ECLI:NL:RBOVE:2017:3187

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
08/730176-17 en 13/703439-16 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling en bedreiging van zijn moeder, met bijkomende diefstal

Op 10 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man, die zijn moeder meerdere keren heeft mishandeld en bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 maart 2017 zijn moeder zwaar heeft mishandeld, wat resulteerde in een gebroken pink, en dat hij in de periode van 25 maart tot en met 3 april 2017 haar meerdere malen heeft mishandeld en bedreigd. De verdachte heeft ook goederen van zijn moeder vernield en op 31 maart 2017 heeft hij een diefstal gepleegd in een supermarkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft hem een contact- en locatieverbod opgelegd ter bescherming van zijn moeder. De rechtbank oordeelde dat de mishandelingen en bedreigingen ernstig waren en dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, voldoende bewijs tegen zich had. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, zijn moeder, gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële schade. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf bevolen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan nieuwe strafbare feiten had schuldig gemaakt.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/730176-17 en 13/703439-16 (tul) (P)
Datum vonnis: 10 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Arnhem, HvB Arnhem Zuid.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 26 maart 2017 zijn moeder zwaar heeft mishandeld, dan wel heeft mishandeld;
feit 2:in de periode van 25 maart tot en met 3 april 2017 zijn moeder meerdere malen heeft mishandeld;
feit 3:in de periode van 25 maart tot en met 3 april 2017 zijn moeder meerdere malen heeft bedreigd;
feit 4:in de periode van 25 maart tot en met 3 april 2017 goederen van zijn moeder heeft vernield;
feit 5:op 31 maart 2017 goederen heeft gestolen uit de [supermarkt] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2017, althans in de periode van 25 maart 2017 tot
03 april 2017, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, aan zijn moeder, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pink, heeft toegebracht, door de hand en/of de pink van genoemde [slachtoffer] met kracht om te draaien, althans door zodanig geweld en/of zodanig veel kracht op die hand en/of die pink uit te oefenen, dat die pink daardoor gebroken is;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 26 maart 2017, althans in de periode van 25 maart 2017 tot 03 april 2017,
in de gemeente Deventer, althans in Nederland, zijn moeder, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld, door de hand en/of de pink van genoemde [slachtoffer] met kracht om te draaien, althans door zodanig geweld en/of zodanig veel kracht op die hand en/of die pink uit te oefenen dat die pink daardoor gebroken is, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pink, althans enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of een of meer verschillende tijdstippen in omstreeks de periode van 25 maart 2017 tot en met 03 april 2017, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, (telkens) zijn moeder, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld, door (telkens) genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of de buik en/of de arm(en) en/of de (het) be(e)n(en) en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of door (telkens) genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet geschoeide voet in/tegen de buik en/of tegen de be(e)n(en) en/of (elders) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen, en/of door (telkens) genoemde [slachtoffer] met kracht op de grond te duwen en/of te laten vallen;
3.
hij op of een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 maart 2017 tot en met 03 april 2017, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, (telens) zijn moeder, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met brandstichting, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer] toegevoegd - zakelijk weergegeven -, dat hij (verdachte) haar de kop er af zou trekken en/of haar van het balkon zou gooien en/of haar zou vermoorden en/of haar af zou maken en/of de gordijnen in de brand zou steken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 maart 2017 tot en met 03 april 2017, in de gemeente Deventer, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een of meer deuren van een woning aan de [adres 1] aldaar en/of een Zaanse klok en/of een laminaatvloer, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] , heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 31 maart 2017, in de gemeente Deventer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel aan de [adres 2] te Diepenveen heeft weggenomen een pak ossenhaas en/of twee, althans een of meer, blikje(s) drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Aangeefster [slachtoffer] heeft twee verklaringen afgelegd waarin zij verklaart dat haar zoon, verdachte, haar in de week van 25 maart tot en met 3 april 2017 meerdere keren heeft mishandeld en bedreigd en dat hij goederen in haar woning heeft vernield. Verdachte heeft zowel in zijn verhoor bij de politie als ter terechtzitting verklaard in voornoemde periode bij zijn moeder te hebben verbleven, maar hij heeft telkens de ten laste gelegde feiten ontkend.
