ECLI:NL:RBOVE:2017:2789

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
C/08/192058 / FA RK 16-2405
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot stiefouderadoptie met inachtneming van het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 maart 2017 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot stiefouderadoptie. Verzoeker, die sinds 2006 samenwoont met de moeder van de minderjarige [C], heeft verzocht om de adoptie van [C] door hem. De vader van [C] heeft het verzoek niet tegengesproken, maar heeft wel zijn emotionele moeilijkheden met de situatie geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie in het kennelijk belang van [C] is, aangezien hij al lange tijd bij verzoeker en moeder woont en geen contact meer heeft met zijn biologische vader. De rechtbank heeft echter ook de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming gehoord, die vreest dat de adoptie kan leiden tot een definitieve breuk in de relatie tussen [C] en zijn vader, wat de ontwikkeling van een positief vaderbeeld kan belemmeren. De rechtbank heeft besloten om de beslissing aan te houden en de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken om nader onderzoek te doen naar de situatie van [C] en de mogelijke gevolgen van de adoptie. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot het rapport van de Raad, dat uiterlijk op 5 juni 2017 moet worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team familierecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/192058 / FA RK 16-2405 (hmj)
beschikking van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 14 maart 2017
inzake
[verzoeker]
verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.W. Hoevers.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[A] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: moeder,

2.[B] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: vader,
advocaat: mr. R.E. Schepers,

3.[C] ,wonende te [woonplaats] ,

verder te noemen: [C] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de volgende stukken:
- een op 3 oktober 2016 ter griffie ontvangen verzoekschrift met – onder meer – de volgende bijlagen:
- de akte van geboorte uit het jaar 2003 met nummer 101359 van de minderjarige [C] met de latere vermelding betreffende de erkenning;
- de huwelijksakte uit het jaar 2013 met nummer 300233;
- een uittreksel uit het gezagsregister;
- de instemmingsverklaring van de moeder;
- een uittreksel uit de basisregistratie personen van verzoeker;
- een op 10 oktober 2016 ter griffie ontvangen F9-bericht van mr. Hoevers van diezelfde datum met als bijlage de verklaring ex artikel 1:5 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW);
- een op 10 november 2016 ter griffie ontvangen e-mailbericht van de minderjarige [C] van diezelfde datum;
- een op 23 januari 2017 ter griffie binnengekomen brief van 20 januari 2017 van mr. R.E. Schepers met bijlagen.
1.2.
De minderjarige [C] heeft op 26 januari 2017 met de kinderrechter gesproken. Van dit gesprek zijn aantekeningen gemaakt.
1.3.
De zaak is behandeld ter zitting van 31 januari 2017. Ter zitting zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. Hoevers;
- moeder;
- vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.E. Schepers;
- de heer [D] , namens de Raad voor de Kinderbescherming.
1.4.
Na de zitting is met toestemming van de rechtbank op 9 februari 2017 binnengekomen het F9-bericht van mr. Hoevers van 8 februari 2017, met daarbij een afschrift van de geboorteakte van verzoeker.
1.5.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Verzoeker is geboren op 16 januari 1980 in de gemeente IJsselstein.
2.2.
Moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie op [geboortedatum ] te [woonplaats] [C] is geboren. Vader heeft [C] erkend.
2.3.
Moeder oefent (alleen) het gezag uit over [C] .
2.4.
Verzoeker en moeder staan blijkens het uittreksel uit de basisregistratie personen sinds 16 oktober 2006 op hetzelfde adres ingeschreven. [C] verblijft sindsdien in het gezin van verzoeker en moeder.
2.4.
[C] heeft sedert eind 2009 geen contact meer gehad met de vader.
2.5.
Verzoeker en moeder zijn op 12 juli 2013 met elkaar gehuwd. Verzoeker en moeder zijn ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [E] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum ] ;
- [F] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum ] ;
- [G] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum ] ;
- [H] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum ] .
2.6.
Moeder kan instemmen met de adoptie van [C] door verzoeker.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoeker verzoekt, met ingang van datum indienen verzoekschrift,
- de adoptie uit te spreken van [C] door verzoeker;
- te bepalen dat de geslachtsnaam van [C] zal worden gewijzigd in “ [familie naam verzoeker] ”.
3.2.
Hiertoe stelt verzoeker dat [C] sedert 2006 bij verzoeker en moeder woont en door hen beiden verzorgd en opgevoed wordt. De adoptie van [C] door verzoeker doet recht aan de daadwerkelijke situatie. Adoptie is in het kennelijk belang van [C] en [C] heeft niets meer van zijn vader te verwachten. Ook aan de andere in de wet genoemde voorwaarden voor adoptie is voldaan. Bovendien heeft ook [C] uitdrukkelijk de wens geuit door verzoeker geadopteerd te worden.

