ECLI:NL:RBOVE:2017:2911

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
08/730095-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor structurele mishandeling van zijn moeder

Op 20 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man uit Deventer, die zijn moeder gedurende anderhalf jaar structureel heeft mishandeld. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 120 uur. Als bijzondere voorwaarde is opgelegd dat de man zich moet laten behandelen.

De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder, die verklaarde dat het geweld sinds november 2015 was toegenomen. De rechtbank heeft de verklaringen van de moeder en een getuige als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte heeft het geweld bekend en er zijn verschillende bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder proces-verbaal van aangifte en verhoor.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit, mishandeling, strafbaar is op basis van de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat wijst op een patroon van huiselijk geweld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische rapportage die de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschrijft, en heeft besloten tot een grotendeels voorwaardelijke straf met de nadruk op behandeling en begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/730095-17 (P)
Datum vonnis: 20 juli 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat te Schalkhaar, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 1 november 2015 tot en met februari 2017 schuldig heeft gemaakt aan
mishandeling van zijn moeder [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 20 februari 2017 in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland (telkens) zijn moeder, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, bij/om de keel/hals vast te pakken en/of vast te houden en/of de keel/hals dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een (gevulde) (plastic) fles, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het been te gooien en/of
- die [slachtoffer] met een glas, althans een hard en/of scherp voorwerp, op het hoofd te slaan en/of
- die [slachtoffer] in de arm(en) te bijten.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in de tenlastelegging genoemde gewelddadige gedragingen. Ten aanzien van de ten laste gelegde periode heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] [2] ;
 Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] [3] ;
 Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het relaas van [naam] [4] ;
 Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 februari 2017 inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [5] ;
 Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 6 juli 2017, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
Voor zover verdachte stelt dat sprake is geweest van een kortere periode dan is ten laste gelegd, overweegt de rechtbank dat de gehele ten laste gelegde periode bewezen wordt verklaard.
De rechtbank gaat in dit verband uit van de verklaring zoals die door de moeder van verdachte, aangeefster [slachtoffer] , is afgelegd. Zij heeft verklaard dat het geweld vanaf november 2015 erger is geworden en dat er vanaf dat moment wekelijks geweld door verdachte jegens haar is gepleegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze verklaring te twijfelen, temeer daar haar verklaring wordt ondersteund door de verklaring van haar buurvrouw [getuige] die op 23 februari 2017 heeft verklaard dat het geweld jegens haar buurvrouw de laatste anderhalf jaar erger is geworden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2015 tot en met 20 februari 2017 in de gemeente Deventer, telkens zijn moeder, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen, (met kracht) op het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam te slaan en/of te stompen en
- die [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen het lichaam te schoppen en
- die [slachtoffer] meermalen, bij de keel vast te pakken en vast te houden en de keel dicht te drukken en dichtgedrukt te houden en
- die [slachtoffer] een gevulde plastic fles tegen het hoofd te gooien en
- die [slachtoffer] met een glas op het hoofd te slaan en
- die [slachtoffer] in de arm te bijten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
mishandeling begaan tegen zijn moeder.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 149 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, te weten een meldplicht en een ambulante behandeling bij polikliniek De Tender in Deventer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het advies van drs. B. Laurens, GZ-psycholoog voor wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte over te nemen en te volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke werkstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Een gevangenisstraf acht de raadsvrouw niet passend.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van anderhalf jaar structureel schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder met wie hij samenwoonde. Verdachte heeft door zijn handelswijze een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn moeder en heeft daarbij een gevoel van onveiligheid bij haar teweeggebracht.
Blijkens verdachtes justitiële documentatie d.d. 12 juni 2017 is hij eerder op 22 november 2010 reeds ter zake van mishandeling van zijn moeder veroordeeld. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan andere geweldsmisdrijven.
Gelet hierop kan gesproken worden van een patroon van (huiselijk) geweld.
Uit de psychologische rapportage van 30 april 2017, opgemaakt door drs. B. Laurens, GZ-psycholoog, volgt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking, een ongespecificeerde cannabisgerelateerde stoornis en van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken.
De psycholoog adviseert verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en acht het risico op recidive op zowel korte als lange termijn hoog indien verdachte niet wordt behandeld.
De psycholoog adviseert een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde in het kader van een deels voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de adviezen van Jeugdbescherming & Reclassering, Leger des Heils d.d. 24 februari 2017 en 26 juni 2017. In laatstgenoemd rapport wordt geadviseerd om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandeling voor zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis bij polikliniek De Tender te Deventer (onderdeel van GGZ Transfore).
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen op de in de rapporten genoemde gronden over en maakt dit oordeel tot het hare. De rechtbank ziet, gezien de inhoud van de rapportage van Laurens en de daarin gegeven motivering, aanleiding verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Gelet op alle specifieke omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden
van de verdachte zoals hiervoor beschreven acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend. Daarbij heeft zij het volgende mee laten wegen. Verdachte lijkt, gelet op het door hem herhaaldelijk gepleegde geweld jegens zijn moeder met haar te hebben verkeerd in een thuissituatie waarin frustratie zodanig de boventoon is gaan voeren, dat het tot dergelijk gedrag is gekomen. Vanuit die frustratie over hoe bepaalde dingen thuis liepen en het door hem gevoelde gemis aan erkenning en herkenning door zijn moeder naar hem toe en het onvermogen van verdachte hierop op een gezonde manier te reageren is het gekomen tot toepassing van geweld, zonder dat verdachte of zijn moeder de mogelijkheden zagen hiervoor hulp te zoeken. Het feit dat verdachte nu, met hulp van instanties, uit de thuissituatie is gehaald en op zichzelf is gaan wonen, waarin het zeer goed met hem gaat, onderstreept de noodzaak de ontstane neerwaartse spiraal te doorbreken. De contacten met zijn moeder zijn nu geminimaliseerd waardoor de spanningen zijn verminderd. Om in de toekomst een gezondere omgang in de verhouding met zijn moeder maar ook in mogelijke andere nabije relaties te bewerkstelligen is het noodzakelijk en gewenst dat verdachte zich laat behandelen om tot andere reactiestrategieën te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte een (stevige) grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om in dat kader een behandeling bij de Tender te volgen. Daarnaast acht zij, gelet op de herhaaldelijkheid en ernst van het door hem gepleegde geweld het opportuun dat verdachte een werkstraf van na te noemen duur wordt opgelegd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d en 27 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als
  • zich gedurende de proeftijd meldt bij de hem toegewezen reclasseringsorganisatie op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
  • zich ambulant laat behandelen bij de polikliniek De Tender te Deventer of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, ter beoordeling van de reclassering. Verdachte zal zich dan houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. F. van der Maden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-1017085496 van 24 februari 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.pag. 5-13.
3.pag. 14-16.
4.pag. 17.
5.Pag 23-26.