7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Daarin staat dat bij een overval met licht geweld en/of bedreiging een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren past en dat (onder meer) recidive strafverhogend kan werken.
Verdachte is, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatiedienst meermalen veroordeeld, ter zake van delicten waarbij de geweldscomponent meerdere keren nadrukkelijk naar voren komt, zoals bij de veroordeling van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juni 2014, waarbij verdachte ter zake van afpersing (eveneens een overval) werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Verdachte heeft zich thans wederom schuldig gemaakt aan een overval op een winkel. Daartoe hebben verdachte en zijn mededaders weloverwogen een winkel uitgekozen van welke plaats delict men ook snel en eenvoudig weg kon komen. Verdachte en zijn mededaders zijn met de auto van een mededader voorbij die winkel gereden en eerst toen gestopt, waarna verdachte zich onherkenbaar heeft gemaakt door een bivakmuts over zijn hoofd te trekken. Verdachte is vervolgens de winkel binnengegaan, heeft de aanwezigen in die winkel bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en onder het schreeuwen van ‘overval, geld, geld, geld alles’ de echtgenote van de eigenaar van die winkel gedwongen geld af te staan om vervolgens in de gereedstaande auto met zijn mededaders de plaats van het delict te verlaten en zich in die auto om te kleden en daarna zich te ontdoen van de bivakmuts en donkere kleding, teneinde herkenning te voorkomen.
Dat het feit grote impact heeft gehad op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt wel uit de door hen opgestelde (en door de voorzitter ter zitting voorgedragen) slachtofferverklaringen.
De ervaring leert in het algemeen dat slachtoffers van dit soort misdrijven daarvan nog langdurig nadelige lichamelijke en/of psychische gevolgen ondervinden. Ook in het onderhavige geval is komen vast te staan dat deze ondernemer en zijn echtgenote door dit misdrijf diep zijn getroffen.
Door het plegen van een gewapende overval hebben verdachte en zijn mededaders geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en hebben verdachte en zijn mededaders door hun handelen de gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij ondernemers en in de maatschappij versterkt.
De rechtbank rekent verdachte dit feit dan ook ernstig aan.
Omtrent verdachte is op 12 mei 2017 gerapporteerd door de deskundige H.E.M. van Beek, psychiater, en op 20 mei 2017 door D. Breuker, forensisch psycholoog.
De deskundigen hebben onder meer het volgende bevonden en geconcludeerd.
De psychiater Van Beek:
Onderzochte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de
vorm van ADHD, gecombineerd beeld; stoornis in het gebruik van amfetamine, ernstig, thans in een gereguleerde omgeving; stoornis in het cannabisgebruik, ernst: matig, thans in een gereguleerde omgeving. Daarnaast is er sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was dit hetzelfde.
De eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.
Het tenlastegelegde vond plaats door het impulsief handelen van onderzochte, hetgeen ten grondslag ligt aan zijn ADHD-problematiek. Daarnaast is hij afhankelijk van
amfetamine om zijn onrust te bestrijden. Dit in combinatie met zijn antisociale
persoonlijkheidsstoornis, waarbij hij nagenoeg geen empathie heeft voor zijn slachtoffers
en ook geen spijt heeft van zijn daden, heeft geleid tot het tenlastegelegde.
Geadviseerd wordt om onderzochte het hem tenlastegelegde voor zover dat zij bewezen,
verminderd toe te rekenen.
Hoewel onderzochte impulsief handelde en weinig remmingen heeft tijdens het tenlastegelegde, heeft hij dit gedaan om aan geld te komen voor zijn middelengebruik. Hij heeft dus in enige mate grip op zijn handelen.
Onderzochte heeft geen ziektebesef en ook geen ziekte-inzicht. Daarnaast is er sprake van een gering empathisch vermogen. Zelf ziet hij ook in, dat de recidivekans op het tenlastegelegde of een soortgelijk delict groot is, indien er geen adequate behandeling volgt.
Er zijn nagenoeg geen beschermende functies in de persoonlijkheid of functioneren.
Van belang is, dat niet alleen zijn ADHD-problematiek adequaat behandeld wordt, maar ook zijn verslavingsproblematiek. Voorts is van belang, dat hij na de klinische behandeling niet meer terugkeert naar zijn kameraden in het criminele en drugscircuit.
Al deze factoren en condities kunnen elkaar negatief beïnvloeden.
Om de kans op recidive van het tenlastegelegde of een soortgelijk delict te beperken is een intensieve klinisch-psychiatrische behandeling in een gesloten setting voor de duur van waarschijnlijk meer dan een jaar noodzakelijk.
TBS met voorwaarden is daarbij niet aangewezen, aangezien onderzochte in het recente verleden vele malen de voorwaarden bij de behandeling heeft overtreden.
Geadviseerd wordt TBS met dwangverpleging.
De psycholoog D. Breuker:
Betrokkene heeft impulsief het plan opgevat om een gewapende overval te plegen. Hij benoemt naast egocentrische en opportunistische motieven (‘gemakkelijk veel geld’ verkrijgen) ook de grote prikkelzucht en behoefte aan spanning. Er is geen schuld en schaamte. Betrokkene voelt zich van binnenuit niet geremd om het weer te doen. Hij doorvoelt de ernst van het plegen van een overval en het gebruik van een wapen niet aan. Er zijn minder aanwijzingen dat de speedverslaving een bepalende rol heeft gehad in het plegen van het feit.
Geadviseerd wordt om het plegen van het tenlastegelegde feit in een
verminderde matetoe te rekenen.
Aspecten die een doorwerkende invloed hebben gehad zijn het gebrek aan empathie en de gebrekkige gewetensfunctie geweest waardoor egocentrische en opportunistische motieven steeds prevaleren en betrokkene geen rekening houdt met zijn omgeving. Daarnaast speelt de aanwezigheid van impulsiviteit en grote behoefte aan spanning (thrill-seeking) een rol. Hij voelt zich mede hierdoor niet geremd maar eerder extra gedreven tot het plegen van spanningsvolle en risicovolle criminele activiteiten.
De kans op geweldsrecidive is hoog.
Betrokkene zegt hulp nodig te hebben omdat hij verwacht dat hij anders gemakkelijk weer zal recidiveren. Dit duidt op enig probleembesef en bereidheid om mee te werken aan een behandeling. Betrokkene heeft aangegeven dat hij niet afwijzend staat tegenover een TBS-kader.
Het gebruik van de ADHD-medicatie zorgt nu voor enige rust, maar het is niet afdoende om hem voldoende stabiel te krijgen. Er is dagelijks ook veel onrust en agitatie over het feit dat hij niet genoeg medicatie krijgt. Het vermoeden is dat dit mede wordt veroorzaakt door zijn drang naar speed wat hij nu niet kan verzadigen.
Tot slot kan als beschermende factor de laaggemiddelde tot gemiddelde intelligentie
worden genoemd. Al met al zijn de beschermende factoren beperkt aanwezig en ook niet consistent.
Betrokkene was vrij recent (december 2016) uit de forensische behandelinstelling Transfore ontslagen, omdat hij na een jaar behandeling in de FPK en FPA, hier onvoldoende van kon profiteren. Drugsmisbruik en het niet nakomen van tijdafspraken waren een terugkerend patroon. Ook verliep de begeleiding moeizaam, omdat hij zich nauwelijks liet sturen in de zaken waar hij volgens het team hulp bij nodig heeft.
Op 6 december 2016 is hij, na een aantal waarschuwingen, gedwongen ontslagen uit de kliniek wegens het herhaaldelijk schenden van de gemaakte afspraken.
De risicofactoren versterken elkaar op negatieve wijze. Dit geldt vooral voor de
impulsiviteit en de prikkelzucht.
Betrokkene heeft een intramurale behandeling nodig voor de lastig te beïnvloeden en complexe combinatieproblematiek in een rustige, overzichtelijke en stevig gestructureerde behandelsetting als die van een TBS-kliniek. Alleen door middel van een dergelijke langdurende behandeling, wordt verwacht dat de kans op geweldsrecidive kan worden verlaagd.
Naar aanleiding van dit onderzoek wordt geadviseerd om betrokkene een behandeling op te leggen vanwege de ernstige persoonlijkheidspathologie en hoge recidivekans in een
TBS-kliniek middels oplegging van een
TBS maatregel met dwangverpleging.
Meerdere detenties en behandeling opgelegd in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) of forensisch psychiatrische afdeling (FPA) hebben niet geleid tot stabilisering van de problematiek. Betrokkene is na gedwongen ontslag binnen drie maanden gerecidiveerd met het huidige geweldsdelict.
Het is gebleken dat hij niet in staat is zich te conformeren aan een minder dwingend voorwaardelijk kader. Het is ook duidelijk dat hij baat heeft bij een zeer stevige behandelstructuur met weinig tot geen vrijheden. Dit kan hem in een voorwaardelijk kader onvoldoende worden geboden. Zodra er enige ruimte komt voor zelfbepalend gedrag, is hij geneigd tot het maken van onverantwoordelijke, egocentrische en deviante gedragskeuzes, zo ook tijdens zijn opname bij Transfore. Betrokkene wil behandeling en zegt dit ook nodig te hebben, maar ondertussen is hij geneigd zijn eigen problematiek en delictgedrag te onderschatten en af te zwakken. Op basis van het onderzoek wordt verwacht dat hij kan profiteren van een behandeling in het kader van een TBS met dwangverpleging.
De rapporten van de deskundigen zijn naar het oordeel van de rechtbank grondig onderbouwd, terwijl de conclusies volgen uit de bevindingen van de deskundigen. De rechtbank sluit zich aan bij de conclusie dat verdachte als
verminderd toerekeningsvatbaardient te worden beschouwd. Zij maakt die conclusie tot de hare, mede gelet op wat de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte is gebleken.
Door de deskundigen wordt geadviseerd de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan. Er zijn adviezen van gedragsdeskundigen van twee verschillende disciplines die niet ouder zijn dan een jaar. Op het door verdachte begane feit staat naar de wettelijke omschrijving een straf van meer dan vier jaren. Ten tijde van dit feit bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege. De rechtbank wijst in dit verband op de ernst van het gepleegde feit, de grote kans op herhaling en de eerdere mislukte (ambulante) behandelingen.
De rechtbank overweegt dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 359, zevende lid, Sv, te weten afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Omtrent verdachte is op 27 maart 2017 gerapporteerd door de reclasseringswerker J. Zwart, werkzaam bij de Reclassering Nederland.
Bij de vaststelling van na te melden straf en maatregel heeft de rechtbank ook acht geslagen op de inhoud van dit rapport.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een straf en maatregel, gelijk aan de eis van de officier van justitie, passend en geboden is.