ECLI:NL:RBOVE:2017:310

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 januari 2017
Publicatiedatum
26 januari 2017
Zaaknummer
08.760109-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid verhuurder bij koolmonoxidevergiftiging door onjuiste installatie van geiser

Op 26 januari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man uit Raalte, die als verhuurder verantwoordelijk werd gehouden voor de dood van een bewoner door koolmonoxidevergiftiging. De man had een tweedehands geiser (Vaillant MAG 275) verkeerd geïnstalleerd in een appartement in Deventer, wat leidde tot de dood van een bewoner op 17 februari 2014. De rechtbank oordeelde dat de man, ondanks zijn ervaring als onderhoudsmonteur, nalatig was in zijn verantwoordelijkheden. Hij had de geiser niet volgens de richtlijnen geïnstalleerd en onvoldoende onderhoud gepleegd. De verhuurder werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van aanmerkelijke onachtzaamheid of nalatigheid. De rechtbank nam in overweging dat de man een ervaren installateur had ingeschakeld en dat er geen aanwijzingen waren dat de geiser niet goed functioneerde. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd, en de verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor schuld. De rechtbank concludeerde dat de nalatigheid van de verdachte niet voldoende was om hem strafrechtelijk aansprakelijk te stellen voor de gevolgen van de koolmonoxidevergiftiging.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760109-14 (P)
Datum vonnis: 26 januari 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 september 2016 en 12 januari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E. Postma en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als verhuurder van een kamer verwijtbaar en toerekenbaar tekort is geschoten in zijn plicht zorg te dragen voor een veilige geiserinstallatie, waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat een persoon is overleden en bij een ander persoon tijdelijke ziekte is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, na wijziging tenlastelegging, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 15 februari 2014 te Deventer, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig, in een gebouw, te weten een woonpand op perceel [adres] als verhuurder:
- klachten van een of meer (oud) bewoner(s) van (kamer 4 van) voornoemd gebouw over het ruiken van een gaslucht, althans een vreemde lucht in (kamer 4 van) dat gebouw en/of gezondheidsklachten van deze bewoners heeft genegeerd en/of
- niet heeft gezorgd of heeft laten zorgen voor voldoende ventilatie aldaar en/of
- een tweedehands geiser (Vaillant MAG 275) van ongeveer 15 jaar oud heeft geïnstalleerd, althans heeft laten installeren en/of
- zich er daarbij niet van heeft vergewist dat deze geiser deugdelijk functioneerde en/of deze geiser en/of de rookgasafvoer deugdelijk werden/waren/was geïnstalleerd en/of gecontroleerd en/of aangepast en/of
- (gedurende langere tijd) geen of onvoldoende onderhoud heeft gepleegd en/of heeft laten plegen aan de gasinstallatie en/of aan voornoemde geiser (in kamer 4) en/of
- een kamer (kamer 4) als woonruimte heeft verhuurd aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2], terwijl zich in die kamer een niet op juiste wijze geïnstalleerde en/of functionerende geiser bevond,

als gevolg waarvan (op 15 februari 2014) een grote hoeveelheid koolmonoxide in kamer 4 van) dat woonpand is vrijgekomen, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld is te wijten dat [slachtoffer 1] een koolmonoxide intoxicatie heeft bekomen, als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;

2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 15 februari 2014 te Deventer, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig, in een gebouw, te weten een woonpand op perceel [adres] als verhuurder:
- klachten van een of meer (oud) bewoner(s) van (kamer 4 van) voornoemd gebouw over het ruiken van een gaslucht, althans een vreemde lucht in (kamer 4 van) dat gebouw en/of gezondheidsklachten van deze bewoners heeft genegeerd en/of
- niet heeft gezorgd of heeft laten zorgen voor voldoende ventilatie aldaar en/of
- een tweedehands geiser (Vaillant MAG 275) van ongeveer 15 jaar oud heeft geïnstalleerd, althans heeft laten installeren en/of
- zich er daarbij niet van heeft vergewist dat deze geiser deugdelijk functioneerde en/of deze geiser en/of de rookgasafvoer deugdelijk werden/waren/was geïnstalleerd en/of gecontroleerd en/of aangepast en/of
- (gedurende langere tijd) geen of onvoldoende onderhoud heeft gepleegd en/of heeft laten plegen aan de gasinstallatie en/of aan voornoemde geiser (in kamer 4) en/of
- een kamer (kamer 4) als woonruimte heeft verhuurd aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2], terwijl zich in die kamer een niet op juiste wijze geïnstalleerde en/of functionerende geiser bevond,

