ECLI:NL:RBOVE:2017:3086

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 augustus 2017
Publicatiedatum
3 augustus 2017
Zaaknummer
08.770032-17, 18.134822-15 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor meerdere diefstallen met geweld tegen kwetsbare slachtoffers

Op 3 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen uit Groningen, die verantwoordelijk zijn voor een reeks van 14 (pogingen tot) diefstallen uit woningen. De verdachten maakten gebruik van babbeltrucs en richtten zich specifiek op oudere, kwetsbare personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mannen zich voordeden als medewerkers van energieleveranciers of waterleidingsbedrijven om toegang te krijgen tot de woningen van hun slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen van 40 maanden voor de 60-jarige man en 30 maanden voor zijn 34-jarige kompaan, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachten op gewiekste wijze te werk gingen en dat hun handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers teweegbracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die emotioneel en financieel zijn getroffen door de diefstallen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachten zijn veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770032-17, 18.134822-15 (tul) (P)
Datum vonnis: 3 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in PI Almelo, HvB De Karelskamp.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 april 2017 en 20 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M. Stad en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. G.R. Stoeten, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 20 juli 2017, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
samen met een ander een diefstal met geweld heeft gepleegd;
feiten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9:
telkens: samen met een ander een diefstal heeft gepleegd;
feit 10:
samen met een ander vier keer heeft geprobeerd een diefstal te plegen;
feit 11:
een diefstal heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1. hij op of omstreeks 11 november 2016 te Slochteren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 1] :-een of meerdere (2) portemonnee(s) met inhoud (te weten: een geldbedrag totaal groot circa 60 euro en/of pasjes),in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:-(met kracht) tegen die [slachtoffer 1] is/zijn aangelopen en/of-(met kracht) die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd (waardoor die [slachtoffer 1] van haar plaats werd geduwd); (zaak 2)
2. hij op of omstreeks 14 november 2016 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] :een sieradenkistje met inhoud (te weten: meerdere gouden en zilveren sieraden),in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders (waarbij verdachte en/of zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van de zogenaamde 'babbeltruc'); (zaak 1)
3. hij op of omstreeks 24 november 2016 te Zoutkamp, gemeente De Marne, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] :-een portemonnee met inhoud (te weten: een contant geldbedrag, totaal groot 50 euro en/of een identiteitskaart en/of een of meerdere pasjes) en/of-een geldkistje met inhoud (te weten: een trouwboekje en/of trouwringen en/of bankafschriften en/of militaire onderscheidingen en/of medailles)in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders (waarbij verdachte en/of zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van de zogenaamde 'babbeltruc');
4. hij op of omstreeks 28 november 2016 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] :-een contant geldbedrag, totaal groot 100 euro en/of -een (goudkleurig) ceintuur en/of-een houten doosje met inhoud (te weten: meerdere gouden sieraden en/of een creditcard),in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, (waarbij verdachte en/of zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van de zogenaamde 'babbeltruc'); (zaak 10)
5. hij op of omstreeks 02 december 2016 te Ommen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 5] :-een Ipad (met zwarte hoes),in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, (waarbij verdachte en/of zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van de zogenaamde 'babbeltruc'); (zaak 12)
6. hij op of omstreeks 10 januari 2017 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 6] :-een of meerdere (2) fietstas(sen) en/of-een handtas met inhoud (te weten: een mobiele telefoon en/of een huissleutel en/of een paspoort en/of een bankpas en/of een of meerdere OV-chipkaarten en/of een contant geldbedrag, totaal groot 40 euro),in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, (waarbij verdachte en/of zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van de zogenaamde 'babbeltruc'); (zaak 18)
7. hij op of omstreeks 13 januari 2017 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een woning gelegen aan [adres 7] :-een portemonnee met inhoud (te weten: een contant geldbedrag, totaal groot 40 euro en/of een rijbewijs en/of een bankpas) en/of-een (reserve)huissleutel,in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, (waarbij verdachte en/of zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van de zogenaamde 'babbeltruc'); (zaak 21)
8. hij op of omstreeks 29 november 2016 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 8] :-een of meerdere gouden siera(a)d(en) en/of-een dameshorloge en/of-een parelketting en/of-een of meerdere (2) (goudkleurige) vulpen(nen) en/of-een glazen ei,in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, (waarbij verdachte en/of zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van de zogenaamde 'babbeltruc'); (zaak 24)
9. hij op of omstreeks 09 november 2016 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 9] :-een handtas en/of-een of meerdere (2) portemonnee(s) met inhoud (te weten: een rijbewijs en/of een paspoort en/of een bankpas en/of een kentekenbewijs en/of een contant geldbedrag, totaal groot 410 euro),in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, (waarbij verdachte en/of zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van de zogenaamde 'babbeltruc'); (zaak 25)
10. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 november 2016 tot en met 6 januari 2017, te Dronten en/of Kampen en/of Paterswolde en/of Winsum, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, (telkens) in/uit woning(en) gelegen aan [adres 10] en/of [adres 11] en/of [adres 12] en/of [adres 13] , goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan:- [slachtoffer 10] en/of- [slachtoffer 11] en/of- [slachtoffer 12] en/of- [slachtoffer 13] ,in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededaders: zich (telkens) (middels de zogenaamde 'babbeltruc') (onder valse voorwendselen) de toegang verschaft tot de woning(en) van voornoemde [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] , om vervolgens in die woning(en) op zoek te gaan naar geld en/of goederen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (zaak 3, 4, 5 en 6)
11. hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Groningen, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 14] :-een contant geldbedrag, totaal groot circa 15, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 14] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, (waarbij verdachte gebruik heeft gemaakt van de zogenaamde 'babbeltruc').

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 tot en met 10 wettig en overtuigend bewezen, gezien de aangiften en de bekennende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] .
Er is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Verdachte en medeverdachte hebben een stilzwijgende afspraak dat medeverdachte rijdt en dat verdachte en/of medeverdachte naar de woning gaan. De buit wordt eerlijk verdeeld. Dit is een standaard werkwijze en verdachte en medeverdachte weten van elkaar wat de bedoeling is.
Ook feit 11 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Dit volgt uit de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen, waaruit volgt dat getuige [getuige] verdachte herkent van een foto, en het proces-verbaal van bevindingen, waaruit volgt dat een verbalisant de persoon op de foto herkent als de hem ambtshalve bekende verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak voor alle 11 ten laste gelegde feiten. Er is weliswaar voldoende wettig bewijs, maar de overtuiging ontbreekt door de ontkenning door verdachte van iedere betrokkenheid bij de 11 feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 1] , waaruit blijkt dat op 11 november 2016 een man bij haar voordeur aan [adres 1] te Slochteren aanbelde, die zich voordeed als een controleur van de gasmeter. Deze man liet aangeefster naar verschillende ruimtes in de woning gaan. Op het moment dat aangeefster niet in de woonkamer was, heeft de man twee portemonnees, met daarin een geldbedrag van in totaal 60 euro en pasjes, uit een lade in de woonkamer gepakt. Toen aangeefster de man hierop betrapte, heeft hij aangeefster met kracht opzij geduwd, zodat de man de woning uit kon vluchten.
Medeverdachte, [medeverdachte] , heeft bij de politie verklaard dat hij op 11 november 2016 samen met verdachte in de auto naar Slochteren is gegaan. Volgens medeverdachte heeft verdachte zich voorgedaan als controleur van de gasmeter en is hij alleen de woning in gegaan. Medeverdachte is in de auto blijven wachten, zodat hij snel weg kon rijden als verdachte met de buit terugkwam in de auto. Ze hebben volgens medeverdachte de buit samen verdeeld.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte is geweest die zich heeft voorgedaan als controleur van de gasmeter en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster heeft verkregen, waarna hij twee portemonnees heeft gestolen en geweld tegen aangeefster heeft gebruikt om zodoende de woning met zijn buit te kunnen verlaten.
De rol van medeverdachte is als volgt geweest. Medeverdachte was op de hoogte van wat er zou gaan gebeuren, namelijk het bestelen van oudere mensen in hun eigen woning. Hij heeft de auto bestuurd en in de buit gedeeld. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, ook ten aanzien van het door verdachte gebruikte geweld. Het was voor verdachte immers zonder meer voorzienbaar dat, bij betrapping door een bewoner, zijn medeverdachte enig geweld zou gebruiken om zo te kunnen ontsnappen uit de woning waar op dat moment een diefstal werd gepleegd. Hij heeft zodoende willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn mededader mogelijk geweld zou gebruiken, zodat zijn opzet ook geacht wordt daar op gericht te zijn geweest.