Daarnaast zou verdachte zich hebben schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal, welke hij zich niet kan herinneren. Wel herkent hij zichzelf op de getoonde beelden als de dader van die diefstal.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder
1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft zich met betrekking tot het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de aangifte van [slachtoffer] voldoende steun vindt in overige bewijsmiddelen in het dossier.
Voorts acht de officier van justitie het onder 5 ten laste gelegde bewijsbaar op grond van de aangifte van Middeldorp en de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten ontkend. De raadsman heeft primair bepleit, zakelijk weergegeven, dat verdachte van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, nu de aangifte van [slachtoffer] onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Subsidiair, indien de rechtbank wèl tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde zou komen, heeft de raadsman bepleit dat het bij aangeefster geconstateerde letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte van het primair en het subsidiair als strafverzwarend element ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Verdachte heeft de onder 5 ten laste gelegde diefstal bekend. De raadsman heeft zich met betrekking tot dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
Aan verdachte is onder 4 ten laste gelegd dat hij deuren, een Zaanse klok en een laminaatvloer heeft vernield. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] met betrekking tot de vernieling van deze goederen onvoldoende concreet wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier om buiten redelijke twijfel het daderschap van verdachte te kunnen vaststellen. De rechtbank acht daarom het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal hem daarvan vrijspreken.
Overwegingen met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de periode van 25 maart 2017 tot en met 3 april 2017 meerdere malen door haar zoon is mishandeld en dat zij daarvan pijn heeft gehad en letsel heeft opgelopen. Haar verklaringen worden op dit laatste punt ondersteund door letselbeschrijvingen van zowel de huisarts als een arts van de spoedeisende hulp, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte een gebroken pink en hematomen op verschillende plaatsen op het lichaam heeft opgelopen. Het dossier bevat foto's waarop zichtbaar is dat aangeefster blauwe plekken heeft op plaatsen die passen bij haar verklaringen over de mishandelingen. Daarnaast vinden de verklaringen van aangeefster steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 1] , allen omwonenden van aangeefster, die in voornoemde periode vanuit de woning van aangeefster een persoon met een mannenstem hebben horen schreeuwen en een persoon met een vrouwenstem "au au" hebben horen roepen. Getuige [getuige 1] , naaste buurvrouw van [slachtoffer] , benoemt in haar verklaring specifiek dat zij verdachte hoorde schreeuwen en aangeefster 'au' hoorde roepen. Getuige [getuige 2] heeft bovendien in dezelfde periode gehoord dat een hem onbekende man aangeefster woordelijk heeft bedreigd en heeft eveneens gezien dat deze man haar ook fysiek ruw behandelde. De rechtbank stelt vast dat deze man verdachte is geweest, nu verdachte de enige persoon was die in de betreffende week bij aangeefster verbleef, dit voorval zich in de directe nabijheid van de woning van aangeefster voordeed en aangeefster niets heeft verklaard over - en ook overigens niet is gebleken van - een incident tussen aangeefster en een andere persoon dan verdachte.
De rechtbank overweegt dat het reeds op zichzelf beschouwd, en zulks te meer in het licht van de verklaringen van voornoemde getuigen, volstrekt onaannemelijk is dat aangeefster haar combinatie van letsels op een andere wijze heeft opgelopen dan op de wijze waarover zij heeft verklaard. Nu de rechtbank geen reden heeft om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen en deze verklaringen voldoende steun vinden in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde mishandelingen heeft gepleegd. De rechtbank is daarbij evenals de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde letsel (een gebroken pink), hoewel ernstig, niet in juridische zin als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van zware mishandeling, maar van "eenvoudige" mishandeling, zoals onder 1 subsidiair ten laste is gelegd. Op dezelfde gronden als hiervoor overwogen ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde acht de rechtbank ook de onder 3 ten laste gelegde bedreigingen wettig en overtuigend bewezen.
