Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
€ 409.200,-. (…)
€ 688.500,02 betaald.
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 409.200,00. Daarom is slechts over het restantbedrag rente verschuldigd vanaf 18 juli 2014. De Provincie Overijssel heeft onder protest van gehoudenheid een aanvullend rentebedrag van € 61.586,77 aan [eiser] voldaan, gebaseerd op een berekening van [eiser] waarbij over de volledig in conventie toegewezen vordering van € 814.320,00 de wettelijke handelsrente vanaf 18 juli 2014 en de extra wettelijke rente van 2% vanaf 29 september 2014 is berekend, een en ander vervolgens verminderd met het in reconventie aan de Provincie Overijssel toegewezen bedrag van € 409.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2014. Voor deze door de Provincie Overijssel verrichte aanvullende rentebetaling bestaat volgens de Provincie Overijssel geen rechtsgrond en zij vordert dit bedrag uit hoofde van onverschuldigde betaling (terug) van [eiser] .
Het is juist dat de Provincie aanspraak maakt op korting conform de met [eiser] gesloten overeenkomst. (…) Overigens heeft [eiser] de korting tot op heden niet betaald, zodat de Provincie genoodzaakt is om een reconventionele vordering in te stellen, en zich hierbij, voor zover nodig, ook te beroepen op verrekening.
stelt thans dat zij haar betalingsverplichting heeft opgeschort. [eiser] heeft echter niet met feiten en omstandigheden onderbouwd dat en wanneer zij dat heeft gedaan en wanneer dat voor de Provincie Overijssel kenbaar is geweest. Van belang daarbij is, dat de vordering van de Provincie Overijssel in ieder geval per 1 april 2014 opeisbaar was en dat de vordering van [eiser] eerst per 18 juli 2014 (30 dagen na factuurdatum 18 juni 2014) opeisbaar is geworden. Bij gebreke van een feitelijke onderbouwing van haar stellingen in voormeld verband komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van de vraag of [eiser] een beroep op de onzekerheidsexceptie ex artikel 6:263 BW toekomt.
De Provincie Overijssel ging wel degelijk uit van verrekening van de wederzijdse prestaties met terugwerkende kracht tot 18 juni 2014. In verband met dreigende executiemaatregelen van [eiser] en onder protest van gehoudenheid - blijkens ook de omschrijving bij die betaling - heeft de Provincie Overijssel het aanvullende rentebedrag voldaan. Onder die omstandigheden komt [eiser] geen beroep toe op het bepaalde in artikel 6:129 lid 2.
1.788,00(2 punten × tarief € 894,00)