4.Het verweer

4.1.
Vader legt zich neer bij de wens van [C] om door verzoeker geadopteerd te worden; hij zal het gedane verzoek niet tegenspreken, hoewel vader het met het gedane verzoek (emotioneel gezien) erg moeilijk heeft. Vader respecteert [C] ’s wens en stelt het belang van [C] voorop. [C] heeft al veel meegemaakt in zijn leven en vader wil niet met moeder blijven vechten over het hoofd van [C] . Vader is erg van het adoptieverzoek geschrokken. In 2006 zijn moeder en vader uit elkaar gegaan. Op dat moment was het contact tussen ouders goed. [C] verbleef in die periode ook merendeels bij de vader. In 2009 is het contact tussen vader en moeder verslechterd. Moeder heeft toen eenzijdig de lopende omgangsregeling tussen vader en [C] beëindigd. Vader heeft ter zitting een brief voor [C] aan de rechtbank overhandigd met het verzoek deze in het adoptiedossier te bewaren, zodat [C] – wanneer hij daar prijs op stelt – te zijner tijd kennis van kan nemen.

5.Het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming

5.1.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de Raad voor de Kinderbescherming te kennen gegeven dit een lastige kwestie te vinden. Er zijn ook minder vergaande mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld een verzoek tot gezamenlijk gezag, dan de in deze zaak verzochte (stiefouder)adoptie. Ter zitting blijkt dat vader zich neerlegt bij de wens van [C] geadopteerd te worden. De Raad voor de Kinderbescherming stelt de vraag hoe alles zou zijn verlopen als de vader in 2010 een procedure was gestart om de omgangsregeling tussen hem en [C] te hervatten. Nu zijn inmiddels zes jaren verstreken, in welke periode er geen contact is geweest tussen de vader en [C] . Door toewijzing van het verzoek worden de familierechtelijke banden verbroken. De Raad voor de Kinderbescherming vreest dat [C] nooit meer de kans krijgt een positief beeld van zijn vader op te bouwen. Vader is en blijft de biologische vader van [C] . In beginsel is de Raad voor de Kinderbescherming zeer terughoudend in dit soort zaken. De Raad voor de Kinderbescherming biedt ter zitting geen onderzoek aan.