De rechtbank acht feit 1 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 2] , waaruit blijkt dat op 14 november 2016 een man aanbelde bij de woning van aangeefster aan de [adres 2] te Steenwijk. Deze man zei dat hij de meterstand op kwam nemen. Nadat de man de woning had verlaten, merkte aangeefster dat een rood sieradenkistje was verdwenen. In dit sieradenkistje zaten vijf gouden en zilveren sieraden.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 14 november 2016 samen met verdachte in Steenwijk was en dat verdachte uit de woning aan de [adres 2] een diefstal heeft gepleegd door te zeggen dat hij de meterstand kwam opnemen. Medeverdachte was op de hoogte van het doel waarmee verdachte de woning inging. Verder heeft medeverdachte verklaard dat verdachte de gestolen gouden en zilveren sieraden op het kamp verkocht, waarna medeverdachte een deel van de opbrengst kreeg.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte is geweest die zich heeft voorgedaan als opnemer van de meterstand en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster heeft verkregen, waarna hij een sieradenkistje met daarin een vijftal sieraden heeft gestolen. Verdachte en medeverdachte hebben de opbrengst verdeeld. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht feit 2 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Het dossier bevat een aangifte van [naam] , namens zijn vader [slachtoffer 3] , waaruit blijkt dat op 24 november 2016 twee mannen aanbelden bij de woning van dhr. [slachtoffer 3] aan de [adres 3] te Zoutkamp. Eén van de mannen zei dat hij de watermeterstand wilde opnemen. Beide mannen zijn in de woning van dhr. [slachtoffer 3] geweest. Eén van de mannen is in de slaapkamer geweest. Nadat de mannen de woning hadden verlaten, merkte dhr. [slachtoffer 3] dat de deurtjes en een lade van een kast in de slaapkamer open stonden en dat zijn portemonnee, met inhoud, en een geldkistje, met inhoud, waren weggenomen. In de portemonnee zaten een contant geldbedrag van 50 euro, een identiteitskaart en meerdere pasjes. In het geldkistje zaten een trouwboekje, trouwringen, bankafschriften en militaire onderscheidingen en medailles.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 24 november 2016 samen met verdachte in de woning aan de [adres 3] te Zoutkamp is geweest en dat hij uit een kastje in de slaapkamer een geldkistje heeft meegenomen. Verder heeft medeverdachte verklaard dat het sleuteltje bovenop het kistje lag.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte en medeverdachte zijn geweest die zich hebben voorgedaan als opnemers van de watermeterstand en op die wijze toegang tot de woning van dhr. [slachtoffer 3] hebben verkregen, waarna zij een portemonnee (met daarin een contant geldbedrag van 50 euro, een identiteitskaart en meerdere pasjes) en een geldkistje (met daarin een trouwboekje, trouwringen, bankafschriften en militaire onderscheidingen en medailles) hebben gestolen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht feit 3 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 4] , waaruit blijkt dat op 28 november 2016 twee mannen over het erf naar de voordeur van de woning van aangeefster aan de [adres 4] te Groningen liepen. Aangeefster heeft de deur open gedaan. De mannen zeiden dat ze de gasmeterstand op kwamen nemen. Aangeefster heeft hierop de mannen binnen gelaten. Eén van de mannen is boven in de slaapkamer geweest. Nadat de mannen de woning hadden verlaten, merkte aangeefster dat een contant geldbedrag van in totaal 100 euro (twee keer 50 euro) uit haar portemonnee was weggenomen. Ook waren een goudkleurige ceintuur en een houten doosje met daarin meerdere gouden sieraden en een creditcard gestolen.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte was betrokken bij de diefstal uit de woning aan de [adres 4] te Groningen op 28 november 2016. Het geld dat uit de portemonnee werd gestolen, twee bankbiljetten van 50 euro, werd tussen verdachte en medeverdachte gedeeld; ieder 50 euro. Volgens medeverdachte behield verdachte de armband.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte en medeverdachte zijn geweest die zich hebben voorgedaan als opnemers van de gasmeterstand en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster hebben verkregen, waarna zij een contant geldbedrag van in totaal 100 euro (twee keer 50 euro), een goudkleurige ceintuur en een houten doosje met daarin meerdere gouden sieraden en een creditcard hebben gestolen. Verdachte en medeverdachte hebben de buit onderling verdeeld.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht feit 4 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 5] , waaruit blijkt dat op 2 december 2016 twee mannen aanbelden bij de woning van aangeefster aan de [adres 5] te Ommen. Eén van de mannen zei dat er bij de buren problemen met de waterleiding waren en dat ze de woning van aangeefster wilden controleren. Aangeefster heeft hierop de mannen binnengelaten. Eén van de mannen is in de woonkamer geweest. De volgende dag bemerkte aangeefster dat haar Apple iPad uit de woonkamer was gestolen.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte op 2 december 2016 bij de woning aan de [adres 5] in Ommen is geweest en dat hij uit de woonkamer een Apple iPad heeft weggenomen.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte en medeverdachte zijn geweest die zich hebben voorgedaan als medewerkers van het waterleidingbedrijf en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster hebben verkregen, waarna zij een Apple iPad hebben gestolen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht feit 5 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 6] , waaruit blijkt dat op 10 januari 2017 twee mannen aanbelden bij de woning van aangeefster aan de [adres 6] te Groningen. Op de vraag van aangeefster of de mannen van Energiewacht waren, antwoordde één van de mannen bevestigend. Hij voegde daaraan toe dat ze de verwarming kwamen checken in verband met temperatuurswisselingen van de afgelopen weken. Aangeefster heeft hierop de mannen binnengelaten. Eén van de mannen is in de woonkamer geweest en de ander in de gang. Nadat de mannen de woning hadden verlaten, merkte aangeefster dat haar twee fietstassen, die in de gang stonden, waren gestolen. In een van de fietstassen zat een handtas met daarin een mobiele telefoon, een huissleutel, een paspoort, een bankpas, twee OV-chipkaarten en 40 euro aan contanten, te weten twee briefjes van 20 euro.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte bij de woning aan de [adres 6] in Groningen is geweest en dat hij uit de gang twee fietstassen heeft weggenomen. Hieruit heeft hij twee briefjes van twintig euro gehaald; de rest heeft hij weggegooid. Medeverdachte stelt één briefje van twintig euro aan verdachte te hebben gegeven.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte en medeverdachte zijn geweest die zich hebben voorgedaan als medewerkers van de Energiewacht en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster hebben verkregen, waarna zij twee fietstassen (met daarin een handtas, waarin een mobiele telefoon, een huissleutel, een paspoort, een bankpas, twee OV-chipkaarten en 40 euro aan contanten, te weten twee briefjes van 20 euro) hebben gestolen. Verdachte en medeverdachte hebben het contante geld verdeeld, ieder de helft.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht feit 6 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 7] , waaruit blijkt dat op 13 januari 2017 aangeefster, toen zij bij haar woning aan de [adres 7] te Groningen aankwam, werd aangesproken door twee mannen. Deze mannen zeiden dat zij van het waterbedrijf waren en dat zij in de woning wilden controleren op lekkages. Eén man is voor aangeefster uit de trap opgelopen naar de woning en de andere man liep achter aangeefster aan. Boven gekomen zag aangeefster de eerste man in de woonkamer staan. Daarna hebben beide mannen de woning verlaten en merkte aangeefster dat haar portemonnee en een reservesleutel van de woning uit haar handtas waren gestolen. In de portemonnee zaten een geldbedrag van 40 euro, een rijbewijs en een bankpas.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte bij de woning aan de De [adres 15] te Groningen is geweest en dat zij zich hebben voorgedaan als medewerkers van het waterbedrijf. Volgens medeverdachte is verdachte in de woning geweest. Van de buit hebben zij ieder de helft gekregen, aldus de medeverdachte.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte en medeverdachte zijn geweest die zich hebben voorgedaan als medewerkers van het waterbedrijf en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster hebben verkregen, waarna zij een portemonnee (met daarin een geldbedrag van 40 euro, een rijbewijs en een bankpas) en een huissleutel hebben gestolen. Verdachte en medeverdachte hebben de opbrengst verdeeld, ieder de helft.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht feit 7 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 8
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 8] en een aanvullend verhoor, waaruit blijkt dat op 29 november 2016 een man aanbelde bij de woning van aangeefster aan de [adres 8] te Alkmaar. Deze man zei dat ze bij de buren waren geweest, omdat zij in de kou hadden gezeten en hij vroeg of ze bij aangeefster de verwarming en het water mochten controleren. Nadat aangeefster had gezegd dat dat goed was, ging de man zijn collega ophalen. Beide mannen zijn in de woning geweest. De oudste man is naar boven gelopen. De andere man is beneden gebleven. Nadat de mannen de woning hadden verlaten, merkte aangeefster dat in diverse kamers in huis lades openstonden en planken leeg waren gehaald. Zij constateerde dat gouden sieraden, een dameshorloge, een parelketting, vulpennen en een glazen ei waren gestolen.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte bij een woning in Alkmaar is geweest en dat hij die woning een glazen ei (dat op de kast in de woonkamer stond) heeft meegenomen.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte en medeverdachte zijn geweest die zich hebben voorgedaan als medewerkers van een energiebedrijf en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster hebben verkregen, waarna zij gouden sieraden, een dameshorloge, een parelketting, vulpennen en een glazen ei hebben gestolen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht feit 8 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 9
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 9] , waaruit blijkt dat op 9 november 2016 aangeefster, toen zij bij haar woning aan de [adres 9] te Zuidlaren aankwam, werd aangesproken door een man. Deze man vroeg haar of zij nog scharen of messen te slijpen had. Toen aangeefster dit bevestigde, vroeg de man of hij aangeefster kon helpen om de boodschappen naar binnen te dragen. Dit vond aangeefster goed, waarop de man de boodschappen naar de keuken van aangeefster heeft gebracht. In de woning is aangeefster naar een andere ruimte gelopen. Toen zij terugkwam in de keuken zag zij dat de man weg was. Ook zag zij dat haar schoudertas was gestolen. In de schoudertas zaten twee portemonnees met daarin een rijbewijs, een paspoort, een bankpas, een kentekenbewijs en een contant geldbedrag van in totaal 410 euro.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in november 2016 samen met verdachte in de auto in Zuidlaren is geweest. Volgens medeverdachte had verdachte hem verteld dat hij zich voor zou gaan doen als iemand die het water controleerde. In Zuidlaren zag verdachte een vrouw lopen met een boodschappentas. Verdachte is uit de auto gestapt, terwijl medeverdachte in de auto bleef. Verdachte is naar de vrouw gelopen en heeft haar geholpen met de boodschappen. Verdachte kwam terug met een handtas. In die tas zat ongeveer 300 à 400 euro. Medeverdachte heeft hiervan 200 euro gekregen. Verdachte heeft de rest gehouden, aldus de medeverdachte.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte is geweest die aangeefster heeft gevraagd of zij messen of scharen te slijpen had en of hij kon helpen met het naar binnendragen van de boodschappen van aangeefster en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster heeft verkregen, waarna hij een handtas met daarin twee portefeuilles (bevattende een rijbewijs, een paspoort, een bankpas, een kentekenbewijs en een contant geldbedrag van in totaal 410 euro) heeft gestolen.
