ECLI:NL:RBOVE:2017:2785

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
08/952119-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en Diefstal door Financieel Adviseur met Schadevergoeding en Beroepsverbod

Op 13 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een financieel adviseur uit Deventer, die werd beschuldigd van verduistering en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van meer dan 51.000 euro te betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in zijn hoedanigheid als financieel adviseur het vertrouwen van zijn cliënten heeft misbruikt door grote geldbedragen op zijn privérekening te laten storten en vertrouwelijke gegevens te gebruiken voor zijn eigen gewin. De feiten vonden plaats tussen 2011 en 2016, waarbij de verdachte zich schuldig maakte aan meerdere diefstallen en verduisteringen van geldbedragen die toebehoorden aan zijn cliënten. De rechtbank heeft de verdachte ook voor twee jaar ontzet van het recht om als financieel of hypotheekadviseur te werken, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952119-15 (P)
Datum vonnis: 13 juli 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 mei 2017 en 29 juni 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Feuth en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat te Schalkhaar, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de hoedanigheid van financieel adviseur in de periode van 3 mei 2012 tot en met
29 augustus 2014 geldbedragen toebehorende aan [slachtoffer 1] heeft verduisterd en/of gestolen;
feit 2:in de periode van 1 maart 2014 tot en met 1 juni 2014 geldbedragen toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft gestolen door zonder toestemming gebruik te maken van een creditcard/betaalpas die op naam van. [slachtoffer 1] stond;
feit 3:in de periode van 1 september 2014 tot en met 19 november 2014 geldbedragen toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft verduisterd en/of gestolen, door zonder toestemming gebruik te maken van een creditcard/betaalpas die op naam van [slachtoffer 2] stond;
feit 4 primair:in de periode van 15 december 2014 tot en met 18 december 2014 de identificerende persoonsgegevens van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gebruikt (met het oogmerk om zijn eigen identiteit te verhelen), bij de aanvraag van een creditcard;
feit 4 subsidiair:in de periode van 15 december 2014 tot en met 18 december 2014 een overeenkomst en/of machtiging op naam van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] valselijk heeft opgemaakt, door deze(n) te voorzien van een valse handtekening, met het oogmerk om deze(n) als echt en onvervalst te gebruiken;
feit 5:op 16 januari 2015 geldbedragen toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , heeft gestolen door zonder toestemming gebruik te maken van een creditcard/betaalpas die op diens/hun naam was aangevraagd;
feit 6 primair:in de hoedanigheid van financieel adviseur in de periode van 4 april 2011 tot en met 26 april 2016 een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft verduisterd;
feit 6 subsidiair:in de periode van 6 april 2011 tot en met 26 april 2016 een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft gestolen;
feit 6 meer subsidiair:in de hoedanigheid van financieel adviseur in de periode van 4 april 2011 tot en met 7 april 2011 [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft opgelicht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) op/in of omstreeks de navolgende datum/data, althans op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 mei 2012 tot en met 29 augustus 2014 in de gemeente(n) Deventer en/of Apeldoorn en/of Zwolle en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk de/het navolgende geldbedrag(en), in elk geval enig geldbedrag/goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en)/ goed(eren) hij, verdachte als financieel adviseur van
die [slachtoffer 1] , althans anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
datum/periode geldbedrag
- 4 mei 2012 6048,97 Euro en/of
- 21 februari 2013 1250 Euro en/of
- 6 november 2013 500 Euro en/of
- 24 december 2013 500 Euro en/of
- 21 juni 2013 7500 Euro en/of
- 3 maart 2014 7762,96 Euro en/of
- 26 mei 2014 1326 Euro en/of
- 29 augustus 2014 5000 Euro en/of 4825 Euro
EN/OF
hij op een of meer tijdstip(pen) op/in omstreeks de navolgende datum/data, althans op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 mei 2012 tot en met 29 augustus 2014 in de gemeente(n) Deventer en/of Apeldoorn en/of Zwolle en/of elders in Nederland (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de/het navolgende geldbedrag(en), in elk geval enig geldbedrag, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte:
datum/periode geldbedrag
- 4 mei 2012 6048,97 Euro en/of
- 21 februari 2013 1250 Euro en/of
- 6 november 2013 500 Euro en/of
- 24 december 2013 500 Euro en/of
- 21 juni 2013 7500 Euro en/of
- 3 maart 2014 7762,96 Euro en/of
- 26 mei 2014 1326 Euro en/of
- 29 augustus 2014 5000 Euro en/of 4825 Euro
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 1 juni 2014 in de gemeente Deventer en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) (totaalbedragen ongeveer 2733 Euro en/of ongeveer 5000 Euro), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten door (telkens) opzettelijk zonder toestemming of instemming van
voornoemde rechthebbende (een) creditcardgegeven(s) (behorend bij ING BANK, (IBAN) bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] ) op naam van die [slachtoffer 1] in te voeren bij electronische transactie(s) door (telkens) de PIN code en/of de CVC code, welke een unieke combinatie met (het nummer op) voornoemde creditcard vormen/vormt, in te toetsen,
waarna de aldus gedane (electronische) transactie (telkens) ten laste van die [slachtoffer 1] is gekomen;
EN/OF
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 1 juni 2014 in de gemeente Deventer en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen (in totaal )
ongeveer 2733 Euro en/of ongeveer 5000 Euro, in elk geval enig geldbedrag(en), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de/het weg te nemen geldbedrag(en) (telkens) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten door zonder toestemming van die [slachtoffer 1] een - tevoren door die [slachtoffer 1] aan verdachte in bewaring gestelde- creditcard/betaalpas in die geldautomaat in te voeren en vervolgens de zogenaamde PIN-code (welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde creditcard/betaalpas vormt) in te toetsen, waarna vrijelijk over die 2733 Euro en/of die 5000 Euro, althans die/dat geldbedrag(en) kon worden beschikt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 19 november 2014 in de gemeente Deventer en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk een creditcard en/of ongeveer 2600 Euro, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte als financieel adviseur van die [slachtoffer 2] , althans anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
EN/OF
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met19 november 2014 in de gemeente Deventer en/of elders in Nederland (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen (in totaal) ongeveer 2600 Euro, in elk geval enig geldbedrag(en), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de/het weg te nemen geldbedrag(en) (telkens) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van (een) valse sleutel(s) te weten door zonder toestemming van die [slachtoffer 2] een - tevoren door die [slachtoffer 2] aan verdachte in bewaring gestelde - creditcard/betaalpas in die geldautomaat in te voeren en vervolgens de zogenaamde PIN -code (welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde creditcard/betaalpas vormt) in te toetsen, waarna vrijelijk over die 2600 Euro, althans dat/die geldbedrag(en) kon worden beschikt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2014 tot en met 18 december 2014 in de gemeente Deventer en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk de naam en/of geboortedatum en/of andere persoonsgegevens van [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] zijnde identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander heeft gebruikt (telkens) met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander(en) te verhelen of misbruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan, immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk de naam en/of geboortedatum en/of bankrekeningnummer en/of andere gegevens en/of de identiteitskaarten van die [slachtoffer 3] en/of van die [slachtoffer 4] gebruikt bij de aanvraag van een creditcard (Flex Visa Card);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2014 tot en met 18 december 2014 in de gemeente Deventer, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
- een overeenkomst Flex Visa Card en/of
- een machtiging tot automatische incasso SEPA
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk
- op die overeenkomst de originele inkomens- en/of persoonsgegevens van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , althans anderen dan zijn, verdachtes, inkomens- en of persoonsgegevens ingevuld, en/of een ander dan het werkelijke emailadres van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] ingevuld en/of een ander adres dan het werkelijke adres van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] ingevuld (zijnde het adres van [slachtoffer 2] ) en/of die overeenkomst voorzien van (een) handtekening(en), als ware(n) deze afkomstig van die [slachtoffer 3] en/of die

