ECLI:NL:RBOVE:2017:3142

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
08/770023-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldheling na oplichting via datingsite

Op 8 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige vrouw, die werd beschuldigd van schuldheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen waarvan zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar oplichting via een datingsite, waarbij de hoofdverdachte valse namen gebruikte om slachtoffers te misleiden en hen grote geldbedragen te laten overmaken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis. De officier van justitie had een lagere werkstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde opzetheling, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij wist dat de goederen door misdrijf waren verkregen. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 25 juli 2017, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770023-17 (P)
Datum vonnis: 8 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen, namens de niet verschenen verdachte, door de gemachtigde raadsman mr. M. van Dam, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzet danwel schuldheling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 februari
2015 tot en met 06 februari 2016 in de gemeente Deventer, althans in Nederland
één of meer goed(eren) te weten
- een geldbedrag van 900 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 900 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 353,16 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 303,16 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 275 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 275 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 9800 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 2705 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 2200 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 345 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 1050 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 345 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 200 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 900 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 100 euro, althans een geldbedrag en/of

een geldbedrag van 150 euro, althans een geldbedrag en/of

- een geldbedrag van 75 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 9500 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 1532 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 734 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 1562 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 1650 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 150 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 800 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 650 euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 279,50 euro, althans een geldbedrag
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit/deze
goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht onder meer vast dat aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de ten laste gelegde periode van 3 februari 2015 tot en met 6 februari 2016 op verschillende datums geldbedragen van in totaal € 16.857,50,- en € 19.451,32 hebben overgemaakt naar de bankrekening van verdachte. Daarnaast is door of namens medeverdachte [hoofdverdachte] een aantal keren geldbedragen vanuit de P.I. overgemaakt op de rekening van verdachte. Verdachte heeft bij de politie onder meer verklaard dat zij een relatie heeft gehad met medeverdachte [hoofdverdachte] . Tijdens de relatie werkte [hoofdverdachte] niet en had hij geen inkomen. Voorts heeft [hoofdverdachte] gedetineerd gezeten. Tijdens de detentie van [hoofdverdachte] heeft verdachte samen met hem een bankrekening geopend. Op deze bankrekening en op andere bankrekeningen van verdachte zijn vervolgens door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verschillende geldbedragen gestort, die varieerden in grootte. Verder blijkt uit het dossier dat verdachte een aantal keren naar medeverdachte [medeverdachte 1] is geweest om geld, dat in enveloppen werd bewaard, op te halen en dat zij een kluis had gekocht waarin dit contante geld voor [hoofdverdachte] werd bewaard. De vader van [hoofdverdachte] , medeverdachte [medeverdachte 2] , was ook aanwezig bij het ophalen van de enveloppen met contant geld. Op enig moment heeft verdachte in opdracht van [hoofdverdachte] tijdens zijn detentie een horloge ter waarde van € 3.000,- voor hem gekocht.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde opzetheling niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de schuldheling stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat dat wettig en overtuigend bewezen kan worden met uitzondering van een vijftal bedragen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gemotiveerd bepleit dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd en dat verdachte daarom integraal dient te worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht opzetheling ten aanzien van de ten laste gelegde goederen niet bewezen, nu van concrete feiten en omstandigheden ter zake van wetenschap bij verdachte dat deze goederen door misdrijf zijn verkregen niet genoegzaam is gebleken. De rechtbank zal verdachte hier voor vrijspreken.
Met betrekking tot de tenlastegelegde schuldheling overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de ten laste gelegde geldbedragen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank acht daarbij van belang dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de geldbedragen bij enig nadenken, gelet op haar wetenschap dat [hoofdverdachte] geen werk en inkomsten had, gedetineerd zat en vervolgens ongebruikelijke bedragen door verschillende personen op haar rekening werden gestort die zij contant in huis bewaarde in een daarvoor gekochte kluis alsmede de omstandigheid dat zij grote bedragen contant geld ophaalde bij medeverdachte [medeverdachte 1] , had kunnen en moeten vermoeden dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. De verklaring van verdachte dat zij in de veronderstelling was dat het leningen van derden aan [hoofdverdachte] betroffen, acht de rechtbank onder deze omstandigheden ongeloofwaardig. Dat aangever [slachtoffer 1] (aanvankelijk) in de veronderstelling verkeerde dat het om een lening ging maakt dat niet anders.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van voorgaande overweging in samenhang met de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde schuldheling.