De rol van medeverdachte is als volgt geweest. Medeverdachte was op de hoogte van wat er zou gaan gebeuren, namelijk het bestelen van oudere mensen in hun eigen woning. Hij heeft de auto bestuurd en in de buit gedeeld. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht feit 9 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 10
Met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 10] – Zaak 3
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 10] , waaruit blijkt dat op 30 november 2016 twee mannen aanbelden bij de woning van aangeefster aan [adres 10] te Dronten. Eén van de mannen zei dat de buren zonder warm water hadden gezeten en dat ze de woning van aangeefster wilden controleren. De man had zijn voet al tussen de deur. Aangeefster heeft hierop de mannen binnengelaten. Eén van de mannen is boven geweest. Nadat de mannen de woning hadden verlaten, merkte aangeefster dat boven diverse kastdeuren open stonden. Er was niets gestolen.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte in een woning in Dronten is geweest om te stelen. Verdachte is volgens medeverdachte boven geweest in de woning.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte en medeverdachte zijn geweest die zich hebben voorgedaan als medewerkers van het energiebedrijf en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster hebben verkregen. Het doel van verdachte en medeverdachte was het stelen van waardevolle goederen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht dit onderdeel van feit 10 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 11] – Zaak 4
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 11] , waaruit blijkt dat op 30 november 2016 een man aanbelde bij de woning van aangeefster aan de [adres 11] te Kampen. De man zei dat hij de waterstand kwam controleren. Vervolgens liep de man naar binnen. Op dat moment kwam er nog een man aanlopen. Eén van de mannen hield aangeefster aan de praat. De andere man liep de woonkamer in, terwijl daar geen water is. Daarna hebben de mannen de woning verlaten. Er was niets gestolen.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte in een woning in Kampen is geweest om te stelen. Om aangeefster te overtuigen dat hij voor het water kwam, had medeverdachte een pen en een boek bij zich. Medeverdachte heeft verklaard aangeefster aan de praat te hebben gehouden, zodat verdachte kon stelen.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte en medeverdachte zijn geweest die zich hebben voorgedaan als medewerkers van het waterbedrijf en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster hebben verkregen. Het doel van verdachte en medeverdachte was het stelen van waardevolle goederen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht dit onderdeel van feit 10 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 12] – Zaak 5
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 12] , waaruit blijkt dat op 30 november 2016 twee mannen aanbelden bij de woning van aangeefster aan de [adres 12] te Paterswolde. Eén van de mannen zei dat er wateroverlast was en dat ze het water in de woning van aangeefster wilden controleren. Vervolgens liepen de mannen naar binnen. Eén van de mannen is naar boven gelopen. De andere man liep de woonkamer in en rommelde in een la. Nadat de mannen de woning hadden verlaten, merkte aangeefster dat de man die boven was geweest in haar tas, kasten en een blikje had gezocht. Er was niets gestolen.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte in een woning in Paterswolde is geweest om te stelen. Medeverdachte stelt boven in de woning te zijn geweest.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte en medeverdachte zijn geweest die zich hebben voorgedaan als medewerkers van het waterbedrijf en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster hebben verkregen. Het doel van verdachte en medeverdachte was het stelen van waardevolle goederen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht dit onderdeel van feit 10 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 13] – Zaak 6
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 13] , waaruit blijkt dat op 6 januari 2017 een man met een map in zijn handen voor de woning van aangeefster aan de [adres 13] te Winsum loopt. Desgevraagd gaf de man aan dat hij van het waterbedrijf was en binnen wilde komen. Vervolgens liep de man naar binnen. De man is in de keuken en in de slaapkamer van aangeefster geweest. Daarna heeft de man de woning verlaten. Er was niets gestolen.
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 6 januari 2017 samen met verdachte naar Winsum is gereden. Daar is verdachte uit de auto gestapt met een notitieblok om aangeefster te overtuigen dat hij voor het water kwam. Medeverdachte stelt op de hoogte te zijn geweest van het doel waarmee verdachte de woning inging. Hij wilde wel mee, omdat hij geen geld had, aldus de medeverdachte.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte is geweest die zich heeft voorgedaan als medewerker van het waterbedrijf en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster heeft verkregen. Het doel van verdachte was het stelen van waardevolle goederen bij oudere mensen in hun eigen woning. Medeverdachte was op de hoogte van dit doel en heeft de auto bestuurd. Verder is voldoende aannemelijk dat medeverdachte in de buit zou hebben gedeeld, nu hij heeft verklaard mee te zijn gegaan omdat hij geld nodig had.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht dit onderdeel van feit 10 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 11
Het dossier bevat een aangifte van mevr. [slachtoffer 14] , waaruit blijkt dat op 12 mei 2016 een man aanbelde bij de woning van aangeefster aan de [adres 14] te Groningen. Deze man zei dat hij de centrale verwarming kwam controleren. De man liet aangeefster naar de keuken en de badkamer gaan om de kraan open te zetten. Nadat de man de woning had verlaten, merkte aangeefster dat een kleine portemonnee met daarin 15 euro aan kleingeld uit haar tas was weggenomen.
Uit een proces-verbaal van bevindingen volgt dat de hulp van aangeefster, getuige [getuige] , op het moment dat de man binnen kwam, in de hal van de woning van aangeefster stond en zij deze man op dat moment heeft gezien. Vervolgens heeft zij de man korte tijd later ook nog eens buiten gezien ter hoogte van de woning van [slachtoffer 14] . Later op de dag heeft de kleindochter van [slachtoffer 14] [getuige] een bij het proces-verbaal gevoegde foto getoond. [getuige] herkent voor 100% de man op de foto als de man die in de woning van aangeefster is geweest. De verbalisant kent de man op de foto als zijnde verdachte, aldus dit proces-verbaal.
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte is geweest die zich heeft voorgedaan als controleur van de centrale verwarming en op die wijze toegang tot de woning van aangeefster heeft verkregen, waarna hij een kleine portemonnee met daarin 15 euro aan kleingeld heeft gestolen.