[slachtoffer 4] en/of

- die machtiging voorzien van een handtekening als ware deze afkomstig van die
[slachtoffer 3] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 16 januari 2015 in de gemeente Deventer en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig(e) geldbedrag(en) (in totaal) ongeveer 1250 Euro), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die/dat weg te nemen geldbedrag(en) (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van (een) valse sleutel(s) te weten door (telkens) een - tevoren zonder toestemming of medeweten van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] op diens/hun naam aangevraagde creditcard/betaalpas - in die geldautomaat in te voeren en vervolgens de zogenaamde PIN-code (welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde creditcard/betaalpas vormt) in te toetsen, waarna vrijelijk over die/dat
geldbedrag(en) kon worden beschikt;
6.
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2011 tot en met 26 april 2016 in de gemeente Deventer en/of elders in Nederland, opzettelijk ongeveer 13.000 Euro, althans een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als financieel adviseur van die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] , onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 6 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 6 april 2011 tot en met 26 april 2016 in de
gemeente Deventer en/of elders in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 13.000 Euro, althans een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 6 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2011 tot en met 7 april 2011 in de gemeente Deventer en/of elders in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] en/of[slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 13.000 Euro, althans enig geldbedrag hebbende hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in zijn hoedanigheid als financieel adviseur van die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] valselijk en/of listiglijk en/of bedriegelijk en/of in strijd met de waarheid
- aan die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] verzocht om voornoemd geldbedrag over te maken op zijn, verdachtes, rekening zodat hij, verdachte, en/of zijn bedrijf (VOF [bedrijf 1] ) dit geldbedrag kon storten op de rekening van de hypotheekverstrekker (Aegon) ter (extra) aflossing van de hypotheekschuld van die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] .