Ten aanzien van de gedachtestreepjes 13 t/m 17 (te weten een geldbedrag van 200, 900, 100, 150 en 75 euro, althans een geldbedrag) is de rechtbank, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de ten laste gelegde heling niet wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank zal verdachte hier dan ook van vrijspreken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 februari
2015 tot en met 06 februari 2016 in de gemeente [geboorteplaats] , althans in Nederland
één of meer goed(eren) te weten
- een geldbedrag van 900 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 900 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 353,16 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 303,16 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 275 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 275 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 9800 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 2705 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 2200 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 345 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 1050 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 345 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 9500 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 1532 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 734 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 1562 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 1650 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 150 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 800 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 650 euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 279,50 euro,
althans een geldbedrag
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
dit/deze
goed
(eren
) wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een)
door misdrijf verkregen goed
(eren
)betrof.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 417bis Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:schuldheling, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat bij een strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de persoon van verdachte en haar persoonlijke omstandigheden. De raadsman heeft bepleit geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een taakstraf is passender.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van geldbedragen, terwijl zij had moeten vermoeden dat dit geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij zich onvoldoende heeft afgevraagd wat de herkomst van de geldbedragen was. Verdachte heeft op deze wijze bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Zij is niet eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld. De rechtbank heeft voorts, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening gehouden met een eerdere veroordeling van verdachte, te weten: het vonnis van de politierechter te Zwolle van 26 februari 2016, waarbij verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 30 uren.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. H.T. Pos en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2017.
Mr. Orriëns-Schipper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met BVH nummer 20115512348 - onderzoek ON1R015048 Antwerpen. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , met bijlage(n), van 23 oktober 2015, pagina 44 t/m 106, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangever:
“(…) Op eerst genoemde datum en tijdstip heb ik via de internetsite “ [website] ” contact gekregen met de heer [hoofdverdachte] , zijn profielnaam op deze site is: “ [alias hoofdverdachte] ”. (…) Vanaf 31 januari 2015 t/m 20 oktober 2015 heb ik voor een bedrag van 312.480,84 aan hem geleend. (…).”
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , met bijlage(n), van 16 december 2015, pagina 127 t/m 138, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangever:
“(…) Volgens uw bankafschriften heeft u 9 keer geld overgemaakt op bankrekeningnr. [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] , allen ten behoeve van [hoofdverdachte] . Dit betroffen betalingen op 3-2-2015 een bedrag van € 279,50, op 4-5-2015, € 650, 21-5-2015
€ 800, 26-6-2015 € 150, 21-7-2015 € 1.650, 22-7-2015 € 1.562, 23-7-2015 €734, en 2 keer op 8-8-2015 €1.532 en € 9.500. Dit is een totaalbedrag van € 16.857,50. (…). (…) Waarom heeft u zulke hoge bedragen overgemaakt aan [verdachte] ten behoeve van [hoofdverdachte] ? A: Omdat dat op dat moment nodig was. (…).”
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , met bijlage(n), van 5 februari 2016, pagina 143 t/m 159, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangever:
“(…) Ik heb een bankrekening bij ABN/AMRO: [rekeningnummer 2] . Het rekeningnummer van [hoofdverdachte] is [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] . (…) In totaal heb ik ruim 19 duizend euro aan hem overgemaakt. (…).”
4.