Volgens de verdediging is het niet mogelijk dat de getuige verdachte kan herkennen van de foto, omdat dit een zeven jaar oude foto zou zijn. Dat het om een dergelijke oude foto zou gaan of dat verdachte hierop niet te herkennen zou zijn, is de rechtbank niet gebleken. Daarbij komt dat getuige [getuige] blijkens het hiervoor weergegeven proces-verbaal de man meermalen van dichtbij heeft gezien en zij geen enkele twijfel heeft dat de man op de foto ook diegene is die zij in de woning van aangeefster heeft gezien. Dit verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht feit 11 van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. hij op 11 november 2016 te Slochteren, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan [adres 1] :
- 2 portemonnees met inhoud (te weten: een geldbedrag totaal groot circa 60 euro en pasjes),
toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- tegen die [slachtoffer 1] is aangelopen en
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 1] van haar plaats werd geduwd;
2. hij op 14 november 2016 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan de [adres 2] :
- een sieradenkistje met inhoud (te weten: meerdere gouden en zilveren sieraden),
toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
3. hij op 24 november 2016 te Zoutkamp, gemeente De Marne, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan de [adres 3] :
- een portemonnee met inhoud (te weten: een contant geldbedrag, totaal groot 50 euro en een identiteitskaart en meerdere pasjes) en
- een geldkistje met inhoud (te weten: een trouwboekje en trouwringen en bankafschriften en militaire onderscheidingen en medailles),
toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
4. hij op 28 november 2016 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan de [adres 4] :
- een contant geldbedrag, totaal groot 100 euro en
- een goudkleurige ceintuur en
- een houten doosje met inhoud (te weten: meerdere gouden sieraden en een creditcard),
toebehorende aan [slachtoffer 4] ;
5. hij op 02 december 2016 te Ommen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan de [adres 5] :
- een Ipad met zwarte hoes,
toebehorende aan [slachtoffer 5] ;
6. hij op 10 januari 2017 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan de [adres 6] :
- 2 fietstassen en
- een handtas met inhoud (te weten: een mobiele telefoon en een huissleutel en een paspoort en een bankpas en meerdere OV-chipkaarten en een contant geldbedrag, totaal groot 40 euro),
toebehorende aan [slachtoffer 6] ;
7. hij op 13 januari 2017 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan [adres 7] :
- een portemonnee met inhoud (te weten: een contant geldbedrag, totaal groot 40 euro en een rijbewijs en een bankpas) en
- een (reserve)huissleutel,
toebehorende aan [slachtoffer 7] ;
8. hij op 29 november 2016 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan de [adres 8] :
- meerdere gouden sieraden en
- een dameshorloge en
- een parelketting en
- 2 vulpennen en
- een glazen ei,
toebehorende aan [slachtoffer 8] ;
9. hij op 09 november 2016 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan de [adres 9] :
- een handtas en
- 2 portemonnees met inhoud (te weten: een rijbewijs en een paspoort en een bankpas en een kentekenbewijs en een contant geldbedrag, totaal groot 410 euro),
toebehorende aan [slachtoffer 9] ;
10. hij in de periode van 30 november 2016 tot en met 6 januari 2017, te Dronten en Kampen en Paterswolde en Winsum, telkens tezamen en in vereniging met een ander, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, telkens uit woningen gelegen aan [adres 10] en [adres 11] en [adres 12] en [adres 13] , goederen en/of geld, toebehorende aan:
- [slachtoffer 10] of
- [slachtoffer 11] of
- [slachtoffer 12] of
- [slachtoffer 13] ,
hebbende hij, verdachte, en zijn mededader zich telkens de toegang verschaft tot de woningen van voornoemde [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] , om vervolgens in die woningen op zoek te gaan naar geld en/of goederen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
11. hij op 12 mei 2016 te Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan de [adres 14] :
- een contant geldbedrag, totaal groot circa 15 euro,
toebehorende aan [slachtoffer 14] .
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 310, 311 en 312 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feiten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9
telkens: het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 10
het misdrijf:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 11
het misdrijf:
diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het als feiten 1 tot en met 11 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, bij een bewezenverklaring, een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist en daarbij een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan veertien (pogingen tot) diefstallen uit woningen, zoals vervat in de elf bewezenverklaarde feiten. Het gaat om zeer verwerpelijke vormen van diefstal, waarbij verdachte en/of zijn mededader met een zogenaamde babbeltruc op slinkse wijze in de woningen van de slachtoffers binnenkwamen en portemonnees met inhoud, sieraden en andere persoonlijke eigendommen hebben buitgemaakt. Daarbij werden bewust (door te letten op de inrichting van de woningen) oudere, kwetsbare personen als slachtoffers uitgezocht. Verdachte en zijn mededader zijn daarbij - gezien deze werkwijze en de schaal waarop zij opereerden - op gewiekste en betrekkelijk professionele wijze te werk gegaan. Daarbij had verdachte uitsluitend oog voor eigen geldelijk gewin en werd met de schade en overlast voor anderen geen rekening gehouden.
De bewezenverklaarde feiten brengen gevoelens van angst en onveiligheid en wantrouwen mee. Slachtoffers worden emotioneel getroffen, doordat een vreemde hun huis met een babbeltruc is binnengekomen en voorwerpen heeft meegenomen. Daarnaast leveren deze feiten vermogensschade voor de benadeelden op.
De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan, met name gelet op de plek waar de diefstallen hebben plaatsgevonden, namelijk in hun eigen woning waar de slachtoffers zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen. De diefstallen hebben plaatsgevonden gedurende een lange periode en verdachte heeft kennelijk op geen enkel moment het kwalijke van zijn handelen ingezien. Daarbij komt dat verdachte, door alle feiten te ontkennen, geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 15 juni 2017, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden, naast huiselijk geweld, eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en zal daarom de in totaal op te leggen straf dienovereenkomstig matigen.
Er is, in het kader van deze strafzaak, een reclasseringsadvies uitgebracht door Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, d.d. 16 februari 2017. Er wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen.
De rechtbank ziet in de stukken geen aanleiding een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen, aangezien in het reclasseringsrapport is opgetekend dat een reclasseringstraject pas zinvol is wanneer betrokkene in staat is enige verantwoordelijkheid voor zijn problemen te nemen en enig zelfinzicht heeft. Daarbij komt dat in het onderhavige vonnis van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf alsnog de ten uitvoerlegging zal worden bevolen, omdat verdachte binnen de proeftijd opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft daarmee getoond zich niet aan de (algemene) voorwaarden bij een voorwaardelijk opgelegd strafdeel te kunnen of willen houden. De rechtbank zal daarom volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht, het voorgaande afwegend, een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3)
Met betrekking tot feit 3 op de tenlastelegging heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 705,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De vordering betreft materiële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, met uitzondering van een bedrag van € 25,-, aangezien twee maal een vergoeding voor een portefeuille is opgenomen, te vermeerderen met de rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het door de officier van justitie aangevoerde.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn, met uitzondering van de portefeuille die twee keer wordt gevorderd, niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank constateert dat aan materiële schade twee maal een bedrag voor een portefeuille is gevorderd. Nu uit de aangifte slechts blijkt van één portefeuille zal de rechtbank een bedrag van € 25,- niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal het gevorderde voor het overige toewijzen tot een bedrag van € 680,95, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] (feit 7)
Met betrekking tot feit 7 op de tenlastelegging heeft [slachtoffer 7] zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 199,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • Vervanging slot € 194,00
  • Portemonnee € 25,00
  • Rijbewijs € 77,35
  • Pasfoto’s € 10,00
  • ID-kaart € 87,20
  • Subtotaal € 393,55
  • In mindering: vergoede schade € 194,00
  • Totaal € 199,55
8.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, rekening houdend met een rekenfout, zodat een bedrag van € 174,55 toewijsbaar is, te vermeerderen met de rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.7
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het door de officier van justitie aangevoerde.
8.8
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Anders dan de officier van justitie en de raadsman constateert de rechtbank dat de benadeelde partij de schade correct heeft berekend. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 199,55, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.9
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] (feit 8)
Met betrekking tot feit 8 op de tenlastelegging heeft [slachtoffer 8] zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft geen schade gevorderd, maar verzocht de weggenomen sieraden terug te vorderen.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring omdat er geen bedrag is gevorderd.
8.11
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het door de officier van justitie aangevoerde.
8.12
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft schadevergoeding in de zin van een geldbedrag gevorderd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij niet de wettelijke bevoegdheid heeft de gestolen sieraden van de benadeelde partij terug te vorderen van verdachte.
8.13
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] (feit 10)
Met betrekking tot feit 10 op de tenlastelegging heeft [slachtoffer 10] zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit € 1.500,00 aan immateriële kosten. Daarnaast wordt een bedrag van € 200,00 aan proceskosten gevorderd.
8.14
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van de proceskosten, aangezien deze niet zijn onderbouwd. Verder heeft hij gevorderd dat de immateriële schadevergoeding wordt gematigd tot een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.15
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het door de officier van justitie aangevoerde.
8.16
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Op de voet van artikel 6:106, lid 1, sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast.
De rechtbank ziet in onderhavig geval, gelet op de aard van de inbreuk en alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade in goede justitie te bepalen op een bedrag van € 250,-, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde proceskosten zijn, gezien de betwisting namens verdachte, onvoldoende komen vast te staan, omdat deze kosten niet zijn onderbouwd.
De benadeelde partij zal voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.17
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 3] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 10]opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de gevangenisstraf voor de duur van één maand die de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, in de zaak met parketnummer 18.134822-15 bij vonnis van 25 september 2015 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht omdat verdachte niet op de hoogte zou zijn van het vonnis en zich dus ook niet aan het vonnis kon houden.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbaar feiten heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan, zijn niet gebleken. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 57 en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het als feiten 1 tot en met 11 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feiten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9
telkens: het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 10
het misdrijf:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 11
het misdrijf:
diefstal;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • bepaalt dat de benadeelde partij:
  • bepaalt dat de benadeelde partij:
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij:
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 10] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 25 september 2015 met parketnummer 18.134822-15 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
één (1) maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en
mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2017.
Buiten staat
Mrs. Meijer en Den Dulk zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, woninginbrakenteam, met nummer 2017140143. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 ( Zaak 2 – proces-verbaalnummer PL0100-2016321428)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 11 november 2017, pagina 7-9, onder meer inhoudende:
(…) Plaats delict : [adres 1] (…) Slochteren (…).