3.De voorvragen

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde onvoldoende duidelijk en eenduidig is waardoor deze niet kan dienen als grondslag voor de behandeling ter terechtzitting en derhalve nietig moet worden verklaard. De rechtbank begrijpt het verweer van de verdediging als een beroep op een nietige dagvaarding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat uit de wijze waarop het dossier is samengesteld en de inhoud van het dossier voldoende duidelijk valt af te leiden waar de verdachte van wordt beschuldigd en dat ook voor de verdediging voldoende duidelijk is waartegen zij verweer zou moeten voeren. Het verweer strekkende tot nietigheid van de dagvaarding wordt aldus verworpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Inleiding
Verdachte is werkzaam geweest als financieel adviseur bij de VOF [bedrijf 1] . De ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden in de financiële dienstverleningssfeer en zijn al dan niet gepleegd in de hoedanigheid van financieel adviseur. Verdachte heeft zich tijdens politieverhoren grotendeels beroepen op zijn zwijgrecht en ter terechtzitting ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 een ontkennende verklaring afgelegd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat bewezenverklaard wordt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, zoals onder 1 ten laste gelegd, aan diefstal van enig geldbedrag door gebruik te maken van een valse sleutel, zoals onder 2 ten laste is gelegd, aan het onder 3 ten laste gelegde, aan het onder 4 primair ten laste gelegde, aan het onder 5 ten laste gelegde en aan het onder 6 primair ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit nu haar cliënt facturen heeft overgelegd waaruit zou blijken dat de betalingen zijn gedaan ter betaling van uitgevoerde diensten/handelingen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw subsidiair vrijspraak bepleit wegens onvoldoende bewijs en meer subsidiair omdat niet is vast komen te staan dat het strafbare feit begaan zou zijn binnen de ten laste gelegde periode.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit omdat niet uit het dossier blijkt dat sprake was van enige drang/dwang voor het plaatsen van een of meerdere handtekeningen door aangever [slachtoffer 2] , en er tevens bewijs ontbreekt dat de opnames die met de ICS-card zijn verricht, aan haar cliënt te wijten zijn.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit omdat er onvoldoende bewijs voorhanden zou zijn waaruit zou blijken dat haar cliënt zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw primair vrijspraak bepleit wegens een gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit komt, de rechtbank het bedrag dat is weggenomen dient te bepalen op € 170,00.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 6 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 3 en 4 primair en 4 subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
met betrekking tot feit 3
Omdat steunbewijs voor de aangifte ontbreekt kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering of diefstal van geldbedragen toebehorende aan [slachtoffer 2] . Zo blijkt niet uit het dossier in welke periode het ten laste gelegde feit zou zijn gepleegd en zijn er geen camerabeelden van pintransacties voorhanden. Dit maakt dat de verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
met betrekking tot feit 4
Op 20 januari 2015 is aangifte gedaan door [slachtoffer 3] . Uit de aangifte blijkt dat op naam van hem en zijn partner [slachtoffer 4] een creditcard was aangevraagd en dat met deze kaart bij verschillende banken was gepind. Aangever heeft verklaard dat hij en zijn vrouw de kaart niet hebben aangevraagd en dat zij vermoeden dat de overeenkomst en machtiging voor de aanvraag van de creditcard valselijk zouden zijn opgemaakt. Omdat verdachte in het bezit was van veel persoonlijke gegevens van aangever en zijn partner, is het vermoeden ontstaan dat verdachte deze gegevens heeft gebruikt bij de aanvraag van de creditcard en de machtiging en overeenkomst heeft voorzien van een valse handtekening.
De rechtbank heeft tot taak om vast te stellen of verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd. Hoewel alles erop lijkt te wijzen dat verdachte verantwoordelijk is voor het valselijk aanvragen van de creditcard, kan de rechtbank niet vast stellen dat het verdachte is geweest die de creditcard met gebruikmaking van de persoonlijke gegevens van aangevers heeft aangevraagd omdat steunbewijs voor de aangifte ontbreekt. Dit maakt dat zij niet anders kan dan verdachte van het ten laste gelegde vrij te spreken.
bewezenverklaring
De rechtbank is - op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen - van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
met betrekking tot feit 1
[slachtoffer 1] heeft op 5 januari 2015 aangifte gedaan omdat verdachte in de periode van
3 mei 2012 tot en met 29 augustus 2014, een groot aantal bedragen van hem zou hebben verduisterd dan wel gestolen. In deze periode was verdachte de financieel adviseur van aangever en heeft aangever gelden gestort op de privérekening van verdachte. De bedragen waren volgens aangever met name bestemd voor beleggingen in polissen, hypotheek(aanvraag)kosten en het aflossen van een schuld bij de belastingdienst. Aangever stelt dat deze bedragen niet zijn gebruikt voor de doeleinden waarvoor ze waren bestemd en dat hij verdachte nooit heeft hoeven te betalen voor de verleende ‘vriendendiensten’.
Verdachte heeft verklaard dat de door aangever gestorte bedragen, betalingen waren voor door hem (verdachte) verrichte diensten. Dit standpunt heeft verdachte onderbouwd door facturen te overleggen waarop de betaalde (en door hem ontvangen) bedragen zijn genoemd met een omschrijving van de diensten die daar tegenover stonden. Daarmee heeft verdachte een alternatief scenario geschetst.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat ingeval een verdachte het hem ten laste gelegde bestrijdt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen die niet met een bewezenverklaring zou stroken, de rechtbank - indien zij tot een bewezenverklaring komt - die aangedragen alternatieve gang van zaken zal moeten weerleggen. In voorkomende gevallen kan de rechtbank ter weerlegging oordelen dat de gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden, dan wel dat de lezing van verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld (vgl. HR 16 maart 2010, LJN:BK3359).
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval de gestelde alternatieve toedracht, onderbouwd met de door verdachte overgelegde facturen, niet aannemelijk is geworden. Met name omdat de omschrijvingen van de verrichte diensten niet één op één corresponderen met de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte over de inhoud van de verleende diensten en aangever een afwijkende verklaring heeft gegeven over de beoogde doeleinden waar de gelden aan besteed zouden worden. Aangever heeft ter terechtzitting onder ede verklaard de facturen nooit eerder te hebben gezien. Daar komt bij dat uit een aanvullend proces-verbaal van 27 juni 2017 blijkt dat uit de stukken van de belastingdienst niets blijkt van het bestaan van het bedrijf [bedrijf 2] , terwijl op zes van de elf facturen de naam [bedrijf 2] staat vermeld. Ook voormalig vennoot Vos is gehoord en stelt dat de facturen niet lijken op de facturen zoals dezen ten tijde van het bestaan van de V.O.F. [bedrijf 1] werden opgemaakt.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde bedragen heeft verduisterd.
met betrekking tot feit 2