Overweging met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank acht ten slotte het onder 5 ten laste gelegde feit eveneens wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van [naam] - namens de [supermarkt] te Diepenveen - en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. subsidiair
hij op 26 maart 2017 in de gemeente Deventer zijn moeder, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door de hand van genoemde [slachtoffer] met kracht om te draaien, terwijl het feit enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
2.
hij in de periode van 25 maart 2017 tot en met 03 april 2017 in de gemeente Deventer telkens zijn moeder, genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld, door telkens genoemde [slachtoffer] met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en de buik en de armen en de benen en elders tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, en door telkens genoemde [slachtoffer] , met de voet tegen de buik te schoppen en door genoemde [slachtoffer] met kracht op de grond te duwen;
3.
hij in de periode van 25 maart 2017 tot en met 3 april 2017 in de gemeente Deventer telkens zijn moeder, genaamd [slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer] toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat hij haar de kop er af zou trekken en haar van het balkon zou gooien en haar zou vermoorden en haar af zou maken en de gordijnen in de brand zou steken;
5.
hij op 31 maart 2017 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel aan de [adres 2] te Diepenveen heeft weggenomen een pak ossenhaas en twee blikjes drank, toebehorende aan [supermarkt] .
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 300 juncto 304 en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
feit 2
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn moeder, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf: diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie ter bescherming van de ouders van verdachte een contact- en locatieverbod gevorderd in de vorm van een dadelijk uitvoerbare maatregel ex artikel 38v Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen die de duur van de tijd die verdachte reeds in voorarrest verblijft niet overschrijdt. Daarnaast heeft de verdediging geen bezwaar tegen het opleggen van een contact- en locatieverbod, aangezien verdachte ook zelf geen contact meer wenst te onderhouden met zijn moeder.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte verbleef van 25 maart tot en met 3 april 2017 bij zijn moeder en heeft haar gedurende die periode, door haar meerdere malen te mishandelen en te bedreigen, geterroriseerd in haar woning, bij uitstek een plek waar zij zich veilig moet kunnen voelen. De mishandelingen hebben onder meer geresulteerd in een gebroken pink en in forse blauwe plekken verspreid over haar lichaam. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van zijn moeder en haar gevoelens van veiligheid en welzijn volkomen genegeerd en heeft kennelijk telkens opnieuw gemeend zijn agressie op haar te moeten botvieren. Het betreffen ernstige feiten die verdachte zwaar worden aangerekend.
Daarnaast heeft verdachte een winkeldiefstal gepleegd bij een [supermarkt] in Diepenveen. Ook dit betreft een kwalijk feit, nu dit naast de financiële schade ook overlast voor de betrokken medewerkers meebrengt, die tijd en moeite moeten steken in het afwikkelen van de schade en het doen van aangifte.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank gelet op een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 mei 2017, waaruit blijkt dat verdachte een langdurig verleden kent van justitiële contacten en veroordelingen voor misdrijven, waaronder ook geweldsdelicten. De rechtbank zal dit in strafverzwarende zin meewegen. Ten tijde van de thans bewezenverklaarde feiten liep verdachte bovendien nog in een proeftijd van een eerder aan hem opgelegde straf. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Er is getracht psychologisch onderzoek naar verdachte te verrichten, maar daartoe heeft verdachte iedere medewerking geweigerd. De betrokken psycholoog kan daarom in het Pro Justitia-rapport geen harde conclusies trekken en geen concrete aanbevelingen doen, maar op grond van in het verleden opgestelde stukken bestaan er wel een vermoedens van aanwezige psychopathologie in de vorm van een psychotische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis en/of een alcoholverslaving.