Vandaag vrijdag 11 november 2016 (…) kwam een persoon aan de deur. Deze persoon gaf zich uit als iemand die de gasmeter kwam controleren. Ik heb de man binnen gelaten waarop hij de gasmeter ging bekijken. Ook ging de man het warm water controleren. (…) De man vroeg hierna of ik de kraan in de badkamer ook open kon zetten. Dit heb ik gedaan. (…)
Toch ben ik in mijn portemonnee gaan kijken. (…) Ik zag wel dat in 1 portemonnee 50 euro zat. Ik heb de lade weer dicht gedaan terwijl mijn portemonnee nog in de lade lag. Ik hoorde de man hierna vragen aan mij of ik nogmaals de kraan in de douche kon openzetten. Hij wou nog even wat controleren.Ik ben naar de badkamer gelopen (…). Toen ik de badkamer uitliep zag ik dat de man bij de lade van mijn kast in de woonkamer zat. Ik zag dat hij wat weg stopte. (…) Ik sprak de man aan met de woorden: wat doe jij daar. Ik zag dat de man schrok en op mij af kwam lopen. Ik stond op dat moment in de deuropening van de woonkamer naar de hal toe (…) De man liep tegen mij aan en deelde mij opzij. Ik werd hierdoor met kracht aan de kant geduwd. Ik voelde dat de man hard tegen mij aan duwde om mij uit de deuropening te drukken. Door mij aan de kant te duwen ontstond de ruimte voor de man om de woning uit te vluchten. Hierna rende de man de woning uit. (…)
Ik zag dat er2 portemonnees weg waren. 1 was gevuld met 50 euro. De andere portemonnee was gevuld met 10 euro aan kleingeld. Ook zaten er nog wat pasjes in de portemonnee. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 18 januari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 42, onder meer inhoudende:
(…) V: Op 11 november 2016 werd door een bewoonster wonende te Slochteren, [adres 1] , aangifte gedaan van diefstal met geweld uit haar woning. Een man zei tegen die aangeefster dat hij warm water en de gasmeter wilde controleren. Wat kun jij daarover verklaren?
A: Ja dat is [verdachte] . (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 91-92, onder meer inhoudende:
(…) A: (…) Ik wist altijd met welk doel we op pad gingen. Namelijk om geld te verdienen door mensen op te lichten en diefstal te plegen. (…)
V: Wat spraken jullie die ochtend af voordat jullie in Slochteren terechtkwamen?
A: We hadden afgesproken dat we gingen kijken of we oude mensen in een woning zagen zitten. (…)
V: Een getuige zag dat er een persoon in een auto zat. Wie was dat volgens jou?
A: Dat was ik zelf. Ik bedoel hiermee dat ik in de auto zat en [verdachte] in een woning was.
V: Die getuige zag ook dat er een man naar die auto kwam rennen en instapte waarna de auto snel wegreed. Waarom reed jij daar toen hard weg?
A: Omdat hij dan wat had gestolen en dan reed ik snel weg. (…) Ik kreeg dan de helft of soms een kwart. (…)
Feit 2 ( Zaak 1 – proces-verbaalnummer PL0600-2016559209)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 14 november 2016, pagina 8-9, onder meer inhoudende:
(…) Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond (…) op maandag 14 november 2016 (…):Ik woon (…) aan de [adres 2] te Steenwijk. (…) Vanmorgen 14 november (…) ging de deurbel van mijn woning. (…) Er stond een man voor de deur. Deze man zei dat hij de meterstand op kwam nemen. (…) Ik liet de man (…) binnen. De man liep naar de woonkamer en draaide aan de knop van de verwarming. (…) Ik (…) liep terug naar de woonkamer (…). Vervolgens verliet de man de woning. (…) Ik merkte vervolgens dat uit het kabinet in de woonkamer, uit de bovenste lade, een rood sieradenkistje verdwenen was. (…) In dit sieraden zaten allerlei gouden en zilveren sieraden (…).
  • Gouden ring met zirkonia diamanten
  • Rood koralen halsketting
  • Gouden speld gemaakt van een oorijzer
  • Zilveren ring met grijze steen
  • Zilveren speld gemaakt van een slot van een kerkboek (…).
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 18 januari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 39-40, onder meer inhoudende:
(…) V: Op maandag 14 november 2016 deed namelijk de bewoonster van de woning [adres 2] te Steenwijk, aangifte van diefstal uit haar woning. De diefstal werd gepleegd door een man die zei dat hij de meterstand kwam opnemen. Wat kun jij daarover verklaren?
A: Ik denk dat het [verdachte] weer is geweest. Ik weet dit eigenlijk wel zeker. (…)
V: Wat was de reden dat jij samen met [verdachte] daar juist reden?
A: We rijden gewoon door de buurt en [verdachte] zegt: “STOP” en dan gaat hij daar heen. Daarmee bedoel ik woningen.
V: Wist jij waarom hij riep: STOP en waarom hij naar de woningen ging?
A: In dit geval wist ik wel waarom hij naar die vrouw toe ging. (…) Voor het verhaal over water en zo. En dan gaat hij in de woning naar boven en stopt het in zijn zakken.
V: En wat stopt hij dan in zijn zakken?
A: Alles waar hij geld inziet. Dat stopt hij in zijn zakken en neemt het mee. (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 92, onder meer inhoudende:
(…) Indien [verdachte] ergens uit een auto stapte, wist jij dan wat hij ging doen?
A: Ja dit wist ik, hij probeerde om een woning binnen te komen om alles van waarde te stelen. (…)
V: Dit betroffen gouden en zilveren sieraden. Wat deden jullie met de gouden sieraden die jij of [verdachte] ergens hadden weggenomen?
A: [verdachte] verkocht de sieraden op het kamp bij ons. (…)
V: Wat deden jullie met de zilveren sieraden die jij of [verdachte] ergens hadden weggenomen?
A: [verdachte] ging dan de sieraden op het kamp verkopen.
V: Bij die diefstal uit de woning in Steenwijk, werden sieraden weggenomen. Hoe zijn die sieraden verdeeld?
A: Als [verdachte] sieraden verkocht kreeg ik daar een gedeelte van. (…)
Feit 3 ( Zaak 9 – proces-verbaalnummer PL0100-2016333461)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam] , namens [slachtoffer 3] , van 25 november 2016, pagina 6-8, onder meer inhoudende:
(…) Ik doe namens mijn vader [slachtoffer 3] aangifte van diefstal uit woning. (…) Op donderdag 24 november 2016 werd ik (…) gebeld door mijn vader [slachtoffer 3] , wonend aan de [adres 3] (…) te Zoutkamp. Mijn vader klonk overstuur. Ik hoorde dat mijn vader vertelde dat er 2 mannen in zijn woning waren geweest (…). Ik hoorde dat hij zei dat zijn portemonnee was gestolen. Ik heb mijn vader om uitleg gevraagd en hij vertelde mij het volgende:
“De deurbel ging en ik heb de deur geopend. Ik zag een korte, dikke man met blanke huidskleur staan. (…) Ik hoorde de man zeggen: dat hij de water meterstand wilde opmeten en of hij binnen mocht komen. (…) Ik zag dat nog een tweede blanke man in donkere kleding bij de voordeur stond deze kwam ook binnen. (…) Ik zag dat de eerste man naar binnen liep en vrijwel direct naar de keuken liep. Ik hoorde dat de andere man zei dat hij naar de badkamer zou lopen. Om in de badkamer te komen moet men door de slaapkamer lopen, daar zit de deur van de badkamer. (…) Ik zag dat de man vervolgens via de voordeur mijn woning verliet om wat gereedschap te halen. (…) Ik heb de man niet meer teruggezien. De andere man die naar de badkamer zou lopen was ook zomaar weg. (…) Ik zag dat van de in die slaapkamer staande kast de deurtjes open stonden en dat de lade open stond. Ik ben gaan kijken en ik zag dat mijn portemonnee was weggenomen. Ik zag dat ook een grijs metalen geldkistje (…) was weggenomen. Ik zag dat de bijbehorende sleutel die achter het kistje lag ook weg was. (…)
In mijn zwarte portemonnee zaten:
-ID-Kaart met documentnummer [nummer]
-Patiëntenkaart van Martini Ziekenhuis
-Pas van regiotaxi
-Veteranenpas
-50 euro aan contanten.
In het geldkistje zaten:
-trouwboekje
-trouwringen
-militaire onderscheidingstekens en medailles
-bankafschriften ING bank.” (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 25 januari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 51, onder meer inhoudende:
(…) A: Ik heb het geldkistje uit die woning meegenomen.. (…)
V: Met wie was jij daar in die woning?
A: Met [verdachte] . (…) De sleutel lag bovenop het kistje. (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 95, onder meer inhoudende:
(…) V: (…) Wat spraken jullie af voordat jullie naar die woning gingen?
A: [verdachte] weet precies wat hij wil/moet doen.
V: Hoe ging dat met het verdelen van de spullen die in dat geldkistje zaten?
A: Wat van waarde was hebben we eruit gehaald.
V: Waar stond dat geldkistje volgens jou?
A: In de slaapkamer in een klein kastje. Het kastje had twee deurtjes. (…)
Feit 4 ( Zaak 10 – proces-verbaalnummer PL0100-2016337503)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , van 13 december 2016, pagina 6-8, onder meer inhoudende:
(…) Plaats delict : [adres 4] (…) Groningen
Pleegdatum : (…) 28 november 2016 (…).