[slachtoffer 1] heeft ook aangifte gedaan van diefstal van een geldbedrag van € 5.045,00. Dit bedrag zou op verschillende tijdstippen zijn gepind met een betaalkaart van de ING. Aangever noemt in zijn aangifte verschillende betaalkaarten, te weten een ‘nieuw aangevraagde Visa Card’ (pagina 50) en een ‘Visa Card van de ING’ (pagina 51). De rechtbank overweegt dat de verklaringen van aangever over de verschillende kaarten duidelijk zijn afgebakend. Na de verklaringen over de Visa Card volgen verklaringen over een lening bij Santander, makelaarskosten en de belastingaangifte. Pas daarna verklaart aangever over de ‘Visa Card van de ING’. De rechtbank begrijpt, als het in de aangifte gaat over de Visa Card van de ING, dat het in wezen gaat over de Creditcard van de ING. Over deze kaart heeft aangever verklaard dat hij deze na overleg met verdachte, naar verdachte heeft gestuurd, met de daarbij behorende code. Dit wordt ondersteund door de correspondentie tussen aangever en verdachte zoals opgenomen in de bijlage bij de aangifte. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting erkend de betaalkaart van ING te hebben ontvangen. Verdachte heeft daarover verder verklaard dat hij deze kaart vervolgens heeft geblokkeerd en daarna teruggestuurd naar aangever, waardoor de kans groot is dat aangever de bedragen zelf heeft gepind. De rechtbank schuift dit verweer als onaannemelijk terzijde, gezien de aangifte, in onderlinge samenhang bezien met de correspondentie, het als bijlage gevoegde overzicht van gedane pintransacties tussen 27 mei 2014 en 26 juni 2014 met de ING creditcard en verdachte zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring inhoudende dat hij ook wel eens om een pincode had gevraagd om een ‘totaalpakketje’ te creëren.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 maart 2014 tot en met 1 juni 2014 heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een bedrag van ongeveer € 5.000,00 toebehorende aan [slachtoffer 1] , door gebruik te maken van valse sleutels, te weten door gebruik te maken van creditcardgegevens behorende bij de creditcard van de ING die op naam van [slachtoffer 1] stond.
Ten aanzien van de Visacard overweegt de rechtbank dat niet is vast te stellen dat het verdachte is geweest die gebruik heeft gemaakt van de op naam van aangever gestelde Visacard. Ook kan niet worden vastgesteld wanneer de card is gebruikt, omdat gegevens hierover ontbreken in het dossier. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte door gebruik te maken van de Visacard een bedrag van 2.733,00 euro van [slachtoffer 1] zou hebben gestolen.
met betrekking tot feit 5
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat op 16 januari 2015 een medewerker van Lasercards hem heeft meegedeeld dat bij verschillende banken was gepind met een creditcard (met nummer [rekeningnummer 2] ) die op zijn naam stond. Aangever heeft verklaard dat hij nooit een creditcard heeft aangevraagd en dat hij niet heeft gepind. Van de gemelde transacties zijn camerabeelden opgevraagd en bekeken. Van deze beelden zijn screenshots gemaakt. Twee van de screenshots zijn getoond aan aangever. Aangever heeft verklaard dat hij verdachte daarop heeft herkend. Vervolgens is verdachte ondervraagd en ook aan hem zijn de screenshots van de beelden getoond. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij zichzelf herkent op de foto die is opgenomen op pagina 178 van het dossier. Verdachte heeft daar echter bij verklaard dat hij alstoen weliswaar gepind heeft, maar niet met de genoemde creditcard. Uit het aanvullend opgemaakte proces-verbaal van bevindingen blijkt echter dat het juist de pas met het nummer [rekeningnummer 3] is geweest, waarmee door de man op de screenshot op 16 januari 2015 een pintransactie is gedaan ten bedrage van € 170,00. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank een directe link te leggen tussen verdachte en het op dit tijdstip verrichten van de transactie met de creditcard van aangever. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die op 16 januari 2015 met de op naam van aangever gestelde creditcard heeft gepind. Van de tweede transactie die in de ten laste gelegde periode met de creditcard is verricht, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs dat verdachte die transactie heeft gedaan. De rechtbank zal verdachte daarom gedeeltelijk vrijspreken.
met betrekking tot feit 6
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 6 primair ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
Op 15 juni 2016 is door [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] aangifte gedaan. Aangevers hebben verklaard dat zij op advies van verdachte, ten behoeve van een extra aflossing van de hypotheek, begin april 2011 een bedrag van € 13.000,00 hebben gestort op de privérekening van verdachte, eindigend op [rekeningnummer 5] . Afgesproken was dat verdachte dit bedrag door zou storten naar de rekening van hypotheekverstrekker Aegon. Begin 2016 bleek dat het bedrag nooit op de rekening van Aegon heeft gestaan. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het bedrag door aangevers op zijn privérekening had laten storten, dat het bedrag nooit is doorgestort naar de rekening van Aegon omdat dat er bij in was geschoten, het bedrag vervolgens was ‘verwaterd’ omdat hij de rekening gebruikte voor privédoeleinden waardoor hij ook privéuitgaven heeft gedaan met het bedrag. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat deze manier van handelen niet viel onder zijn gebruikelijke bedrijfsvoering.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de feitelijke omstandigheden van het geval wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het verduisteren van het door aangevers gestorte bedrag. Door het bedrag op zijn privérekening te laten storten kan het niet anders zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard. De rechtbank vindt haar overtuiging in het feit dat de manier waarop verdachte heeft gehandeld niet past bij de uitoefening van het beroep van financieel adviseur.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 1:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 3 mei 2012 tot en met 29 augustus 2014 in Nederland telkens opzettelijk de navolgende geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke geldbedragen hij, verdachte als financieel adviseur van die [slachtoffer 1] onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
datum/periode geldbedrag
- 4 mei 2012 6048,97 Euro en
- 21 februari 2013 1250 Euro en
- 6 november 2013 500 Euro en
- 24 december 2013 500 Euro en
- 21 juni 2013 7500 Euro en
- 3 maart 2014 7762,96 Euro en
- 26 mei 2014 1326 Euro en
- 29 augustus 2014 5000 Euro en 4825 Euro
feit 2:
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2014 tot en met 1 juni 2014 in Nederland, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een totaalbedrag van 5000 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte de weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door telkens opzettelijk zonder toestemming of instemming van voornoemde rechthebbende creditcardgegevens (behorend bij ING BANK, (IBAN) bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] ) op naam van die [slachtoffer 1] in te voeren bij electronische transacties door telkens de PIN code, welke een unieke combinatie met (het nummer op) voornoemde creditcard vormt, in te toetsen, waarna de aldus gedane (electronische) transactie telkens ten laste van die [slachtoffer 1] is gekomen;
feit 5:
hij op 16 januari 2015 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of aan [slachtoffer 4] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel te weten door telkens een - tevoren zonder toestemming of medeweten van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] naam aangevraagde creditcard - in die geldautomaat in te voeren en vervolgens de zogenaamde PIN-code (welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde creditcard vormt) in te toetsen, waarna vrijelijk over dat geldbedrag kon worden beschikt;
feit 6:
hij in de periode van 4 april 2011 tot en met 26 april 2016 in Nederland, opzettelijk 13.000 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als financieel adviseur van die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] , onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 321 en 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
verduistering, meermalen gepleegd,
feit 2
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd,
feit 5
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
feit 6 primair
het misdrijf:
