ECLI:NL:RBOVE:2017:2784

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
AK_17_530
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlaging van de afbouwtoelage van een ambtenaar na herwaardering van de functie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en de Minister van Economische Zaken, verweerder. Eiser was werkzaam bij de Algemene Inspectiedienst (AID) en is na een fusie overgegaan naar de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Eiser ontving een afbouwtoelage die na een herwaardering van zijn functie door verweerder werd verlaagd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij van mening was dat er geen kenbare grondslag was voor deze verlaging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verlaging van de afbouwtoelage niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst die op 5 juli 2011 was gesloten tussen de betrokken overheidswerkgevers en vakbonden, niet duidelijk genoeg was om de verlaging van de afbouwtoelage te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat de onduidelijkheid in de overeenkomst niet voor risico van de individuele ambtenaar mocht komen. Aangezien er geen duidelijke basis was voor de verlaging, was verweerder niet bevoegd om deze te effectueren.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de afbouwtoelage naar het oorspronkelijke niveau. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/530

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]te Nieuwleusen, eiser,
gemachtigde: mr. P. Bots, te Utrecht,
en
de Minister van Economische Zaken,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser, naar aanleiding van een herwaardering van zijn functie, met ingang van 1 december 2015 ingedeeld in salarisschaal 11 van Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (hierna: BBRA) en heeft verweerder besloten om eisers afbouwtoelage inconveniënten met ingang van 1 december 2015 met hetzelfde bedrag naar beneden bij te stellen als eisers salaris toeneemt en zal toenemen als gevolg van de plaatsing in de hogere salarisschaal.
Bij besluit van 29 november 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. P. Bots. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.E. van Heerma van Voss en mr. D.J. Diederix.