als gevolg waarvan (op 15 februari 2014) een grote hoeveelheid koolmonoxide in (kamer 4 van) dat woonpand is vrijgekomen, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld is te wijten dat [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel, te weten een koolmonoxide intoxicatie, heeft bekomen dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van wat hem ten laste wordt gelegd omdat – kort gezegd – uit de bewijsmiddelen onvoldoende valt af te leiden dat verdachte in redelijkheid de gevolgen van zijn gedragingen had kunnen voorzien.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overlegde pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden gezegd dat verdachte schuld in de zin van de artikelen 307 en 308 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) heeft aan het ontstaan van het koolmonoxide ongeval. Mocht verdachte al onvoorzichtig hebben gehandeld dan is deze onvoorzichtigheid niet aanmerkelijk geweest. Verdachte had de gevolgen van zijn handelen niet kunnen voorzien. Er was sprake van een buitengewoon ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Bovendien bestaat onvoldoende causaal verband tussen het handelen van verdachte en het feit dat één van de slachtoffers is overleden en het andere slachtoffer letsel heeft opgelopen.

6.De beoordeling

Ter beoordeling staat of verdachte zodanig aanmerkelijk onvoorzichtig en/of nalatig en/of onachtzaam heeft gehandeld dat hem dood dan wel letsel door schuld in de zin van de artikelen 307 en 308 Sr kan worden verweten.
De rechtbank stelt voorop dat niet elk gemis aan voorzichtigheid voldoende is om tot een bewezenverklaring van schuld te komen. Voor het aannemen van schuld in de zin van voornoemde artikelen moet sprake zijn van
grove of aanmerkelijkeonvoorzichtigheid, onachtzaamheid of nalatigheid, terwijl het gevolg, in dit geval de dood van [slachtoffer 1] en het letsel bij [slachtoffer 2], in redelijkheid moet kunnen worden toegerekend aan het handelen of nalaten van verdachte. Bij het oordeel over de vraag of verdachte dood dan wel letsel door schuld kan worden verweten moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, waarbij voor ogen moet worden gehouden dat de ernst van het gevolg niet redengevend is voor de mate van de schuld.
De rechtbank stelt vast dat van de ten laste gelegde gedragingen bewezen kan worden verklaard dat verdachte een tweedehands geiser heeft laten installeren, dat hij gedurende enige tijd geen onderhoud aan deze geiser heeft laten plegen en dat hij een kamer aan de slachtoffers heeft verhuurd waarin een niet op de juiste wijze geïnstalleerde geiser hing.
Bovendien heeft verdachte zelf onvoldoende gecontroleerd of er sprake was van een deugdelijk geïnstalleerde geiser en bijbehorende rookgasafvoerleiding. Dit terwijl hij als verhuurder van de woning verantwoordelijk is voor een veilige geiserinstallatie in de woning.
Aan verdachte kan aldus het verwijt worden gemaakt dat hij nalatig is geweest in het onderhoud en de controle van de geiser en de gasafvoerleiding. Naar het oordeel van de rechtbank is deze nalatigheid echter niet dermate groot dat gesproken kan worden van een aanmerkelijke onachtzaamheid en of nalatigheid.
Verdachte heeft een bevriende installateur met 22 jaar ervaring ingeschakeld en heeft op het vakmanschap van deze door hem ingeschakelde professional vertrouwd.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten op grond waarvan verdachte aan de deskundigheid van de door hem ingeschakelde installateur moest twijfelen.
In dit verband neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte een brief van de gemeente heeft ontvangen waarin staat vermeld dat zijn pand aan de daarvoor gestelde wettelijke eisen voldeed.
Voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het voor verdachte niet zonder meer voorzienbaar was dat de geïnstalleerde geiser niet goed functioneerde en, in combinatie met overige omstandigheden die al langer bestonden, zoals de rookgasafvoer en uitmonding, een gevaarlijke situatie opleverde.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van (ten minste) de juridisch vereiste aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 307 en 308 Sr.
Verdachte moet daarom van het hem ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde] en [slachtoffer 2] in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaren, omdat verdachte van de feiten ten gevolg waarvan deze benadeelde partijen schade zouden hebben geleden, zal worden vrijgesproken. Zij kunnen hun vorderingen enkel aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. S. Taalman en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2017.
Mr. S. Taalman voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.