De reclassering constateert dat verdachte langdurig problemen kent met betrekking tot alcoholgebruik en dat hij in het verleden is gediagnostiseerd met schizofrenie. Het recidiverisico wordt, gelet op het uitgebreide strafblad van verdachte, ingeschat als hoog. Omdat verdachte stellig de (thans bewezenverklaarde) feiten ontkent en hij een weigerachtige houding richting de reclassering heeft, concludeert de reclassering in haar advies van 21 juni 2017 dat het niet mogelijk is verdachte enige vorm van reclasseringshulp aan te bieden. Geadviseerd wordt dan ook een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarnaast oppert de reclassering een maatregel op te leggen ter bescherming van het slachtoffer.
De rechtbank constateert dat verdachte niet aan persoonlijkheidsonderzoek heeft willen meewerken en dat hij geen meerwaarde ziet in reclasseringscontact. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat als strafmodaliteit moet worden gekozen voor een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de uitgebreide justitiële documentatie van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, passend en geboden.
De rechtbank zal verdachte daarnaast als maatregelen een contactverbod met zijn moeder opleggen, alsmede een locatieverbod voor de omgeving van haar woning. De rechtbank is voorts van oordeel dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar moeten zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, te weten zijn moeder. De rechtbank heeft bij dit oordeel betrokken dat het recidiverisico door de reclassering als hoog wordt ingeschat.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 415,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De gevorderde materiële schade bestaat uit kosten voor de reparatie van een horloge à € 35,00 en voor schade aan een tas à € 30,00. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 350,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen. De officier van justitie heeft met betrekking tot de gevorderde materiële schade betoogd dat niet doorslaggevend is dat de vernieling of beschadiging van het horloge en de tas niet afzonderlijk zijn tenlastegelegd. Daarnaast acht zij de gevorderde immateriële schade aannemelijk.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen voor zover het de gevorderde materiële schade betreft, nu de schade aan de betreffende goederen niet afzonderlijk ten laste is gelegd. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de gevorderde immateriële schade.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet vast komen te staan dat de gevorderde materiële schade aan een horloge en een tas is ontstaan als rechtstreeks gevolg van (één van) de ten laste van verdachte bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wat betreft de immateriële schade heeft de vordering betrekking op het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten 1 subsidiair en 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde immateriële schade is voldoende onderbouwd en aannemelijk en niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 350,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde feiten is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter Amsterdam d.d. 10 januari 2017
(parketnummer 13/703439-16) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier dagen, moet worden toegewezen.
De raadsman heeft zich niet over de vordering uitgelaten.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, nu is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14g, 27, 38v, 38w en 57 Sr. Alle artikelen zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3 en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
feit 2
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn moeder, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting,
meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf: diefstal;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
maatregel
- legt verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid op voor de duur van 2 (twee) jaren;
- beveelt verdachte zich niet op te houden binnen een straal van 100 meter van het adres [adres 1] ;
- beveelt verdachte zich te onthouden van contact met [slachtoffer] ,
geboren op 30 april 1951, wonende te [adres 1] ;
- bepaalt dat voor ieder keer dat niet aan deze maatregel(en) wordt voldaan vervangende hechtenis van ten hoogste twee weken zal worden toegepast, tot een maximum van zes maanden;

schadevergoeding

  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 65,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Amsterdam van
10 januari 2017 met parketnummer 13/703439-16 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Eenheid Oost Nederland met registratienummer PL0600-2017154126. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 3 april 2017, pagina 8-10, voor
zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Mijn zoon [verdachte] heeft mij gisteravond vanaf 22:00 uur tot vandaag 04:00 uur meerdere
keren geslagen. Ik kreeg een vuistslag in mijn gezicht. [verdachte] spuugde mij in het
gezicht en op mijn bovenlichaam. [verdachte] sloeg mij echt met kracht. Ik voelde meteen pijn en riep auw auw. Hierop kreeg ik nog een klap op mijn arm. Deze klap kwam op mijn rechter bovenarm en ik heb hierdoor een blauwe plek opgelopen. (…) [verdachte] kwam steeds dichterbij en riep meerdere keren dat hij mij zou doodmaken als ik iets zou flikken. Dit riep hij meerdere keren luidruchtig. Ik was echt heel bang dat hij mij inderdaad iets ging aandoen. Vervolgens sloeg [verdachte] mij hard met zijn vuisten op mijn bovenbenen. Ik voelde weer een hevige pijn.
