ECLI:NL:RBOVE:2017:2824

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
08.950071-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging van de burgemeester van Raalte met een voorwaardelijke taakstraf

Op 18 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 76-jarige man uit Raalte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur met een proeftijd van 1 jaar. De man werd beschuldigd van het bedreigen van de burgemeester van Raalte in verband met de komst van een asielzoekerscentrum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in de periode van 20 oktober 2015 tot en met 22 oktober 2015 een anonieme brief heeft verzonden aan de burgemeester, waarin hij dreigende teksten gebruikte. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging in deze brief wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de andere twee tenlastegelegde feiten niet bewezen konden worden. De rechtbank heeft de impact van de bedreiging op de burgemeester en zijn gezin meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft geen eerdere strafbare feiten gepleegd en toonde inzicht in zijn handelen. De rechtbank legde een taakstraf op, rekening houdend met de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.950071-16 (P)
Datum vonnis: 18 juli 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1940 te [geboorteplaats] (Nederlands Indië),
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte drie keer [slachtoffer] heeft bedreigd (feiten 1, 2 en 3).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 15 januari 2016 tot en met 18 januari 2016 te Raalte, gemeente Raalte, althans elders in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan voornoemde [slachtoffer] een (anonieme) brief verzonden met daarin de tekst "Popiejopie showman. Doe meer voor de gemeente. Wat kost de gemeente erbij, met al die mensen in Raalte. Varkens ophangen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 20 oktober 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Raalte, gemeente Raalte, althans elders in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan voornoemde [slachtoffer] een (anonieme) brief verzonden met daarin de tekst "Wij weten waar je woont. Denk aan je familie. Geen asielzoekers in Raalte", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij, in of omstreeks de periode van 28 november 2015 tot en met 30 november 2015 te Raalte, gemeente Raalte, althans elders in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan voornoemde [slachtoffer] een (anonieme) brief verzonden met daarin de tekst "Weg met AZC centrum. 950 is te veel. [slachtoffer] . Denk aan je gezin in Heino. Raalte is te klein voor asielzoekers", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 3, in onderlinge samenhang beoordeeld, wettig en overtuigend bewezen. Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat het handschrift op alle drie de brieven van hem is. Dit wordt ondersteund door het rapport van de handschriftdeskundige. De in de brieven gebruikte vileine bewoordingen vallen onder artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsvrouw is de inhoud van de drie brieven niet te kwalificeren als bedreiging, omdat bij [slachtoffer] , gezien de teksten, niet de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank dienen de feiten 1, 2 en 3, nu deze als losse feiten zijn ten laste gelegd, afzonderlijk te worden beoordeeld.
Feit 1
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte als feit 1 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De aan de burgemeester van Raalte, [slachtoffer] , gerichte brief bevat geen woorden waaraan hij redelijkerwijs de vrees kon ontlenen dat hij het leven zou laten of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De woorden “popiejopie showman” en “doe meer voor de gemeente” houden een dergelijke bedreigende tekst niet in. Evenmin is aan de bewoordingen “varkens ophangen” dergelijke vrees te ontlenen, hoe ongepast de gekozen woorden ook zijn.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende. [1]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van bedreiging. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij via de gemeentelijke postbus een anonieme brief heeft ontvangen, gericht aan hem als burgemeester. In de brief zat een krantenartikel uit Salland Centraal van 20 oktober 2015 over de eventuele opvang van vluchtelingen in Raalte, met daarbij een foto van [slachtoffer] . Op het artikel was het volgende geschreven:
“Wij weten waar je woont”, “Denk aan je familie”, “Geen asielzoekers in Raalte”.Gezien deze tekst voelde [slachtoffer] zich bedreigd en was hij bang dat zowel zijn eigen veiligheid als die van zijn gezin in het geding was. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de op het artikel geschreven tekst zijn handschrift is en dat hij deze brief heeft verstuurd. Hij heeft als reden gegeven dat hij niet wilde dat er asielzoekers in Raalte zouden komen wonen, omdat dat veel geld zou kosten. Hij wilde de burgemeester bang maken en hem daardoor dwingen om de stekker uit de asielopvang te trekken. [3]
De verklaring van verdachte dat de brief van hem afkomstig is, wordt ondersteund door het deskundigenrapport betreffende forensisch handschriftonderzoek, opgemaakt door W. de Jong van 7 september 2016. Volgens De Jong geldt voor bovengenoemde tekst dat de kans dat de waargenomen combinatie van kenmerken niet alleen in het handschrift van verdachte maar ook van anderen voorkomt als extreem gering wordt ingeschat. De conclusie is dat de hypothese dat verdachte bovengenoemde tekst heeft geschreven extreem veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat een ander dit heeft gedaan. [4]
De inhoud van de door verdachte op het krantenartikel geschreven tekst, bezien in onderlinge samenhang en in samenhang met het gegeven dat dit stuk anoniem ter attentie van aangever in de brievenbus van het gemeentehuis is achtergelaten, maakt dat bij [slachtoffer] redelijkerwijs de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou laten, dan wel dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank komt gezien het vorenstaande tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit 2.