verduistering.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat dit vonnis op basis van artikel 325 Sr wordt gepubliceerd en dat verdachte voorwaardelijk wordt ontzegd om voor de duur van 2 jaren het beroep van financieel/hypotheekadviseur uit te oefenen, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, haar cliënt dient te worden veroordeeld tot een werkstraf, zodat rekening kan worden gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich - enkel voor zijn eigen financieel gewin - schuldig gemaakt aan vier ernstige feiten. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij drie van de vier feiten in de hoedanigheid van financieel adviseur van de benadeelde partijen heeft gepleegd, waarbij hij bij de benadeelde partijen het vertrouwen heeft gewekt dat hij een bonafide adviseur was. Hij heeft grote geldbedragen laten storten op zijn privérekening en hij heeft misbruik gemaakt van de vertrouwelijke gegevens die hij aan zijn slachtoffers heeft ontfutseld door voor te wenden dat hij die gegevens nodig had voor zijn dienstverlening aan hen. Niet alleen heeft hij daarmee laten zien geen enkel respect te hebben gehad voor zijn slachtoffers en de waarde van geld voor een ander, ook heeft hij door zijn handelen de beroepsgroep waar hij deel van uitmaakte in een kwaad daglicht gezet en het vertrouwen in het handelsverkeer in deze beroepsgroep geschonden.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die zien op het plegen van een fraudedelict. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van fraude - als sprake is van een benadelingsbedrag tussen de € 10.000,00 en
€ 70.000,00 - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 2 en 5 maanden. Bij haar beslissing heeft de rechtbank daarnaast acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 1 juni 2017 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en een de verdachte betreffend reclasseringsrapport van 14 april 2017 waaruit blijkt dat de reclassering zich onthoudt van strafadvies gelet op de ontkennende houding van verdachte en het gebrek aan informatie met betrekking tot het aandeel van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Wel komt naar voren dat bij de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de zorg voor drie kinderen volledig zal moeten worden gedragen door de echtgenote van verdachte.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het recidiverisico dat door de rechtbank als hoog wordt ingeschat, gezien de ontkennende verklaringen van verdachte, zijn houding bij de politie en ter terechtzitting waaruit geen enkel schuldbesef blijkt én rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank de oplegging van (onder andere) een voorwaardelijke gevangenisstraf met een lange proeftijd noodzakelijk.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van de door de officier van justitie gevorderde straf, inhoudende een werkstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
2 maanden, passend en geboden is. Anders dan geëist zal de rechtbank de proeftijd stellen op 3 jaren.
Om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst te laten verleiden tot het plegen van dergelijke feiten als bewezenverklaard en om de maatschappij te beschermen tegen verdachte, zal de rechtbank hem daarnaast, zoals door de officier van justitie geëist, ontzetten uit zijn recht tot het uitoefenen van het beroep van financieel/hypotheekadviseur voor de duur van 2 jaren. Anders dan de officier van justitie heeft geëist zal de rechtbank dit beroepsverbod in onvoorwaardelijke vorm opleggen ter verdere bescherming van de maatschappij opdat de kans dat verdachte opnieuw de fout in gaat zoveel mogelijk wordt ingeperkt.
Mede gelet op het feit dat de rechtbank het beroepsverbod in onvoorwaardelijke vorm zal opleggen, acht zij de publicatie van het vonnis op grond van artikel 325 Sr, zoals gevorderd door de officier van justitie, thans niet opportuun.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
met betrekking tot feit 1 en 2
[slachtoffer 1] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 42.446,46 (tweeënveertigduizend vierhonderd zesenveertig euro en zesenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade betreft materiële schade en bestaat uit de in bijlage 1 bij het schadeopgaveformulier van 8 juni 2017 genoemde posten.
met betrekking tot feit 3
[slachtoffer 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 22.037,00 (tweeëntwintigduizend en zevenendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 19.739,00, krediet Interbank;
- € 2.298,00, creditcard.
met betrekking tot feit 6
[slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 11.300,00 (elfduizend en driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- storting hypotheek;
- misgelopen spaarrente spaarhypotheek.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De vorderingen zijn volgens de officier van justitie voldoende onderbouwd. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd alle vorderingen integraal toe te wijzen met de van rechtswege verschuldigde rente vanaf de datum waarop het strafbare feit en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting vormt voor het strafproces. De verdediging verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Subsidiair verzoekt de verdediging om, indien de rechtbank tot een toewijzing van de vordering komt, alleen de gevorderde bedragen die corresponderen met de in de tenlastelegging genoemde bedragen waarvan een bewezenverklaring volgt, voor vergoeding in aanmerking te laten komen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de verdediging zich, in lijn met de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft de verdediging gesteld dat er een betalingsregeling is afgesproken waarvan de eerste termijn, ten bedrage van € 5.650,00 reeds is voldaan. De verdediging heeft gevraagd, indien de rechtbank tot een toewijzing van de vordering komt, de betalingsregeling in stand te laten.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn, wat betreft de in de tenlastelegging genoemde bedragen die de rechtbank bewezenverklaard acht, onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van
€ 39.712,93, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Verdachte wordt van een onderdeel van het onder 2 ten laste gelegde, te weten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een bedrag van ongeveer € 2733,00, vrijgesproken. De benadeelde partij zal om die reden voor het deel van de vordering dat hiermee correspondeert, te weten € 2733,53 niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2]
De vordering heeft betrekking op het onder 3 ten laste gelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]
De vordering heeft betrekking op het onder 6 tenlastegelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 11.300,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank bepaalt dat dit bedrag in twee gedeelten van € 5.650,00, mag worden voldaan. Voor elk gedeelte stelt de rechtbank een termijn van één maand vast waarbinnen de betaling dient te worden verricht.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] & [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal ten aanzien van beide vorderingen de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 28 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 5 en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 het misdrijf:
verduistering, meermalen gepleegd;
feit 2 het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 5 het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 6 primair het misdrijf:
verduistering;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 5 en 6 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
bijkomende straf
-
ontzetverdachte van de
uitoefeningvan het
beroep van
financieel/hypotheekadviseurvoor de duur van
2 (twee) jaren;
schadevergoeding
met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1]
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel, te weten € 2733,53 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 39.712,93 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2012);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 39.712,93,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2012 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 233 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2]