[verdachte] heeft mij vorige week ook al meerdere keren geslagen. Eigenlijk heeft hij mij de afgelopen week elke dag wel een keer geslagen of getrapt. Hij slaat mij meestal op mijn armen, benen of buik. Hij deed dit elke keer met kracht en ik voelde elke keer hevige pijn.
Vorige week zondag (de rechtbank begrijpt: 26 maart 2016) pakte [verdachte] mijn linker hand vast en riep woest tegen mij dat hij mijn vingers één voor één ging breken. Hierop pakte [verdachte] mijn linker hand vast en draaide deze ver om. Dit deed mij erg heel veel pijn. Ik wilde hierna weg het huis uit. Op het moment dat ik bij de voordeur kwam pakte hij mij van achteren vast om dit te voorkomen. Ik viel op mijn knieën waarna [verdachte] mij, bij mijn kleren, over de grond naar binnen sleurde. Hierdoor heb ik last van mijn knieën gekregen.
Ik wil verder alleen nog opmerken dat [verdachte] mij vandaag heeft bedreigd met het feit
dat hij mij over het balkon wilde gooien. Ik ben ervan overtuigd dat [verdachte] vroeg of
laat over zijn grens gaat en mij blijvend letsel toebrengt of erger.
2. Een proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 3 april 2017, pagina 11-14, voor
zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Vanaf 25 maart word ik elke dag mishandeld door [verdachte] . [verdachte] slaat mij met kracht
met zijn vuisten op mijn bovenlichaam. Hier heb ik dan veel pijn van, dit is een stekende pijn. Elke keer als ik geslagen ben door [verdachte] voelde ik een pijn op mijn lichaam. De pijn houdt ook aan en gaat niet weg. Van de vuistslagen die ik heb gekregen heb ik ook veel blauwe plekken overgehouden, deze plekken worden nu ook geel. Ook schopt hij mij, hij trapt mij dan met zijn voet. Ik ben door zijn trappen ook geraakt op mijn buik en heb een blauwe plek of een bloeduitstorting op mijn onderbuik. Ik heb nu pijn bij het plassen en had wat bloed in mijn urine. Ik ben gisteravond ook geslagen op mijn benen. [verdachte] sloeg mij gisteravond met zijn vuisten. Ook heeft hij mij gisteravond op mijn arm geslagen. Vorige week zondag heeft [verdachte] mij ook geslagen, ik wilde toen ook naar de politie toe gaan om aangifte te doen van mishandeling. [verdachte] zag dat ik weg wilde gaan. Toen ik bij de voordeur stond voelde ik dat hij mij met kracht een duw gaf op mijn rug. Ik kwam hierdoor ten val en viel op mijn knieën.
[verdachte] slaat mij met kracht. Ik heb de trappen en slagen die ik van hem heb gehad als zeer pijnlijk ervaren en ondervindt hier op dit moment ook nog pijn van. [verdachte] zei gisteravond in de auto tegen mij als je een verkeerde beweging maakt dan trek ik je kop eraf. Ook heeft [verdachte] mij bedreigd dat hij mij van het balkon af zou gooien.
Ook dreigde [verdachte] mij gisteravond 2 april 2017 toen ik al in bed lag met de woorden als je naar de politie gaat of deze belt dan ga ik je vermoorden als ik weer vrij kom en als je niet thuis bent dan ga ik je opwachten op straat. Vorige week moest ik naar de dokter, hij zei voor die tijd tegen mij: als je naar de politie gaat dan trek ik de gordijnen eraf en steek deze in de brand voordat ik wegga. Ik durfde daarom niet naar de politie te gaan en ben direct van de dokter naar huis gegaan. Gisteravond heeft hij mij ook bedreigd als je mij nog iets flikt dan snij ik je kop eraf.