6.De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

6.1.
De wettelijk voorgeschreven bewijsstukken zijn - voor zover mogelijk - bij het verzoekschrift overgelegd.
6.2.
Verzoeker stelt dat adoptie in het kennelijk belang van [C] is en dat aan de vereisten van de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan.
6.3.
De rechtbank stelt voorop dat bij adoptie juridisch ouderschap wordt gecreëerd en dat alle banden met de oorspronkelijke ouder worden verbroken. Dit maakt dat adoptie met veel waarborgen is omgeven. De rechtbank verwijst naar artikel 1:227 BW, waarin – voor zover hier van belang – het volgende is bepaald:
Lid 2: het verzoek door de adoptant die echtgenoot van de ouder is, kan slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.
Lid 3: het verzoek tot adoptie kan alleen worden toegewezen, indien adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat het kind niets meer van zijn ouder in hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
Artikel 1:228 lid BW lid 1 bepaalt, voorzover hier van belang:
Voorwaarden voor adoptie zijn:
dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaren of ouders is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
dat het kind niet is een kleinkind van een adoptant;
dat de adoptant ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
at geen der ouders het verzoek tegenspreekt;[…]
dat de adoptant het kind gedurende ten minste een jaar heeft verzorgd en opgevoed;
dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben. Indien evenwel de echtgenoot […] van de ouder het kind adopteert, geldt dat deze ouder alleen of samen met voornoemde echtgenoot […] het gezag heeft.
6.4.
Aan de voorwaarde van artikel 1:227 lid 2 BW is voldaan, nu verzoeker [C] sedert – in ieder geval – 6 oktober 2006 (mede) verzorgt en opvoedt. Verzoeker kan dan ook worden ontvangen in zijn verzoek.
6.5.
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 1:227 lid 3 BW overweegt de rechtbank als volgt. Aan de voorwaarden van artikel 1:228 lid 1 BW is op dit moment voldaan. Vader heeft het verzoek tot adoptie niet tegengesproken; hij heeft zich neergelegd bij de door [C] geuite wens door verzoeker geadopteerd te worden. Wel is vader hierover erg verdrietig.
6.6.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of de adoptie in het kennelijk belang van [C] is en of in de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat [C] niets meer van zijn vader in hoedanigheid van vader te verwachten heeft. Bij het kennelijk belang van de minderjarige dient – naast hetgeen hieronder wordt overwogen – niet alleen te worden gelet op de positie die de minderjarige door adoptie verkrijgt, maar ook op hetgeen de minderjarige verliest. Hierbij dient in de eerste plaats te worden gedacht aan de aanspraak op verzorging en opvoeding. Wat betreft de bepaling dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat het te adopteren kind niets meer van zijn ouder in hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, overweegt de rechtbank dat de betekenis hiervan ziet op het dragen van verantwoordelijkheid jegens een minderjarige kind, in het bijzonder de opvoeding, verzorging en het uitoefenen van het gezag. Het gaat hierbij dus niet alleen om de vraag of [C] met zijn vader in het geheel geen feitelijke contacten meer heeft of zal krijgen.
6.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de moeder, de vader en [C] in gezinsverband hebben samengeleefd. Vader heeft [C] erkend, maar heeft nimmer gezamenlijk met moeder het gezag gehad. Sinds (in ieder geval) 6 oktober 2006 wonen verzoeker en moeder op hetzelfde adres en wordt ook [C] in dat gezin verzorgd en opgevoed.
Verzoeker en moeder hebben vervolgens samen nog vier kinderen gekregen. Aanvankelijk was het contact tussen vader en [C] nog goed en was er een uitgebreide omgangsregeling tussen vader en [C] . Begin 2009 is, volgens moeder op verzoek van verzoeker, de omgangsregeling tussen [C] en zijn vader teruggebracht naar één weekend in de veertien dagen, omdat het te onrustig was. Uiteindelijk heeft moeder in de zomer van 2009 eenzijdig de omgangsregeling tussen vader en [C] verbroken. Vader heeft hiertegen om zijn moverende redenen niet juridisch geageerd.
6.8.
[C] heeft in het gesprek met de kinderrechter uitdrukkelijk de wens geuit door verzoeker geadopteerd te worden; verzoeker zorgt al meer dan tien jaar voor hem en met zijn vader en/of zijn familie heeft hij al meer dan zes jaren geen contact meer. [C] heeft – naar eigen zeggen – ook nooit meer iets van zijn vader vernomen; geen kaartje voor zijn verjaardag noch een bericht op de brief die hij aan vader heeft gestuurd toen hij behandeld werd bij Karakter. [C] ziet verzoeker thans als zijn vader; verzoeker staat [C] bij en helpt hem met zijn huiswerk. Ook kan hij goed met verzoeker praten over zogenaamde “mannendingen”. [C] wenst de juridische situatie in overeenstemming met de feitelijke situatie te brengen. [C] noemt zich al “ [familie naam verzoeker] ” en vindt het vervelend als hij toch “ [huidige familienaam] ” wordt genoemd. [C] wil liever geen status aparte hebben binnen het gezin; zijn halfbroertjes en halfzusjes ziet hij als zijn broertjes en zusjes en ook dat zou hij graag geformaliseerd zien.
6.9.
Vader heeft ter zitting verklaard dat [C] al veel heeft meegemaakt en dat hij niet (met moeder) wil blijven vechten over het hoofd van [C] . In 2010 heeft vader zich wel tot zijn rechtsbijstandsverzekering gewend om te bezien of er mogelijkheden zijn één en ander juridisch aan te vechten, maar mede gelet op zijn financiële en de emotionele situatie voor met name [C] , alsmede de zeer negatieve houding van moeder jegens vader heeft vader doen besluiten om geen gerechtelijke procedure te starten. Vader legt zich thans neer bij de wens van [C] om door verzoeker geadopteerd te worden, alsmede bij de wens van [C] om op dit moment geen contact te hebben met vader. Dit valt vader zwaar. Vader was zeer geëmotioneerd tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft de indruk dat deze houding van vader voortkomt uit de wens van vader om [C] rust te geven en niet verder te belasten met de (voortdurende) strijd tussen vader en moeder. Het
lijktzo te zijn dat deze houding door vader wordt ingegeven door en/of in het belang van [C] , maar dat hij zelf toch ook graag een (ouder)rol zou willen vervullen.
6.10.
Voor de rechtbank is niet voldoende duidelijk geworden waardoor in het verleden de omgang tussen [C] en zijn vader is beëindigd en welke strijden tussen ouders gestreden zijn.
Ouders zijn er in ieder geval niet in geslaagd om allebei een rol in het leven van [C] te kunnen blijven spelen. Vader heeft hier steken laten vallen, maar de rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat ook moeder en verzoeker een rol hebben gespeeld in de verwijdering tussen [C] en vader. Thans is de feitelijke situatie zo, dat vader al jaren buiten beeld is bij [C] en dat [C] op dit moment ook niet open staat voor een contact met vader. Of en zo ja welke rol moeder en/of stiefvader hierbij spelen, is onduidelijk. Vader heeft zich neergelegd bij deze situatie, maar de rechtbank heeft, met name uit hetgeen vader ter zitting naar voren heeft gebracht – de indruk dat hij een andere wens heeft en dat zijn terughoudende rol in het leven van [C] is ingegeven door de wens van [C] zelf. Een en ander volgt ook uit de brief die vader voor [C] ter zitting aan de rechtbank heeft overhandigd met het verzoek deze in het dossier te voegen.
6.11.
De rechtbank deelt de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming dat [C] – bij toewijzing van het verzoek – geen positief vaderbeeld meer ontwikkelt, terwijl vader – hoe je het ook wendt of keert – de biologische ouder van [C] blijft. Daarnaast is de rechtbank gebleken dat [C] teleurgesteld is in zijn vader, omdat hij nooit meer iets van hem heeft vernomen, terwijl vader op zijn beurt stelt dat hij nimmer van [C] een brief heeft ontvangen, die verstuurd zou zijn op het moment dat hij bij Karakter werd behandeld. Op dit moment is [C] 13 jaar. Gelet op zijn – toch nog – jeugdige leeftijd en de hiervoor geschetste gang van zaken heeft de rechtbank thans onvoldoende zicht op de mogelijke rol van ouder én het belang van [C] op dit moment bij de verzochte adoptie. Hierbij is van belang dat er minder verstrekkende maatregelen mogelijk zijn, zoals het gezamenlijk gezag ex artikel 1:253t BW en een hiermee vergezeld gaande geslachtsnaamwijziging die mogelijk evenzeer tegemoetkomen aan de wensen en de belangen van [C] . Ter zitting heeft verzoeker gesteld expliciet te kiezen voor de verstrekkende mogelijkheid van adoptie, zodat definitief de familierechtelijke banden met vader worden beëindigd, maar vooralsnog wordt niet duidelijk waarom adoptie een meerwaarde heeft boven gezamenlijk gezag en eventueel een geslachtsnaamwijziging. De rechtbank hecht eraan, alvorens te beslissen op het verzoek, dat de Raad voor de Kinderbescherming nader onderzoek doet en de rechtbank nader adviseert of de verzochte adoptie in het belang van [C] is en of [C] redelijkerwijs nog iets van zijn vader in hoedanigheid van ouder heeft te verwachten. Hierbij dient dan ook te worden meegenomen dat er minder verstrekkende maatregelen mogelijk zijn, zoals hiervoor benoemd. De rechtbank acht het voor de te nemen beslissing van belang meer inzicht te hebben in de (echtscheidings)strijd tussen vader enerzijds en moeder en/of verzoeker anderzijds.
6.12.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
houdt de beslissing ten aanzien van de stiefouderadoptie aan;
7.2.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming te Almelo een onderzoek in te stellen en de rechtbank uiterlijk op 5 juni 2017 te rapporteren en te adviseren over de stiefouderadoptie;
7.3.
verwijst de zaak in afwachting van het onderzoek naar het familiejournaal van
dinsdag 13 juni 2017voor uitlating.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Jongebreur, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Witkop, griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2017.