Feit 3
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte als feit 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De aan [slachtoffer] gerichte brief bevat geen woorden die aan [slachtoffer] zelf zijn gericht, zodat hij daaraan niet redelijkerwijs de vrees kon ontlenen dat hij het leven zou laten of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
verdachte, in de periode van 20 oktober 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Raalte, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan voornoemde [slachtoffer] een (anonieme) brief verzonden met daarin de tekst “Wij weten waar je woont. Denk aan je familie. Geen asielzoekers in Raalte”.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij verdachte wellicht sprake is van een acute dissociatieve reactie, dan wel oprechte amnesie. In dat geval is verdachte niet strafbaar, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar de mogelijkheid bestaat dat bij verdachte recentelijk geheugenproblemen zijn ontstaan, maar dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat en zo ja in welke mate deze problemen ten tijde van het strafbare feit aanwezig waren.
Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk, te vervangen door 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer] , in zijn hoedanigheid van burgemeester. Deze anonieme bedreiging heeft, zo blijkt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] , impact gehad op hem en zijn gezin. Zij hebben zich maandenlang niet veilig gevoeld in hun eigen huis. Ook heeft de bedreiging impact gehad op het functioneren van [slachtoffer] als burgemeester.
Een burgemeester moet zijn publieke functie in alle vrijheid kunnen uitoefenen, zonder bedreigingen, juist ook wanneer het gaat om een maatschappelijk beladen onderwerp als de komst van een asielzoekerscentrum zoals hier het geval was.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij in plaats van openlijk het debat met de burgemeester aan te gaan deze anonieme dreigtekst heeft gepost.
Er is, in het kader van deze strafzaak, een reclasseringsadvies uitgebracht door Reclassering Nederland, d.d. 19 juni 2017. Er wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen, zonder het stellen van bijzondere voorwaarden. Het recidiverisico wordt laag ingeschat.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 6 juni 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte op leeftijd is, dat hij inziet dat zijn handelen verkeerd was, dat hij ter terechtzitting zijn excuses heeft aangeboden en de wens (nogmaals) heeft geuit om de zaak uit te spreken met [slachtoffer] en dat de lijdensdruk van verdachte ter terechtzitting zichtbaar was. Verder houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop en met het feit dat verdachte een nacht in verzekering heeft doorgebracht.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het als feit 1 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het als feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/zware mishandeling;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
20 (twintig) uren;
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • bepaalt dat deze werkstraf
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. E. Leentjes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2017.
Buiten staat
Mr. E. Leentjes is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland met nummer PL0600-2016620341Z van 9 januari 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 24 oktober 2015, pagina 246-248.
3.de bekennende verklaring verdachte ter terechtzitting van 4 juli 2017.
4.het deskundigenrapport betreffende forensisch handschriftonderzoek, opgemaakt door W. de Jong van 7 september 2016, pagina 201-211, in samenhang gelezen met het proces-verbaal sporenonderzoek (vergelijkend handschriftonderzoek), opgemaakt door H. Tuinman, inspecteur, van 22 december 2016, pagina 190-193.