Vorige week zondag 26 maart 2017 omstreeks 16.30 uur stond ik in de deuropening van
de douche en [verdachte] stond in de gang. [verdachte] pakte ineens mijn linkerhand vast en
draaide deze om dit gebeurde met veel kracht. Hierdoor is mijn hand nu blauw en dik
en heb ik veel pijn aan deze hand. Mijn linker kleine vinger is erg dik en ik denk
dat deze gebroken is.
3. Een schriftelijk stuk, te weten een overzichtsjournaal betreffende [slachtoffer]
, opgemaakt d.d. 3 april 2017 door M.A.D. Krüs, huisarts, pagina 25-31, voor zover
inhoudende:
Flink hematoom bovenbeen re, buikhuid onder navel.
Kleinere re arm en li borst. verdraaiing li hand.

1 wk geleden nog fors hematoom en pijn 5e straal.

De rechtbank gebruikt daarnaast de foto's op pagina 25-30 voor het bewijs, in die zin dat
deze het hierboven beschreven letsel (deels) bevestigen.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een specialistenbericht betreffende [slachtoffer]
, opgemaakt d.d. 3 april 2017 door J.W.M. Majoor, arts SEH, pagina 32-33, voor
zover inhoudende:
Op 03-04-2017 zag ik patiënte [slachtoffer] ( [1951] ) op de SEH.
RvK: Fractuur basis pink links.
Conclusie: Fractuur basis dig V linker hand.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 4 april 2017, pagina
16-17, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Op 2 april 2017 was ik aan [adres 1] flat te Deventer.
Ik zag dat ter hoogte van deur [nummer] twee mensen stonden. Ik herkende 1 van die personen als de buurvrouw die woont op nummer [nummer] . De tweede persoon kende ik niet, hem heb ik nog nooit gezien.
Ik hoorde de man schreeuwen: ‘‘Ik maak je af’’, ‘‘Takkewijf’’, ‘‘Trut.’’ Ik zag dat de man heel dreigend bij de buurvrouw in de buurt stond. Ik denk dat dit ongeveer 40 tot 50 centimeter moet zijn geweest. Ik zag dat de man de buurvrouw haar rechterschouder pakte. Ik zag dat hij dit deed met twee handen. Ik zag dat op een heel ruwe manier ging. Ik zag dat de man een hele boze blik in zijn ogen had. Ik zag dat zijn ogen wijd open gesperd stonden en dat zijn mond verwrongen van woede was. Ik zag dat de buurvrouw om haar heen keek en een zeer angstige blik in haar ogen had. Ik zag dat de buurvrouw een beweging maakte om te proberen los te komen. (…). Ik zag dat ze bij de lift stonden, ik kon dit zien door het raam van de galerijdeur. Ik zag dat de liftdeuren opengingen. Ik zag dat de man weer met twee handen de buurvrouw bij haar rechterschouder pakte. Ik zag dat de man een hardhandige rukkende beweging maakte terwijl hij de buurvrouw bij de schouder vast had. Ik zag dat de buurvrouw hierdoor met kracht de lift in werd getrokken. De man maakte een zeer agressieve indruk op mij.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 4 april 2017, pagina
18-20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik woon op de [adres 3] in Deventer. Pal onder mijn flatwoning, één etage lager, woont [slachtoffer] . Zij woont op perceelnummer [nummer] . Ik weet dat [slachtoffer] samen met haar man hier woont. Ze wonen hier een aantal jaar en heb verder geen overlast of iets dergelijks van hun. Echter, tussen 25 maart 2017 en zondag 2
april 2017 is mijn welzijn en wooncomfort sterk verminderd. Dit kwam omdat ik bepaalde dingen meekreeg vanuit dat woning, die er eerst niet waren. Hieronder zal ik omschrijven wat ik hiermee bedoel.
Op zaterdag 25 maart 2017, omstreeks 23:50 uur, lag ik te slapen in mijn bed. Ik
schrok wakker van heel hard gebonk, afkomstig vanuit de woning van mijn
[slachtoffer] . Het was alsof iemand tegen de deuren bonkte. Ik hoorde
vanuit de woning van [slachtoffer] geschreeuw van een manspersoon. Ik hoorde de
manspersoon schreeuwen.