- bepaalt dat de benadeelde partij in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 11.300,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 april 2011) en bepaalt dat dit bedrag in twee gedeelten van € 5.650,00, te betalen binnen twee één maandelijkse termijnen, mag worden voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 11.300,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 april 2011 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 91 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Edelenbos, voorzitter, mrs. S.M. Milani en
M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2017.
Buiten staat
Mr. G. Edelenbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Zwolle, met nummer PL0600-2017102931. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
feit 1
1. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 5 januari 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 47-52):
(…) Op verzoek van [verdachte] is een polis bij een Nova Garant verzekering afgekocht en heb ik op mijn rekening op 4 mei 2012 een bedrag uitgekeerd gekregen van € 6.048,97. (…) Op verzoek van [verdachte] zou ik dit geld naar hem storten om het in een andere polis te beleggen. Ik heb dit bedrag dezelfde dag doorgestort naar de rekening van [verdachte] Freeken [rekeningnummer 4] , met de volgende omschrijving: “vergoeding mei 04 [nummer 1] ”. (…) de vergoeding “mei 04 [nummer 1] ” is volgens [verdachte] gebruikt voor een polis. Het is voor mij onbekend voor welke polis dit is. (…)
Op 26 juli 2013 ontving ik een goedkeuring van lening doorlopend krediet. Het betrof een krediet van € 20.000,00, afgesloten bij de Nederlandse Voorschotbank. Ik kan me herinneren dat [verdachte] hiermee kwam, ook om dit geld te beleggen in diverse verzekeringen. (…) Op 20 juni 2013 heb ik € 7.500,00 ontvangen van de Nederlandse Voorschotbank. Dit geld heb ik op 21 juni 2013 aan [verdachte] overgemaakt, wederom op genoemd nummer [rekeningnummer 4] . (…)
Op 28 februari 2014 is bij Santander een goedkeuring gegeven over een lening voor mij van € 30.000,00. (…) Ik was op dat moment met een woningaankoop bezig. [verdachte] vertelde dat het geld zou zijn om een voorschot voor de hypotheek te hebben. (…) Uit de brief van Santander blijkt dat er een lening is afgesloten om het gat van ruim € 19.000,00 te vullen welke ontstaan was uit de vorige lening van de Nederlandse Voorschotbank. (…) Op 28 februari 2014 heb ik een deel van deze lening ontvangen, ten bedrage van 7.762,96. (…) Ik kreeg van [verdachte] door dat ik dit geld weer aan hem moest overmaken, wederom met een door hem genoemde omschrijving. Ditmaal was dat “ [nummer 2] ”. (…) Ik heb het op 28 februari 2014 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] . (…)
Op 27 augustus 2014 is er wederom een lening afgesloten bij Santander, onder polisnummer [nummer 3] . (…) Dit was een extra bedrag voor aanvraag van mijn hypotheek. (…) Op 29 augustus 2014 heb ik € 9.825,00 ontvangen op mijn rekeningnummer. (…) Ik heb afgesproken het geld over te maken naar [verdachte] . Ik heb op 29 augustus 2014 betaald en bij de vermelding “volgens afspraak” vermeld. (…)
Ik heb nog meer bedragen aan [verdachte] moeten betalen. Het zou gaan om makelaarskosten: 2x € 500,00 en kosten voor de nationale hypotheekgarantie: € 1.250,00. (…) [verdachte] bood aan ons te begeleiden bij de zoektocht naar een woning. [verdachte] kwam bij [naam 1] en mij met het verhaal dat er woningen gebouwd zouden worden in de [wijk] te Zwolle. (…) [verdachte] vertelde dat hij geregeld had dat we een optie hadden op [kavel 1] . (…) Toen we navraag deden bij de woning coöperatie die zich bezighield met de ontwikkeling van de [wijk] in Zwolle, bleek dat er helemaal geen kavel op naam van [slachtoffer 1] of [verdachte] staat. Ook was er niets bekend dat er een optie teruggegeven was. Ik heb daar wel kosten voor betaald, onder andere makelaarskosten en hypotheekkosten. (…)
In het belastingjaar 2011 is een fout geconstateerd door de belastingdienst. [verdachte] had een verkeerde aftrekpost gebruikt. Dit resulteerde in een naheffing. Ik moest nog € 1.326,00 nabetalen. (…) Ik heb [verdachte] een verzoek gedaan dit na te kijken. Ik kreeg van [verdachte] het verzoek om € 1.326,00 over te maken op zijn banknummer. Hij zou dan zorgen dat het geld op een aparte rekening van de belasting gestort zou worden. Ik heb dit bedrag overgemaakt op 26 mei 2014 naar [verdachte] nummer, [rekeningnummer 4] . (…) Uiteindelijk heeft [verdachte] niets gecommuniceerd naar de belastingdienst. Er is een vordering van ongeveer 900,00 op mijn loon gedaan. Ik kreeg later een brief dat voor het restbedrag een verrekening zou plaatsvinden tussen jaar 2012 en 2011 en dat het daarmee verrekend was. (…) Ik weet niet wat [verdachte] met het geld dat ik speciaal daarvoor overgemaakt had, gedaan heeft. (…);
2. schriftelijke bescheiden, te weten de als bijlagen bij de aangifte gevoegde documenten, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (pagina 53-126):

