuts over mijn ogen. Ik had mijn pistool voor in mijn broeksband gedaan. Ik ben naar binnen gegaan. Op een moment zei ik ‘geld’. Er was nog iemand aan het afrekenen. Er stonden twee mensen achter de kassa, een vrouw en een man, de klant bleef gewoon staan. De man achter de kassa, ik denk dat dat de eigenaar was, zei tegen de vrouw ‘doe maar'. Ik gooide de Action tas naar haar toe. Ik zag dat ze er geld in deed. Toen ik het geld kreeg vond ik het wel best, ik dacht als de bliksem wegwezen. Ik ben toen weggerend.
De auto stond een stukje verder, ik ben achterin ingestapt, dat was het meest makkelijk. Dan kon ik ook die dubbele kleren uittrekken. Als je voorin zit dan ziet iedereen dat. [verdachte] zat nu voorin naast [medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] reed. [medeverdachte 2] had dat eerder voorgesteld, ik bedoel dat ik achterin zou zitten. Tijdens het rijden heb ik de kleren uitgetrokken, dat was een zwarte trainingsbroek en een trainingsvest. Ik zei tegen [medeverdachte 2] dat ik alleen geld had meegenomen. Ik zei rijden, wegwezen.
V: Waar zijn jullie naar toegegaan?
A: Ik wou naar Zwolle maar die lul wilde eerst zijn auto wassen. [medeverdachte 2] zei nee, eerst de auto wassen, niks aan de hand. We zijn naar de Shell gegaan en daar hebben we het geld verdeeld. Meneer de idioot ging zijn auto wassen. We zijn ongeveer twintig minuten bij de Shell geweest. [medeverdachte 2] heeft de kleren weggegooid, hij heeft de tas gehouden. Ik zei onderweg dat we mijn kleren weg moesten gooien.
Blz. 123-125:
de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]:
Ik doe aangifte van afpersing c.q. diefstal met geweld.
Vandaag, vrijdag 27 januari 2017 rond 14:30 uur was ik werkzaam in de [winkel] gelegen
aan het [adres] te Almelo. De eigenaar is mijn man. Ik stond achter de toonbank.
Aan de andere zijde van de toonbank stond een klant [getuige] en mijn man.
Rond genoemd tijdstip zag ik een man met bivakmuts de winkel binnen komen. Op het moment dat hij net de winkel binnen kwam en richting de toonbank liep zag ik dat hij zijn rechterhand naar zijn broeksriem bracht, achter zijn rug. Ik zag toen dat hij een pistool had gepakt en ik zag dat hij de loop van het pistool op mij richtte. Ik schrok enorm. Ik zag dat de overvaller in zijn linkerhand een boodschappentas van de winkelketen Action vast had. Ik hoorde dat híj schreeuwde "overval, geld geld!" Ik zag dat de overvaller de Action tas op de balie zette en zei "geld, geld, alles". Ik wilde dit eerst niet doen, maar ik hoorde mijn man zeggen "doe maar". Ik ben vervolgens de stapeltjes geld uit de kassalade gaan halen en heb deze in de Action tas gedaan. Vervolgens griste de overvaller de Action tas van de toonbank. Ik hield de tas nog heel even vast maar de overvaller trok de tas mee en liep met versnelde pas de winkel uit. Ik zag dat hij links af ging, in de richting van Gerard Doustraat. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Blz. 129-134:
de verklaring van aangever [slachtoffer 2]:
Ik doe aangifte van afpersing c.q. overval op mijn winkel. Ik ben eigenaar van de [winkel] gelegen aan het [adres] te Almelo. Vandaag, vrijdag 27 januari 2017 was ik samen met mijn vrouw [slachtoffer 1] werkzaam in onze zaak. Mijn vrouw stond achter de toonbank en ik stond ervoor. Mijn vrouw was op dat moment een klant genaamd [getuige] aan het helpen. Als je achter de toonbank staat zoals mijn vrouw stond, sta je met je gezicht naar onze ingang, en dus ook naar de straatzijde. Ik hoorde in één keer achter mij een mannenstem die schreeuwde "overval, geld geld!" Ik draaide mij om en ik zag een man op nog geen paar meter van mij af staan. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een pistool vast had, en in de andere hand een boodschappentas met op de buitenkant de naam van de winkelketen Action. De man richtte zijn pistool op mijn vrouw en later wees hij ook de loop van het pistool op mij. Ik zag dat de overvaller de Action tas op de toonbank zette en riep tegen mijn vrouw "Geld, alles, alles". Ik zag dat mijn vrouw niet direct deed wat de man riep. Ze pakte geen geld uit de kassalade. Ze keek mij aan. Ik maakte haar duidelijk dat ze moest doen wat de overvaller zei. Ik zag vervolgens dat mijn vrouw geld uit de kassalade haalde en dit in de Action tas deed die op de toonbank stond. Ik zag vervolgens dat de overvaller de Action tas van de balie trok en met versnelde pas richting de uitgang liep. Ik zag dat de overvaller vanuit de winkel gezien linksaf sloeg en liep in de richting van de Gerard Doustraat.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Blz. 147-148:
de verklaring van de getuige [getuige]:
Vandaag vrijdag 27 januari 2017omstreeks 14:30 uur, was ik bij [winkel] aan het
[adres] te Almelo. Bij de kassa was ik aan het praten met [naam 2] , (de rechtbank begrijpt dat getuige [slachtoffer 1] bedoelt) de vrouw van de eigenaar. Op een gegeven moment hoorde ik van achter een mannenstem. Ik hoorde toen: “Dit is een overval”. Ik keek over mijn schouder en zag toen een persoon zwaaien met een pistool. Ik hoorde de persoon toen zeggen: geld, geld, geld. Ik zag ook dat de persoon een witte tas op de toonbank had gelegd. Het betrof een tas met opschrift: ‘Action’. Toen het niet snel genoeg ging hoorde ik ook dat de persoon begon te vloeken. [slachtoffer 2] de man van [naam 2] (de rechtbank begrijpt dat getuige [slachtoffer 1] bedoelt) , hoorde ik toen tegen [naam 2] (de rechtbank begrijpt dat getuige [slachtoffer 1] bedoelt) zeggen: “geef het geld maar”. Ik zag toen dat [naam 2] (de rechtbank begrijpt dat getuige [slachtoffer 1] bedoelt) de kassa opendeed en het geld uit de lade haalde. Ik zag toen dat ze het geld in de tas deed. Ik zag toen dat de persoon toen de winkel uit ging met witte tas en inhoud.
Blz. 161-164:
de verklaring van [naam 3]:
Mijn vriend [verdachte] is aangehouden voor een overval. Hij is samen aangehouden met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Ik weet dat ze zijn aangehouden op vrijdag 27 januari 2017. Ik woon al meer dan drie jaar samen met [verdachte] . Op vrijdag 27 januari is [verdachte] naar de woning van [medeverdachte 2] gegaan. Na een tijdje kwam hij weer thuis. Tegen 13.30 uur ging hij weer naar [medeverdachte 2] omdat [medeverdachte 2] aan hem vroeg of hij mee ging naar de winkel. [medeverdachte 2] belde en de telefoon stond op de luidspreker waardoor ik kon horen dat [medeverdachte 2] vroeg of [verdachte] zou komen om naar de winkel te gaan. [verdachte] is daarna weg gegaan.