Gelijk hierna hoorde ik een vrouwelijke stem uit de woning van [slachtoffer]
. Ik hoorde de vrouw schreeuwen van: “Au, Au, Au." Ik hoorde dit een aantal
keer. Het klonk alsof iemand pijn werd gedaan.
De volgende dag, zondag 26 maart 2017, omstreeks 17:00 uur, zat ik buiten op mijn
balkon, aan de achterzijde van de flat. Ik hoorde wederom geschreeuw uit de woning
van [slachtoffer] . Ik hoorde een manspersoon schreeuwen: ”je bent gewoon een kut
wijf, ik wil dat je weggaat.” Het geschreeuw klonk erg agressief en was zeer luid.
Hierop heb ik over de balustrade van mijn balkon gekeken. Ik zag dat de balkondeur
van de woning van [slachtoffer] open stond. Ik hoorde een vrouwenstem, maar
hoorde niet letterlijk wat ze zei. Ik hoorde de manspersoon weer schreeuwen van:
“allemaal gelul” of woorden van gelijke strekking.
Op diezelfde dag, ongeveer een kwartier later, hoorde ik vanuit de woning van [slachtoffer]
, een vrouw roepen: "au, au, au." Waarop ik een manspersoon hoorde schreeuwen:
“wat au, au, ik doe je niks hou je bek”. Dit heb ik letterlijk gehoord. Dit klonk
echt als een noodkreet. Ik had het gevoel dat iemand in de woning van [slachtoffer] werd mishandeld.
Op maandagmiddag, 27 maart 2017, hoorde ik diezelfde mannenstem schreeuwen. Ik kreeg
niet alles mee, maar hoorde hem letterlijk schreeuwen:” je bent een mongool, een ware
mongool”.
Op zondagavond, 2 april omstreeks 21:30 uur, hoorde ik vanuit mijn slaapkamer weer geschreeuw van diezelfde manspersoon en hoorde gestommel. Ik hoorde dat een zwaar voorwerp omviel of weggegooid werd. Ik hoorde weer een vrouwelijke stem schreeuwen van: “au, au, au." Het was echt een noodkreet alsof iemand werd mishandeld.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 4 april 2017, pagina
21-22, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik woon aan de [adres 4] in Deventer. Mijn naaste buurvrouw is mevrouw [slachtoffer] . Zij woont op [nummer] op dezelfde etage in de flat. Ik heb redelijk vaak contact met haar. Op een gegeven moment vertelde [slachtoffer] mij dat haar zoon [verdachte] hij haar kwam logeren. Vorige week zaterdag heb ik die [verdachte] voor het eerst gezien. Ik zag dat die [verdachte] de galerij over ging en ik heb hem later horen praten. Vanaf vorige week zaterdagavond en nacht heb ik ze pas echt gehoord. Ik hoorde toen de buurvrouw "au, au" roepen. Ik hoorde dat [verdachte] tegen haar aan het schreeuwen was. De zondagavond daarna heb ik de buurvrouw weer horen roepen. Ik weet niet precies wat ze zei. Dat was iets van "au" of "nee, nee." Ik heb die [verdachte] zeker ook gehoord, maar ik weet niet wat hij zei. Dus ik heb het weekend van 25 en 26 maart de buurvrouw horen roepen zoals ik verklaard heb.
8. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 april 2017, voor zover inhoudende,
zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik woon voor 2 weken bij mijn moeder, tot mijn eigen woning in Apeldoorn klaar is.
9. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juli 2017, voor zover inhoudende, als
verklaring van verdachte:
Vanaf 25 maart 2017 verbleef ik bij mijn moeder.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. Een proces-verbaal van aangifte [naam] namens Supermarkt [supermarkt] te
Diepenveen d.d. 1 april 2017, pagina 34-35.
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juli 2017, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van verdachte.