Het proces-verbaal financieel onderzoek van verbalisant [verbalisant] , met bijlage(n), van 25 april 2016, pagina 455 t/m 477, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als relaas van verbalisant:
“(…) In het kader van het onderzoek Antwerpen stelde ik een onderzoek in naar de financiële positie van de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] , wonende [woonplaats] . (…) Verdachte beschikt over de volgende bankrekeningen: [rekeningnummer 3] studentenrekening (…) [rekeningnummer 4] betaalrekening (…) In twee dagen 29 januari 2016 en 2 februari 2016, ontvangt verdachte op haar studentenrekening totaal € 19.451,32 bestaande uit twaalf (12) overschrijvingen. De bedragen zijn afkomstig van bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] met als omschrijving [slachtoffer 2] [adres] . (…) In de periode 3 februari en 10 augustus 2015 worden in negen bedragen een totaalbedrag van € 16.857,50 overgemaakt op de betaalrekening van verdachte. De tegenrekening van deze transacties was [rekeningnummer 6] ten name van [slachtoffer 1] . (…).”
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , met bijlage(n), van 25 mei 2016, pagina 648 t/m 672, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
“(…) V: In de periode 3 februari en 10 augustus 2015 worden in negen bedragen een totaalbedrag van € 16.857,50 overgemaakt op jouw ING bankrekening [rekeningnummer 4] . De tegenrekening van deze transacties was [rekeningnummer 6] ten name van [slachtoffer 1] . Waarvoor waren deze betalingen? A: Dit is allemaal via [hoofdverdachte] gegaan. (…). Tijdens de detentie hebben [hoofdverdachte] en ik erover gesproken deze rekening te openen. (…) V: Wie is [medeverdachte 1] ? A: Dat is een man die in Lelystad in de PI zat voor boetes. (…) V: Hoe vaak ben je bij hem geweest? A: Ik denk een paar keer. (…) Ik moest samen met [medeverdachte 3] daar heen. [hoofdverdachte] heeft dat aan ons gevraagd. We moesten daar geld ophalen. (…) Geld van [hoofdverdachte] . (…) V: In hoeverre wist jij wat er in de enveloppe zat? A: (…) Het was aardig wat geld. Dat kon ik wel voelen. (…) In twee dagen, 29 januari 2016 en 2 februari 2016 ontvang jij op jouw studentenrekening totaal € 19.451,32 bestaande uit twaalf (12) overschrijvingen. De bedragen zijn afkomstig van bankrekeningnummer ABN [rekeningnummer 5] met als omschrijving [slachtoffer 2] [adres] spoedoverboeking. (…) A: Ik weet dat deze bedrag op mijn rekening is gekomen want ik kom met de uitkering voor deze maand in de knoei komt. [hoofdverdachte] heeft gevraagd of hij de rekening kon gebruiken. (…) V: Op 28 augustus 2015 om 16.23 uur belt [hoofdverdachte] met jou en vraagt of het gelukt is. (…) A: Dat gaat over een horloge. (…) Hij had mij gevraagd of ik dit wilde kopen bij [juwelier] in Apeldoorn. Ik heb hier tegen de 3000 euro voor betaald. (…) V: Uit welke kluis moest jij het geld halen? A: Ik had een kluisje gekocht omdat ik het niet lekker vond dat het geld van [hoofdverdachte] overal lag. (…) V: Hoe kwam dat in de kluis terecht? A: (…) Dat heb ik er zelf in gedaan. (…).”
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , met bijlage(n), van 22 december 2015, pagina 768 t/m 783, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
“(…) V: Door [slachtoffer 1] werd in totaal, 1n 17 keer, een geldbedrag van € 142.617 op jouw rekening gestort. (…) V: Wie haalde dat geld bij jou op? A: Dat was zijn vader, zijn vriendin [verdachte] of [medeverdachte 3] . (…) V: Wist [verdachte] dat er geld in de envelop zat, toen zij dit bij jou ophaalde? A: Dat wist zij wel. (…) Omdat het veel biljetten zijn past het geld niet in een envelop. Ik deed het daarom dan ook in meerdere witte enveloppen. [verdachte] is 4 keer bij mij thuis gewest om geld op te halen. (…).”