(…)

(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…);
3. het (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 1-3):

(…) Er is onderzoek gedaan naar het door aangever [slachtoffer 1] genoemde kavel in de [wijk] in Zwolle. (…) Ik, verbalisant [verbalisant] , heb contact gehad met de heer [naam 2] van deze woningstichting. Hij gaf aan dat het [kavel 1] te Zwolle betrof. (…) Verder deelde de heer [naam 2] mee dat woningstichting alle woningen van de [wijk] onder beheer had dan wel verkocht had. Uit het contact met de heer [naam 2] is gebleken dat [slachtoffer 1] en [naam 1] geen optie op beide kavels hebben gehad. (opmerking rechtbank: ook de naam van verdachte staat niet genoemd in het rijtje van personen die wel een optie op [kavel 1] dan wel [kavel 2] hebben gehad) (…);

4. het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 juni 2017, voor zover inhoudende de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de getuige [slachtoffer 1] , zakelijk weergeven, onder meer inhoudende:

(…) Ik heb de door verdachte overgelegde facturen die u mij nu toont nooit eerder gezien. (…) Voor de diensten die verdachte verrichte hoefde ik niet te betalen, dit waren vriendendiensten. (…) U vraagt mij of ik wel eens goederen heb gekocht van verdachte, onder andere een trein, sieraden en een laptop. Ik heb nooit goederen gekocht van verdachte. (…).

5. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 augustus 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 28-30):
(…) het klopt dat ik werkzaamheden voor [slachtoffer 1] heb verricht. V: waaruit bestonden die werkzaamheden? A: belastingaangifte en bezwaarschriften. Verder deed ik alles op verzekeringsgebied en kredieten voor Arjen. (…);
6. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 augustus 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 31-33):

(…) O: uit opgevraagde bankgegevens weten wij dat bankrekening [rekeningnummer 5] bij de ING op uw naam staat. Ook zien wij op de opgevraagde bankafschriften van deze rekening dat [slachtoffer 1] en [naam 1] regelmatig geldbedragen naar de [rekeningnummer 5] overmaken. V: Hoe zit dat? A: dat is mijn rekening. Dat is mijn privé rekening bij de ING. Er is niemand anders voor gemachtigd en het is ook geen en/of rekening. (…);

7. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 augustus 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 34-36):
(…) O: zoals reeds eerder opgemerkt is uit onderzoek gebleken dat [slachtoffer 1] geld moest overmaken op een rekening van jou. V: is dit juist? A: (…) Uiteindelijk natuurlijk op vrijwillige basis. (…);
8. een schriftelijk bescheid, te weten een bankrekeningoverzicht van verdachte van de periode 4-1-2010-2-3-2015, (pagina 13b).
feit 2
1. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 5 januari 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 47-52):