Overwegingen

1.1
Tot 1 januari 2012 was eiser werkzaam bij de Algemene Inspectiedienst (AID). Een aantal onder verantwoordelijkheid van verweerder vallende ambtelijke diensten, waaronder de AID, is met ingang van 1 januari 2012 gefuseerd tot de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), die eveneens onder verantwoordelijkheid van verweerder valt. Met ingang van 1 januari 2012 is eiser werkzaam in de functie van ‘projectleider Inlichtingen- en Opsporingsdienst’.
1.2
Eisers functie bij de AID was gewaardeerd in salarisschaal 10 bij het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (hierna: BBRA). Hiernaast ontving eiser bij de AID een inconveniëntentoelage. Bij de overgang naar de NVWA was de inconveniëntentoelage komen te vervallen. Wel had eiser tot eind 2021 recht op een afbouwtoelage.
1.3
Vervolgens is eisers functie bij de NVWA beschreven en gewaardeerd in salarisschaal 11. Eiser is bij het primaire besluit geplaatst in salarisschaal 11, trede 8. Tevens is eisers afbouwtoelage met ingang van 1 december 2015 naar beneden bijgesteld, met hetzelfde bedrag als waarmee eisers salaris stijgt ten gevolge van de herwaardering van zijn functie. Verweerder heeft het primaire besluit gehandhaafd.
2. Het geschil is beperkt tot de vraag of verweerder eisers afbouwtoelage naar beneden heeft mogen bijstellen.
3.1
Met het oog op de fusie van verschillende diensten tot de NVWA is op 5 juli 2011 een overeenkomst gesloten tussen de betrokken overheidswerkgevers en de vakbonden. Verweerder acht zich gebonden aan deze overeenkomst.
3.2
In hoofdstuk B van de op 5 juli 2011 gesloten overeenkomst is een overgangsregeling neergelegd. Deze overgangsregeling heeft ondermeer betrekking op de aanspraken van voormalige ambtenaren van de AID die recht hadden op een inconveniëntentoelage. Op grond van het bepaalde in punt 1 van onderdeel B van de overeenkomst hebben medewerkers recht op een afbouwtoelage voor het verschil tussen de oude en de nieuwe bezoldiging. Op grond van het bepaalde in punt 2 van onderdeel B van de overeenkomst is de oude bezoldiging de som van het bruto salaris en de inconveniëntentoelage op 31 december 2011.
3.3
In punt 4 van onderdeel B van de overeenkomst van 5 juli 2011 is het volgende bepaald:
In geval van verhoging van het salaris van de medewerker anders dan door bevordering naar een hogere salarisschaal, wordt de oude bruto bezoldiging met hetzelfde bedrag verhoogd. Periodieken hebben geen negatief effect voor de medewerker op de hoogte van de afbouwtoelage.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat de op 5 juli 2011 gesloten overeenkomst moet worden uitgelegd conform de bedoeling van de bij deze overeenkomst betrokken partijen. Beslissend is welke betekenis de bij de overeenkomst betrokken partijen redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en wat partijen over een weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.2
De rechtbank stelt vast dat noch de bewoordingen van de op 5 juli 2011 gesloten overeenkomst, noch enig ander stuk, uitsluitsel biedt over hoe punt 4 van onderdeel B van deze overeenkomst moet worden uitgelegd in een situatie als deze, waarin de functie van een ambtenaar die een afbouwtoelage ontvangt in een hogere salarisschaal wordt ingedeeld. Kernvraag is hierbij of in het geval van herwaardering van een bestaande functie sprake is van ‘verhoging van het salaris van de medewerker anders dan door bevordering naar een hogere salarisschaal’. De redenering in onderdeel 17 van het advies van de Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst (hierna: AACR), waar verweerder zijn standpunt mede op heeft gebaseerd, volgt de rechtbank niet. Dat partijen bij de op 5 juli 2011 gesloten overeenkomst, naar de AACR meent, redelijkerwijs niet voor ogen kunnen hebben gehad dat sprake kan zijn cumulatie van salarisstijgingen als gevolg van een bevordering met de afbouwtoelage, vermag de rechtbank niet in te zien. De aanvullende werking van de redelijkheid gaat voor wat betreft de uitleg van deze overeenkomst niet zo ver, dat hiermee tot de door verweerder overgenomen uitleg van punt 4 van onderdeel B van deze overeenkomst kan worden gekomen. Daarbij komt dat noch eisers standpunt, noch verweerders standpunt, voor wat betreft de uitleg van de overeenkomst de rechtbank op voorhand als onredelijk voorkomt.
4.3
Nu de bewoordingen van de op 5 juli 2011 gesloten overeenkomst en de gebruikelijke methoden voor de interpretatie van een dergelijke overeenkomst niet ondubbelzinnig tot één bepaalde uitkomst leiden, dient naar het oordeel van de rechtbank als uitgangspunt te gelden dat deze onduidelijkheid niet voor risico van een individuele ambtenaar, die zelf geen partij was bij de totstandkoming van deze overeenkomst, behoort te komen. Onder deze omstandigheden dient punt 4 van onderdeel B van deze overeenkomst dan ook niet ten nadele van eiser te worden uitgelegd. Nu geen sprake is van een kenbare grondslag voor de verlaging van eisers afbouwtoelage, was verweerder niet bevoegd om deze vanwege de herwaardering van eisers functie te verminderen.
4.4
De bij het bestreden besluit gehandhaafde verlaging van eisers afbouwtoelage is dan ook niet deugdelijk gemotiveerd.
5. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient, wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te worden vernietigd.
6. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, van de Awb, te bepalen dat het primaire besluit in zoverre wordt herroepen, dat eisers afbouwtoelage niet naar beneden wordt bijgesteld.
7.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7.2
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,--.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit, voor zover daarbij is bepaald dat eisers afbouwtoelage inconveniënten met ingang van 1 december 2015 met hetzelfde bedrag naar beneden wordt bijgesteld als eisers salaris toeneemt en zal toenemen als gevolg van de plaatsing in de hogere salarisschaal;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten, welke begroot worden op € 990,--, te betalen aan eiser;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,-- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.