Ik zag dat er 2 mannen uitstapten en die liepen volgens het erf op naar mijn voordeur. Ik heb vervolgens de deur voor hun open gedaan. Ik hoorde dat de mannen zeiden dat ze de gasmeterstand op kwamen nemen. (…) Ik heb de mannen binnengelaten. (…) Ik zag dat de jongeman direct naar boven liep. (…) De man kwam vrij snel van boven weer naar beneden en zonder wat te zeggen liepen de mannen vervolgens direct weer naar hun auto. (…) Vanaf mijn slaapkamer bleek een goudgekleurde ceintuur weggenomen te zijn. (…) Toen de politie er was, hebben we de portemonnee teruggevonden op mijn slaapkamer. Er bleek 100 euro weggenomen te zijn. Er zaten namelijk 2 briefjes van 50 euro in. Ook blijkt er uit een houten doosje een gouden schakelarmband weggenomen te zijn. (…)
Daarnaast heb ik telefonisch melding gemaakt van de vermissing van haar creditcard (…).
Zoals telefonisch besproken stuur ik u hierbij een aanvulling op de gestolen voorwerpen zoals mijn moeder die al aan u meldde tijdens de aangifte. Het betreft de volgende sieraden:
-gouden knoop ring
-gouden ring met opaal
-gouden ring, 1 briljant midden en rondom 10 diamanten
-gouden ring tijgeroog
-gouden ring mosagaat
-gouden ring bloedkoraal met gecontourneerde kabelomlijsting
-gouden ring ovale facet geslepen kornalijn
-gouden ring ovale amethist
-gouden ring acht facet geslepen granaten (…).
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 25 januari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 52, onder meer inhoudende:
(…) V: Wat kun je verklaren over een diefstal uit woning gepleegd te Groningen aan de [adres 4] , gepleegd op 28 november 2016 (…)?
De portemonnee werd boven in de slaapkamer teruggevonden, er was 100 euro uit weggenomen. Wat kun jij daarover verklaren?
A: Dat heb ik gedaan ja. (…) Het waren twee bankbiljetten van 50 geweest (…).
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 95-96, onder meer inhoudende:
(…) Wie was die andere man volgens jou?
A: [verdachte] .
V: Werd het geld verdeeld tussen [verdachte] en jou?
A: Ja we hebben ieder 50 euro gehad. (…)
V: Wie behield die armband na die diefstal?
A: [verdachte] , want hij verkocht deze naderhand op het kamp.
V: Wat spraken jullie af, wie wat zou gaan doen bij die diefstal uit woning?
A: Soms ging hij naar boven, soms ik. (…)
Feit 5 ( Zaak 12 – proces-verbaalnummer PL0600-2016591475)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , van 17 december 2016, pagina 6-7, onder meer inhoudende:
(…) Plaats delict : [adres 5] (…) Ommen (…)
Vrijdag 2 december 2016 (…) Werd er bij mijn woning aangebeld. Ik heb de voordeur open gedaan en zag 2 mannen staan. Het betrof een man van middelbare leeftijd en een jongeman. De oudere man deed het woord en vertelde dat er bij de buren op nummer 30 problemen waren met de waterleiding. Ze wilden nu even een controle uitvoeren in mijn woning. Ik heb beide mannen binnengelaten. Op de begane grond hebben ze in meerdere kamers gekeken. De jongeman is meegelopen tot de woonkamer. (…) Vandaag ontdekte ik dat mijn Apple iPad is weggenomen. Deze lag op tafel in de woonkamer. (…) De iPad zat in een zwarte hoes (…).
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 96, onder meer inhoudende:
(…) V: (…) Wat kun je nu verklaren over een diefstal uit woning, gepleegd aan de [adres 5] te Ommen op 2 december 2016 (…)?
A: Ik ben in Ommen met [verdachte] geweest. En op die dag ben ik geflitst omdat ik te hard reed. (…)
V: De diefstal werd door twee mannen gepleegd waarbij de oudere man tegen de bewoner/aangever vertelde dat er op nummer 30 problemen waren met de waterleiding en dat ze een controle in de woning wilden uitvoeren. Bij die diefstal werd een Apple iPad weggenomen. Wat kun jij daar nu over verklaren?
A: Dat was ik. Ik heb die Apple iPad weggenomen. Hij lag op de tafel in de woonkamer volgens mij. Ik was daar samen met [verdachte] bij de woning. (…)
V: Waar zat die Apple iPad in volgens jou?
A: In een mapje (…).
Feit 6 ( Zaak 18 – proces-verbaalnummer PL0100-2017009761)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , van 11 januari 2017, pagina 6-7, onder meer inhoudende:
(…) Op dinsdag 10 januari 2017 (…) werd er bij mijn woning aangebeld. Ik woon aan de [adres 6] te Groningen. (…) Nadat ik de deur heb opengedaan zag ik dat er twee mannen voor de deur stonden. (…) De ene leek iets jonger dan de andere. (…)
Nadat de mannen hadden aangebeld en ik de voordeur heb geopend vroeg ik aan de mannen “Zijn jullie van Energiewacht?”. Daarop hoorde ik een van de mannen zeggen “Ja”. Ik hoorde een van de mannen vervolgens zeggen “Wij komen de verwarming checken in verband met de temperatuurswisselingen van de afgelopen weken”. Ik hoorde dat een van de mannen mij vroeg “Wilt u boven de kachels even opendraaien, dan kunnen wij een en ander checken”. Ik ben naar boven gegaan en heb de kachels opengedraaid. Een van de mannen is achtergebleven in de woonkamer. De ander stond in de gang. Toen ik weer beneden kwam zag ik dat een van de mannen de woning had verlaten. Hierop hoorde ik de andere man zeggen “Ik ga er vandoor”. Ik ben met de man naar de voordeur gelopen. Toen de man de deur uit was zag ik dat mijn 2 fietstassen die ik in de hal had staan weg waren. In de zwarte fietstas zat ook mijn handtas. (…) In de handtas zat mijn mobiele telefoon. (…) Verder zat er mijn voordeursleutel, mijn paspoort, 2 OV-chipkaarten, een pinpas van de ING Bank (…) A en voor 40 euro aan contanten in. De contanten zijn twee briefjes van 20 euro. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 25 januari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 55, onder meer inhoudende:
(…) ik heb daar twee tassen meegenomen. Die stonden direct als je binnenkomt in de gang. (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 97, onder meer inhoudende:
(…) V: Wat kun je verklaren over een diefstal uit woning gepleegd in Groningen, [adres 6] (…), daar werden twee fietstassen weggenomen. (…)
A: Dit was ik. Ik heb die twee tassen gepakt.
V: In de fietstas zat een handtas met daarin onder andere een mobiele telefoon, paspoort en een pinpas, alsmede contant geld. Wat heb je daarvan gehouden?
A: Er zat twee keer twintig euro in. Die heb ik gehouden. De rest heb ik weggegooid.
V: Met wie pleegde je die diefstal die door twee mannen werd gepleegd?
A: Met [verdachte] (…).
V: Hoe werd het geld van die diefstal verdeeld?
A: Ik heb hem de helft gegeven, dus ieder 20 euro (…).
Feit 7 ( Zaak 21 – proces-verbaalnummer PL0100-2017012487)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , van 13 januari 2017, pagina 6-8, onder meer inhoudende:
(…) Op vrijdag 13 januari 2017 (…) kwam ik bij mijn woning gevestigd aan [adres 7] te Groningen. (…) Bij mijn woning werd ik aangesproken door 2 mannen die aangaven van het Waterbedrijf te zijn en woning binnen wilden in verband met controle op lekkages. Op een gegeven moment liep man 1, nadat ik de voordeur had geopend, voor mij aan de trap op naar mijn bovenwoning. Toen ik kort na hem boven in mijn feitelijke woning kwam zag ik dat hij in mijn woonkamer stond. (…) Hierop zag ik dat beide mannen de trap afliepen en mijn woning verlieten zonder iets te zeggen. (…) Kort daarop bleek mij dat mijn portemonnee vanuit mijn handtas was weggenomen. Deze handtas had ik voor mij te doen gebruikelijk aan de deurknop hangen aan de binnenzijde van de woonkamerdeur. (…)In mijn portemonnee zat mijn ING-bankpas, (…) rijbewijs (…) en 40 euro contant. (…)
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant] , brigadier, en [verbalisant] , hoofdagent, op 19 januari 2017, pagina 10-11, onder meer inhoudende:
(…) Op dinsdag 17 januari 2017 (…) hebben wij (…) aangeefster [slachtoffer 7] , nader gehoord. Zij verklaarde samengevat het volgende. (…) Ik had inmiddels de voordeur geopend en de tweede man liep gelijk voor mij aan de trap op mijn woning in.(…) De man die mij aansprak liep achter mij op de trap. (…) Uit mijn handtas was mijn portemonnee weggenomen maar ook de reservesleutel van mijn woning. (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 25 januari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 57, onder meer inhoudende:
(…) V: Wat kun je verklaren over een diefstal uit woning gepleegd in Groningen aan [adres 7] , gepleegd op 13 januari 2017 (…)?
A: Ik was daar samen met [verdachte] (…). Ik stond met die vrouw onderaan de trap en [verdachte] was al boven in de woning.
V: De diefstal werd gepleegd door twee mannen die zeiden dat ze van het Waterbedrijf waren?
A: Dat waren [verdachte] en ik.
V: Wat zat er in die portemonnee volgens jou?
A: Ik geloof iets van een tientje of zes of zo. (…)
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 97-98, onder meer inhoudende:
(…) V: In de ontvreemde portemonnee zaten onder andere een ING-pas, rijbewijs, en geld. Hoe zijn die spullen verdeeld volgens jou?
A: Ieder de helft. Ik stond beneden met de vrouw en [verdachte] was in de woning. Ik wist wat ik moest doen, [verdachte] wist wat hij moest doen. De afspraak was dat de een de bewoner aan de praat hield en de ander de woning doorzocht. (…)
Feit 8 ( Zaak 24 – proces-verbaalnummer PL1100-2016264531)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , van 30 november 2016, pagina 6-10, met bijlage goederen, onder meer inhoudende:
(…) Ik woon in (…) [adres 8] in Alkmaar. (…) Gistermorgen, op dinsdag 29 november 2016 (…) was ik alleen thuis en ik hoorde de deurbel. Toen ik open deed zag ik een man (…) staan (…). Ik hoorde deze man tegen mij zeggen: “We komen nèt bij de buren vandaan en die hebben in de kou gezeten.... Zouden we bij u even mogen kijken of de verwarming en het water het bij u wel doet?”. Ik heb tegen deze man gezegd dat dat prima was en ik hoorde de man zeggen dat hij zijn collega er dan even bij zou halen (…).
Ik zag dat er eventjes later een tweede (…) man achter de eerste man aan kwam lopen (…).
Binnengekomen zag ik dat de oudste man de trap opliep en ik ben achter deze oudste man aangelopen (…). Toen ik op de eerste verdieping kwam zag ik dat de oudste man al aan het rondlopen was in alle slaapkamers en badkamer. (…) De jongste van de twee mannen bleef dacht ik beneden. De oudste man ging weer naar beneden en ik ben ook weer langzaam naar beneden gegaan. Toen ik beneden kwam zag ik dat de voordeur openstond en dat de mannen allebei waren verdwenen. (…) Ik zag dat in de woonkamer allemaal lades half of geheel openstonden of naast de kastjes lagen (…). Ik zag in de kamer boven de voordeur (voorkamer) dat ze alles van twee planken hadden gehaald en van deze planken mis ik een spaanse grijze/zilverkleurige parelketting (…). Vanaf het kastje in de achterkamer (slaapkamer van mij) mis ik een gouden ketting met een hartje eraan (…); ook mis ik daar vandaan een ronde gouden dasring met drie diamanten rondom. (…)
Bijlage goederen
(…) Spaanse grijs/zilverkleurige parelketting (…)
(…) Gouden halsketting met hartje eraan en een diamantje daarin (…)
(…) Ronde gouden dasring met drie diamanten rondom (…)
(…) Zwart met gouden vulpen van caran d ache Genève (…)
(…) Dameshorloge (…) Met segmenten-band met sluitclip, alles goud (…)
(…) Geheel gouden pen (…)
(…) Gouden armband (…).
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 8] , van 23 februari 2017, pagina 17-18, onder meer inhoudende:
(…) Ik had bovenop het dressoir in de woonkamer inderdaad altijd vier glazen voorwerpen staan, waaronder een glazen ei (…).
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 98, onder meer inhoudende:
(…) Ik ben een keer met [verdachte] in Alkmaar geweest. Ik ben daar in een woning geweest en heb daar een glazen ei meegenomen omdat ik dacht dat het swarovski kristal was. Dit was het niet. Ik heb het hij weggegooid. Dit ei stond op de kast in de woonkamer. (…)
Feit 9 ( Zaak 25 – proces-verbaalnummer PL0100-2016319130)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , van 10 november 2016, pagina 6-8, onder meer inhoudende:
(…) Ik woon in Zuidlaren aan de [adres 9] , gemeente Tynaarlo. (…) Op woensdag 9 november 2016 (…) kwam ik thuis (…). Opeens stond er een man bij me. Deze man vroeg aan mij of ik nog scharen of messen te slijpen had voor hem. Ik vertelde hem dat ik dat inderdaad had. Hierop vroeg de man of hij mij kon helpen met de boodschappen naar binnen dragen. Dat was goed en samen zijn we met de boodschappen naar mijn woning gelopen. De man heeft samen met mij de boodschappen in mijn woning gelegd. Dit was in de keuken (…). Ik vertelde hem dat ik even naar achteren zou lopen om te kijken of ik daar nog wat had liggen en liep vervolgens door de gang in de woning naar achteren. Nadat ik wat gevonden had om te slijpen ben ik terug gelopen naar de eerder genoemde keuken. Toen ik daar aankwam, zag ik dat de man weg was. (…) Toen ik verder ging kijken zag ik dat mijn blauwe leren schoudertas (…) ook weg was.
In mijn blauwe leren schoudertas zaten onder andere de volgende goederen:

2 zwart leren portefeuilles met daarin het volgende:

(…)
Rijbewijs (…)
Paspoort (…)
Rabobank pasje (…)
Kentekenbewijs (…)
260,00 euro contant geld
(…)
In 1 portefeuille zaten foto’s van mijn ouders met daarachter nog eens 150,00 euro contant geld.
Het signalement van de onbekende man is als volgt:
blanke man
grijs kort golvend haar naar achteren

50 - 60 jaar

geen bril, snor of baard
iets stevig postuur
1,70 a 1,80 meter
grijs blauwe ogen (…).
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 90, onder meer inhoudende:
(…) V: Uit je vorige verklaringen bleek dat je de feiten waarvoor je bent aangehouden met [verdachte] pleegde. Klopt dat?
A: Ja.
V: Wanneer was de eerste keer dat je dat met [verdachte] deed?
A: De eerste keer was in Zuidlaren. (…)
V: Wat spraken jullie toe met elkaar af?
A: Ik rij een straat in. [verdachte] zag dan een vrouw lopen met een boodschappentas. [verdachte] zei dan: stop hier maar even. Hierna stapte hij uit en bleef ik in de auto. Hij liep dan gelijk naar de vrouw toe, ging haar helpen met de boodschappen en kwam terug met een tas. Het was een handtas waar hij mee terugkwam. (…) Hij stapte met die tas de auto in. Ik reed dan weg, terwijl [verdachte] in de tas keek om te zien wat er in zat. In de tas zat ongeveer 300 à 400 euro. Hij haalde het geld uit de tas. (…) Hierna heb ik 200 euro van [verdachte] gekregen. [verdachte] heeft het andere bedrag gehouden. (…)
Feit 10
Zaak 3 – proces-verbaalnummer PL0900-2016370539; aangeefster [slachtoffer 10]
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] , van 30 november 2016, pagina 7-8, onder meer inhoudende:
(…) Ik bewoon een woning aan [adres 10] te Dronten. (…) Op woensdag 30 november 2016 werd er (…) aangebeld door twee mannen. (…) Man 1 sprak mij aan en zei dat ze van het Waterschap waren. Hij gaf aan dat de buurvrouw op de hoek zonder warm water had gezeten en dat zij nu kwamen controleren of bij mij alles in orde was. Ik wilde hen liever niet toelaten, maar ik zag dat hij al een voet tussen de deur had gezet. Hij gaf aan dat ze boven even wilde kijken of alles in orde was en ik hoorde dat hij man 2 naar boven stuurde. Ik zag dat man 1 bij mij beneden bleef (…). Ik zag dat man 2 weer naar beneden kwam en dat man 1 en 2 wegliepen (…). Mijn dochter heeft boven gekeken en zag dat er diverse kastdeuren openstonden. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 18 januari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 41, onder meer inhoudende:
(…) A: [verdachte] gaat naar boven toe. En stopt dan van alles in zijn zakken. (…) [verdachte] is naar boven geweest en ik was beneden.
V: Wist jij of wat was de reden van binnengaan?
A: Puur voor geld. (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 93, onder meer inhoudende:
(…) A: (…) We zijn in Dronten bij 1 woning geweest. (…)
Zaak 4 – proces-verbaalnummer PL0600-2016586184; aangeefster [slachtoffer 11]
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] , van 8 december 2016, pagina 7-8, onder meer inhoudende:
(…) Op woensdag 30 november 2016 (…) was ik thuis aan de [adres 11] te Kampen. Op een gegeven moment zag ik dat tweemaal de deurbel ging. (…) Ik opende de voordeur. Ik zag dat er een manspersoon voor de deur stond. (…) Ik zag dat de man een schrift en een pen vasthield. Ik hoorde dat de man zei dat hij kwam ter controle van mijn waterstand. (…) Ik zag dat de man naar binnen liep. Op dat zelfde moment kwam er een tweede manspersoon aanlopen. (…) Ik merkte dat man 2 mij vervolgens aan de praat hield. Ik zag dat man 1 mijn woonkamer inliep, dit vond ik vreemd, aangezien hier geen water te vinden is. Ik liep daarom achter hem aan en sprak hem aan. Ik zag dat man 1 hierna naar mijn keuken toeliep en zag dat hij de kraan open draaide. Vervolgens zag ik dat man 1 weer naar buiten liep. Op het moment dat hij wegliep hoorde ik dat hij zei: “Dag schat, niets aan de hand.” (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 17 januari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 35, onder meer inhoudende:
(…) V: Had je in de woningen in Kampen en Paterswolde van iemand toestemming om spullen weg te nemen?
A: Nee (…).