(…) Ik bezat al een Visa Card via de ING. (…) Deze heb ik ook aan [verdachte] moeten geven met de daarbij behorende pincode. [verdachte] gaf ook hier aan dat het nodig was voor de hypotheekaanvraag. (…) Ik heb hem de pas en de pincode medio mei persoonlijk gegeven. Hierbij hebben we afgesproken dat [verdachte] deze pas op zou sturen naar de ING met de bedoeling de pas en het BKR te blokkeren. Dit zou rond 14 mei 2014 gedaan worden (…) Ik zag op 2 juni 2014 dat er veel geld, € 5.045,00 van mijn rekening [rekeningnummer 6] geschreven was. Ik heb de ING gebeld en daar hoorde ik dat er vreemde afschrijvingen zijn geweest, via pintransacties. (…) Er is in totaal 10 x gepind binnen een week in Deventer, Apeldoorn en Zwolle. Ik overhandig u hierbij een overzicht van de pintransacties. (…) Ik zag dat alle transacties zijn gedaan in de buurt van [verdachte] huis dan wel zijn werk. (…);

2. schriftelijke bescheiden, te weten de als bijlagen bij de aangifte gevoegde documenten, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (pagina 53-126):

(…)

(…)
(…)
(…)
3. het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 juni 2017, voor zover inhoudende de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, zakelijk weergeven, onder meer inhoudende:

(…) Aangever en ik konden het goed vinden, daarom heb ik ook niet alles in rekening gebracht. (…) Ik heb aangever wel eens gevraagd om zijn bankafschriften aan mij te geven. Deze zouden dan als bewijs kunnen dienen indien nodig. (…) Ik heb de ING creditcard in mijn bezit gehad. (…) Ik heb ook wel eens om de pincode van aangever gevraagd zodat ik een ‘totaalpakketje’ zou hebben.(…);

feit 5
1. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 20 januari 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 161-169):

Op 16 januari 2015 werd ik gebeld door een medewerker van Lasercards. (…) Op die dag was bij verschillende banken een bedrag afgenomen met een creditcard die op mijn naam stond. (…) Omdat ik nooit een creditcard had aangevraagd en ook niet gepind had, werd direct de creditcard geblokkeerd. Het gaat om een creditcard met nummer [rekeningnummer 2] . Dat is een VISA card. (…) Ik heb gehoord dat er beelden zijn va de persoon die gepind heeft. (…);

2. proces-verbaal van de terechtzitting van 29 juni 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:

(…) Ik herken mijzelf op de foto die u mij toont (pagina 178 van het dossier). Op de foto is te zien dat ik een muts draag. (…);

3. proces-verbaal van verhoor aangever van 11 februari 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 170 – 171):
Ik toon u een foto met fotonummer 16/1-4 en 16/1-3.Vraag verbalisant: is dit de bedoelde persoon die u in de aangifte noemt (…)?Antwoord aangever/benadeelde:Ja dit is inderdaad de persoon die ik bedoel (…) [verdachte] (…);
4. het proces-verbaal van bevindingen van 20 november 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 179-180):

(…) Ik, verbalisant heb de beelden van de camera van de pinautomaat bekeken. (…) Op de beelden staan pintransacties uitgevoerd op 16 januari 2015 tussen omstreeks 10:16 uur en 10:18 uur. (…) Op de beelden is te zien dat er pintransacties uitgevoerd worden. (…) Dit is op het beeld te zien omdat links boven in het beeld van de camera gegevens genoteerd worden. de cijfers die in beeld verschijnen zijn de details met betrekking tot de pintransactie. In beeld komt de datum, tijdstip, geldopname, en het gekozen bedrag. Het geeft het verloop weer van de pintransactie. (…);

4. het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 6 juni 2017 (PL0600 -2015033888-22, verder ongenummerd), zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
(…) Het creditcardnummer is hierbij niet zichtbaar omdat door de automaat het creditcardnummer wordt omgezet naar een code. Het betreft hierbij de code welke wordt weergegeven op regel 4 van de transactie, te weten CHIP P4155000000002142 (…).
16-01-2015 te 10.17 uur 170,00 euro16-01-2015 03 Man staat te wachtenOp de achtergrond staat een man te wachten met een muts op zijn hoofd en een donkere jas. Deze persoon is herkend als zijnde [verdachte] . De NN man die op dat moment aan het pinnen is heeft een lichtkleurige jas aan en is brildragend. Deze man kijkt weg van de pinautomaat.16-01-2015 04 Man komt naar de automaatDe wachtende man met de muts op zijn hoofd loopt naar de pinautomaat. Hij heeft hierbij een donkere jas aan en een muts op zijn hoofd. Deze persoon is herkend als zijnde [verdachte] .Op deze fotoafdruk staat de pintransactie in beeld van de persoon die even daarvoor een pintransactie uitvoerde van 70.00 euro. Dit is de man met de lichtkleurige jas (…). Deze persoon staat met zijn rug naar de camera toe omdat hij wegloopt van de pinautomaat. (…).16-01-2015 05 Man heeft gepind en loopt weg.De man met de donkere jas waarvan een gedeelte van zijn lip en kin in beeld staat draait weg van de pinautomaat. Dit is de wachtende man die omschreven staat bij 16-01-2015 04 Man komt naar de automaat.Deze man heeft een pintransactie uitgevoerd. Deze man is herkend als [verdachte] ,. De volgende gegevens staat links boven op de fotoafdruk:
16001-2015 10:18:01-CHIP P4155000000002142(…)
GEKOZEN BEDRAG EUR 170
Ook hier is het nummer van de creditcard omgezet naar de code P4155000000002142. (…).
feit 6
1. het proces-verbaal van aangifte van 15 juni 2016 met bijlage’s, (pagina 1-33);
2. het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 juni 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering.