ECLI:NL:RBOVE:2017:2999

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
C/08/202048 / KG ZA 17-166
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terbeschikkingstelling van een rolstoelbus met dwangsom in kort geding tussen gewezen echtelieden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vordert de vrouw dat de man de voor hun gehandicapte zoon aangepaste rolstoelbus altijd aan haar ter beschikking stelt wanneer de zoon bij haar is. De vrouw stelt dat de man deze rolstoelbus niet heeft ter beschikking gesteld, ondanks afspraken die zijn gemaakt in de echtscheidingsovereenkomst en het ouderschapsplan. De man heeft als verweer aangevoerd dat hij de rolstoelbus niet ter beschikking kan stellen omdat de vrouw zonder zijn medeweten een andere auto heeft verkocht, waardoor hij geen vervoer heeft in de weken dat de zoon bij de vrouw verblijft. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw voldoende belang heeft bij haar vordering, aangezien de man gedurende een lange periode de rolstoelbus niet ter beschikking heeft gesteld. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw toe en legt een dwangsom op aan de man voor het geval hij de rolstoelbus niet ter beschikking stelt. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 19 juli 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/202048 / KG ZA 17-166
Vonnis in kort geding van 19 juli 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
verder te noemen: de vrouw.
advocaat mr. S.J.M. Masselink te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verder te noemen: de man,
advocaat mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 17 mei 2017,
  • het faxbericht d.d. 9 juni 2017 aan de zijde van de vrouw,
  • het faxbericht d.d. 20 juni 2017 aan de zijde van de man,
  • het faxbericht d.d. 20 juni 2017 aan de zijde van de vrouw,
  • het faxbericht d.d. 26 juni 2017 aan de zijde van de vrouw,
  • de mondelinge behandeling op 14 juli 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gewezen echtelieden.
2.2.
Uit de relatie van partijen is op [geboortedatum] [X] geboren. [X] heeft een ernstige fysieke en geestelijke beperking en is volledig afhankelijk van de zorg van zijn ouders en de instelling waar hij verblijft.
2.3.
Partijen hebben afspraken gemaakt ten aanzien van de familie- en vermogensrechtelijke gevolgen van de echtscheiding en hebben deze vastgelegd in de echtscheidingsovereenkomst en het ouderschapsplan, beiden d.d. 5 februari 2013.
2.4.
Partijen hebben ten behoeve van [X] een rolstoelbus aangeschaft. In artikel 1.7 van de echtscheidingsovereenkomst hebben partijen hierover het volgende afgesproken:
“De voor [X] aangepaste auto gaat altijd met [X] mee en de vaste-, gebruik- en onderhoudskosten van de aangepaste auto worden gezien als kosten [X] .”
2.5.
In het ouderschapsplan hebben partijen onder D over de rolstoelbus onder meer het volgende afgesproken:
“De rolstoelbus is bij de ouder waar [X] ook is, tenzij anders afgesproken.”
2.6.
Partijen beschikten naast de rolstoelbus over een [auto] . De ouder, bij wie [X] niet verbleef, had de beschikking over deze auto. Op enig moment heeft de vrouw de [auto] verkocht.
2.7.
De man en de vrouw hebben om de week de zorg voor [X] .

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert -na vermindering van eis ter zitting- de man te veroordelen de voor [X] aangepaste auto altijd aan haar ter beschikking te stellen op de momenten dat [X] bij haar is nu de auto altijd met [X] meegaat, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke keer dat de man weigert de auto aan de vrouw ten behoeve van [X] ter beschikking te stellen met een maximum van € 100.000,00. Daarnaast vordert de vrouw de man te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
De vrouw stelt daartoe -kort gezegd- dat de man weigert de rolstoelbus ter beschikking te stellen aan de vrouw op de wijze zoals partijen zijn overeengekomen. De rolstoelbus moet altijd met [X] meegaan.
3.3.
De man voert verweer. De man heeft als reden voor het niet beschikbaar stellen van de rolstoelbus aan de vrouw genoemd dat de [auto] zonder zijn medeweten door de vrouw is verkocht. Als gevolg hiervan beschikte hij niet langer over vervoer in de week dat [X] bij de vrouw verbleef, terwijl hij wel dient te beschikken over een vervoersmiddel. De man heeft zich gerealiseerd dat het niet goed is wat hij heeft gedaan en geeft derhalve sinds enkele weken de rolstoelbus weer af aan de vrouw op de momenten dat [X] bij haar is. De man stelt dat de vrouw geen belang meer heeft bij toewijzing van de vordering, nu de man reeds nakomt. De man verzet zich ook tegen de door de vrouw gevorderde oplegging van een dwangsom. De man acht oplegging van een dwangsom buitenproportioneel en voorbarig. Nu de man onnodig in rechte wordt betrokken, vordert de man tevens de vrouw te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw voldoende belang heeft bij de onderhavige vordering.
Ter zitting is gebleken dat de man in de gehele periode vanaf oktober 2016 tot juni 2017 de rolstoelbus niet aan de vrouw ter beschikking heeft gesteld op de momenten dat [X] bij de vrouw verbleef, terwijl zowel in de echtscheidingsovereenkomst als in het ouderschapsplan expliciet is bepaald dat de rolstoelbus bij de ouder is, waar [X] is. Eerst sinds enkele weken, na het aanhangig maken van deze procedure, geeft de man de rolstoelbus weer af aan de vrouw, op de momenten dat [X] bij haar is. De vrouw heeft er belang bij dat de man dat ook in de toekomst blijft doen. Nu de man de vordering van de vrouw om hem te veroordelen de voor [X] aangepaste auto altijd aan de vrouw ter beschikking te stellen op de momenten dat [X] bij haar is, overigens niet heeft betwist, zal de voorzieningenrechter deze vordering toewijzen.
4.2.
Het verweer van de man richt zich uitsluitend tegen de gevorderde dwangsom. De voorzieningenrechter acht het opleggen van een dwangsom niet buitenproportioneel en voorbarig. Hoewel expliciet is afgesproken dat de rolstoelbus bij de ouder is, waar [X] is, heeft de man gedurende een periode van negen maanden de rolstoelbus niet aan de vrouw ter beschikking gesteld op de momenten dat [X] bij de vrouw was. Gesteld noch gebleken is dat de man geen financiële middelen had om een andere auto te kopen, zodat hij over een ander vervoersmiddel had kunnen beschikken in de weken dat [X] bij de vrouw was. Dit klemt temeer nu de vrouw onweersproken heeft gesteld dat zij de helft van de verkoopopbrengst van de [auto] aan de man heeft voldaan. Zowel de vrouw als [X] hebben er belang bij dat de man de gemaakte afspraken over de rolstoelbus stipt nakomt en er geen onzekerheid is of de man de rolstoelbus al dan niet aan de vrouw ter beschikking stelt op de momenten dat [X] bij haar is. Gelet hierop zal de gevorderde dwangsom worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal de bedragen matigen.
4.3.
Nu partijen gewezen echtelieden zijn en het geschil daaruit voortvloeit, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man de voor [X] aangepaste auto altijd aan de vrouw ter beschikking te stellen op de momenten dat [X] bij de vrouw is, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke keer dat de man weigert de auto aan de vrouw ten behoeve van [X] ter beschikking te stellen met een maximum van € 25.000,00,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2017.