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 93-94, onder meer inhoudende:
(…) V: Op die afbeelding is te zien dat jij een map onder je arm draagt. Klopt dat?
A: Ja, ik had een pen en een boek bij mij om de mensen te overtuigen dat we voor het water of voor de kachel kwamen.
V: (…) Jij ging dus als eerste naar binnen. Klopt dat?
A: Ja dat kan
V: Wie kwam er na jou die woning binnen?
A: [verdachte]
V: De eerste man, de man met de map, (…) liep via de kamer naar de keuken en draaide daar een kraan open. Wie was dat volgens jou?
A: Dat was ik (…). Ik ben in ieder geval in de woning in Kampen geweest om te proberen wat weg te nemen. (…) We spraken af dat [verdachte] naar boven ging en ik met de map beneden bleef om de vrouw aan de praat te houden. Ik hield de vrouw aan de praat zodat [verdachte] kon stelen. (…)
Zaak 5 – proces-verbaalnummer PL0100-2016339332; aangeefster [slachtoffer 12]
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 12] , van 8 december 2016, pagina 7-9, onder meer inhoudende:
(…) Op woensdag 30 november 2016 (…) zat ik in mijn woonkamer. Ik ben woonachtig aan de [adres 12] te Paterswolde. (…) Omstreeks 16.30 uur het er bij mij aangebeld. (…) Toen ik de deur opende zag ik dat er twee (2) mannen bij mijn voordeur stonden. (…) Ik hoorde dat 1 van deze mannen mij vertelde dat er wateroverlast was en dat ze het water in mijn woning wilden controleren. Hierop kwamen de mannen ook eigenlijk al gelijk binnen. Ik hoorde dat 1 van de mannen zei dat hij wel even boven zou gaan kijken, en ik zag dat hij eigenlijk direct naar boven liep. Ik zag dat de andere mannen bij mij bleef. Wij stonden op dat moment in de hal. (…) Op een gegeven moment ben ik (…) naar mijn woonkamer gelopen. Toen ik op dat moment in de woonkamer kwam zag ik dat die man die bij mij bleef staan in de hal ineens in mijn woonkamer stond. Ik zag dat hij bij de woonkamerdeur stond. Naast deze deur staat een ladekast met 4 lades, en ik zag dat de man de bovenste lade had geopend. Ik zag dat hij in deze lade aan het rommelen was, alsof hij iets zocht. (…) Ik zag dat de man die naar boven was gelopen op dat moment ook weer van de trap kwam lopen. Ik zag dat beide mannen toen, zonder ook maar iets te zeggen, de deur uitliepen (…).
Omdat ik het allemaal niet vertrouwde ben ik boven gaan kijken. Ik zag dat op mijn slaapkamer een tas op het bed stond. Deze tas (…) Hangt altijd aan een haakje in mijn slaapkamer. Ik zag dat deze tas (…) open stond. Kennelijk heeft de man die boven in mijn woning was deze tas doorzocht. Vervolgens keek ik in de kamer naast mijn slaapkamer. Hier staan onder andere een aantal kasten. Ik zag dat de deuren van deze kasten openstonden. Ik zag dat er een metalen blikje, wat eerder in 1 van deze kasten stond, op de grond stond. Kennelijk heeft de man dit blik uit de kast gehaald en doorzocht. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 17 januari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 34-35, onder meer inhoudende:
(…) A: Ik heb gekeken of er wat lag. In beide woningen. In Paterswolde was ik boven in de woning. (…) Voor geld enzo. Daar kom ik eerlijk voor uit. (…)
V: Waar heb je daar in de slaapkamer gezien?
A: Ik zoek gewoon iets. Ik kijk in laatjes en zoek gewoon. Als er iets ligt dan denk ik: Ik kan mijn rekening betalen. (…)
V: In Paterswolde, met wie ben je daarin de woning geweest?
A: Dan is het [verdachte] geweest.
V: Waarom denk je dat het [verdachte] is geweest?
A: Omdat ik vaker met [verdachte] op pad ben. (…)
V: Had je in de woningen in Kampen en Paterswolde van iemand toestemming om spullen weg te nemen?
A: Nee (…).
Zaak 6 – proces-verbaalnummer PL0100-2017008503; aangeefster [slachtoffer 13]
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 13] , van 9 januari 2017, pagina 7-9, onder meer inhoudende:
(…) Mijn woning is gevestigd op de [adres 13] te Winsum. (…). Op vrijdag 6 januari 2017 (…) bevond ik mij in de keuken van mijn woning. (…) Omstreeks 10.00 uur zie ik een man voor mijn woning lopen. (…) Ik zag dat de man ook een map in zijn handen had. Ik vroeg: “Moet u hier ook zijn?”, en de man antwoordde dat hij inderdaad even verder wilde komen daar hij van het waterbedrijf was. Ik heb vervolgens de toegangsdeur geopend en de man gaf aan dat hij graag wilde weten hoe snel ik warm water zou hebben als alles open stond. (…) Ik zag vervolgens dat de man de keukenkraan opendraaide en ik liep naar de slaapkamer. (…) De man is vervolgens in mijn slaapkamer geweest (…). De man heeft vervolgens mijn woning verlaten. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 18 januari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 42-43, onder meer inhoudende:
(…) V: We stelden je al eerder vragen over poging diefstal uit een woning te Winsum gepleegd op 6 januari 2017. We vertelden je ook dat jouw auto (…) werd gezien door politiemensen die zagen dat daar een persoon uit de auto stapte, waarna later bleek dat diegene kennelijk een poging heeft gedaan om daar iets uit een woning weg te nemen. Wat kun je nu over Winsum verklaren?
A: Dat is hij, [verdachte] . Hij heeft het hele spelletje in zijn kop. Zelfde verhaal elke keer. (…) Ik ben naar Winsum toe gereden en reed door het dorp. [verdachte] springt dan uit de auto en gaat naar de woning. (…)V: Heb je wel eens aan [verdachte] aangegeven dat je hier niet aan mee wilde werken dat hij naar binnen ging bij oudere bewoonsters?
A: Ik wilde wel mee. Ik heb geen geld. Als er geen geld is, dan moet het toch ergens vandaan komen. Dan maar op deze manier. (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , van 21 februari 2017, Persoonsdossier [medeverdachte] , pagina 94, onder meer inhoudende:
(…) V: Waarom nam [verdachte] een notitieblok mee volgens jou?
A: Om de bewoner te overtuigen dat we kwamen voor het water of gas kwamen. (…)
Feit 11 ( Zaak 23 – proces-verbaalnummer PL0100-2016136603)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 14] , van 12 mei 2016, pagina 6-7, onder meer inhoudende:
(…) Op donderdag 12 mei 2016 (…) was ik thuis aan de [adres 14] te Groningen. Toen er werd aangebeld ben ik naar de voordeur gelopen en zag ik dat er een mij onbekende man voor de deur stond. Toen ik de deur voor hem geopend had gaf de man aan dat hij langskwam om de verwarming te controleren. Omdat dit in het verleden wel vaker was gebeurd heb ik de man binnengelaten. De man vroeg of ik de warme kraan in de keuken open wilde draaien. (…) Terwijl ik dit deed was de man in mijn woning. Daarna vroeg de man of ik de kraan in de badkamer wilde openzetten. Dit heb ik vervolgens gedaan. (…) Toen ik gedaan had wat de man mij gevraagd had vroeg hij mij om een eenmalige bijdrage van 10 euro. (…) Ik heb de man niet betaald. De man heeft daarop mijn woning verlaten. Omdat ik het niet vertrouwde keek ik in mijn tas die op de stoel in de woonkamer had gestaan. Ik kwam tot de ontdekking dat mijn kleine roze portemonnee met kleingeld weggenomen was uit mijn tas. In dit portemonneetje zat ongeveer 15 euro aan kleingeld. (…)
Ik kan de man als volgt omschrijven. Het betrof een blanke man met een normaal postuur. Ik schat de man begin vijftig. De man had grijs haar. De man sprak Nederlands. (…) Ik schat dat de man ongeveer 1.70 meter groot was. (…)
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant] , brigadier, van 31 januari 2017, pagina 8-9, met fotobijlage, onder meer inhoudende:
(…) Uit nader onderzoek is gebleken dat, ten tijde van de diefstal uit de woning, de thuishulp van aangeefster [slachtoffer 14] ook aanwezig was en de verdachte heeft gezien in de woning. De thuishulp, genaamd [getuige] is door mij (…) nader gehoord op maandag 30 januari 2017. Ze vertelde dat ze inderdaad op die donderdag bij [slachtoffer 14] thuis was geweest in verband met haar werkzaamheden. Op een gegeven moment was de deur gegaan en had [slachtoffer 14] de deur open gedaan. [getuige] bevond zich toen in de hal van de woning en stond op het punt de woning te verlaten. (…) Ook had de kleindochter een foto bij zich van een man welke mogelijk de man was die daar in de woning was geweest. Deze foto had de kleindochter gevonden op Facebook. [getuige] herkende de man op de foto voor 100%. Dat was de man die bij [slachtoffer 14] in de woning was geweest.
De foto die getoond is aan [getuige] wordt als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd. Op de foto is een manspersoon te zien die ik, verbalisant, herken als de mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren [geboortedatum] -1957. (…)