ECLI:NL:RBOVE:2017:3188
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde in oplichtingszaak met klinische behandeling
Op 10 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde in een oplichtingszaak. De veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, had na eerdere weigeringen aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan een klinische behandeling. De rechtbank oordeelde echter dat deze bereidwilligheid niet voortkwam uit intrinsieke motivatie, maar uit de wens om zo snel mogelijk vervroegd in vrijheid te worden gesteld. De veroordeelde had zijn slachtoffers via een datingsite opgelicht door valse identiteiten te gebruiken en hen te misleiden tot het overmaken van grote geldbedragen.
Tijdens de zitting op 27 juli 2017 werd de vordering van het openbaar ministerie besproken, die strekte tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De raadsman van de veroordeelde betoogde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering, maar de rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was, omdat de vordering tijdig was ingediend. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet voldoende bereidwillig was om zich aan de voorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling te houden, gezien zijn negatieve houding ten opzichte van hulpverlening en behandeling in het verleden.
De rechtbank heeft uiteindelijk de vordering van het openbaar ministerie toegewezen en de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde afgewezen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 15d en 15f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de noodzaak van behandeling voor de vermindering van recidiverisico's heeft onderstreept, maar ook de ambivalente houding van de veroordeelde ten opzichte van deze behandeling in overweging heeft genomen.