ECLI:NL:RBOVE:2017:2782

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
08.730159-17 en 08.217447-16 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor bedreiging en voorbereiding van moord op haar ex-partner

Op 13 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige vrouw uit Raalte. De vrouw werd beschuldigd van bedreiging van haar ex-man en het voorbereiden van zijn moord. De rechtbank oordeelde dat de vrouw op 22 maart 2017 haar ex-partner heeft bedreigd door een mes door zijn brievenbus te steken en hem via voicemail te bedreigen met dertig messteken. Tijdens de zitting op 29 juni 2017 heeft de vrouw bekend dat ze met een vleesmes naar het huis van haar ex-partner is gegaan en dat ze het mes door de brievenbus heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de vrouw zich schuldig had gemaakt aan bedreiging en voorbereiding van moord, maar sprak haar vrij van de poging tot moord. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 132 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast kreeg de vrouw een contact- en locatieverbod en werd behandeling opgelegd. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de vrouw, die lijdt aan PTSS en een verstandelijke beperking, en de noodzaak voor behandeling en begeleiding werd benadrukt.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730159-17 en 08.217447-16 (tul) (P)
Datum vonnis: 13 juli 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1970 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juni 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. Ph.J.N. Aarnoudse, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:haar ex-partner [slachtoffer] heeft bedreigd door een mes door zijn brievenbus te steken en zijn voicemail in te spreken met de tekst dat zij hem zou neersteken;
feit 2:heeft geprobeerd haar ex-partner [slachtoffer] te vermoorden dan wel voorbereidingen heeft getroffen om hem te vermoorden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 22 maart 2017 te Raalte (haar ex-partner) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, in/door de brievenbus/voordeur (van het huis) van voornoemde [slachtoffer] gestoken en/of (vervolgens) die voornoemde [slachtoffer] (via een of meerdere voicemailberichten) de woorden toegevoegd: "Voor elk jaar dat we bij elkaar zijn geweest krijg je een messteek in je rug" en/of "Dertig messteken, dertig messteken", althans handelingen en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2 primair
zij op of omstreeks 22 maart 2017 te Raalte, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, te weten (haar ex-partner) [slachtoffer] , opzettelijk, en met voorbedachten rade, van het leven te beroven, - met een mes, althans met een op een mes gelijkend voorwerp, naar de woning van die voornoemde [slachtoffer] is gegaan en/of - (vervolgens) een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, in/door de
brievenbus/voordeur (van het huis) van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair

zij op of omstreeks 22 maart 2017 te Raalte ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord (artikel 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of (vervolgens) met een mes, althans met een op een mes gelijkend voorwerp, naar de woning van die voornoemde [slachtoffer] is gegaan en/of (vervolgens) een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, in/door de brievenbus/voordeur (van het huis) van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op woensdagavond 22 maart 2017 kreeg aangever [slachtoffer] een telefoontje van zijn zoon [zoon] dat zijn moeder, de ex-partner van [slachtoffer] , voor de deur stond en een mes door de brievenbus had gestoken. Bij thuiskomst zag [slachtoffer] een vleesmes in de brievenbusopening steken. Op zijn voicemail stonden twee berichten van verdachte waarin hij haar hoorde zeggen dat zij hem voor elk jaar dat ze bij elkaar waren geweest in zijn rug zou steken, 30 messteken.
Bij de politie heeft verdachte haar bedreigingen richting aangever herhaald en verklaard dat ze echt van plan was om hem neer te steken.
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat ze met een vleesmes naar het huis van aangever is gegaan en dat mes, nadat er op aanbellen niet werd opengedaan, uit haar fietstas heeft gepakt en door de brievenbus heeft gestoken. Ook heeft ze bekend de voicemail ingesproken te hebben met de bedreiging zoals weergegeven in de tenlastelegging.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daarbij heeft zij zich onder andere gebaseerd op de verklaring van verdachte, de aangifte en het vleesmes dat in de brievenbus van aangever is aangetroffen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt moet worden vrijgesproken van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het opzet op het doden van aangever ontbreekt en er geen sprake is van enige planning dan wel voorbedachten rade. Door de emotionele toestand van zijn cliënte in samenhang met hetgeen er daadwerkelijk gebeurd is, kan evenmin gesproken worden van voorbereiding van moord, aldus de raadsman.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] d.d. 23 maart 2017.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank dat verdachte - ook - ter terechtzitting de feitelijke handelingen, zoals het pakken van een vleesmes uit de keukenlade en het meenemen van dit mes naar de woning van aangever, heeft bekend. Anders dan zij ten overstaan van de politie heeft verklaard, ontkent zij thans echter de bedoeling te hebben gehad te hebben om aangever daadwerkelijk neer te steken en te doden.
De rechtbank constateert uit het proces-verbaal van bevindingen dat verbalisanten verdachte tijdens de aanhouding [2] , ongeveer twee uur na het incident, hebben horen vragen wie er aangifte had gedaan en als dat haar man was dat ze direct een mes in zijn rug had moeten steken. In de auto [3] hoorden verbalisanten verdachte zeggen dat als aangever de deur had open gedaan zij hem een mes tussen de ribben had gestoken of dat ze hem eerst zou hebben neergestoken en dan haar kinderen en zichzelf. Tijdens het verhoor bij de politie de volgende dag heeft verdachte meermalen [4] verklaard haar man te hebben willen neersteken en hem nog steeds te willen neersteken.
Op grond van deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat verdachte, gelet op het herhaaldelijk en persisterend karakter van haar uitlatingen, ten tijde van het plegen van het feit wel degelijk de intentie had om aangever te doden.
De rechtbank overweegt dat - primair - de vraag beantwoord moet worden of het handelen van verdachte juridisch te duiden is als poging tot moord. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Zij overweegt in dat verband dat, weliswaar de in de tenlastelegging onder 2 primair beschreven feitelijke gedragingen van verdachte wettig en overtuigend bewezen moeten worden geacht, maar dat daarmee nog geen (afdoende) invulling is gegeven aan het onderdeel “ter uitvoering van” van de tenlastelegging. In zoverre is het tenlastegelegde onder 2 primair niet wettig en overtuigend bewezen en dient verdachte daarvan de worden vrijgesproken.
Ter toelichting merkt de rechtbank op dat de gedragingen van verdachte nog geen begin van uitvoering als bedoeld in artikel 45 Wetboek van Strafrecht (Sr) opleveren. Niet vastgesteld is immers dat verdachte zodanige handeling heeft verricht - waarbij valt te denken aan het daadwerkelijk maken van een steekbeweging met het mes richting het slachtoffer - dat zonder nader ingrijpen het delict zou zijn voltooid.
De rechtbank acht daarentegen wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van moord, zoals ten laste is gelegd onder 2 subsidiair. Uit de hiervoor aangehaalde, ten overstaan van de politie gedane uitlatingen van verdachte, valt zonder meer op te maken dat bij het pakken van het mes uit de keukenlade van haar woning en het vervolgens meevoeren van dat mes naar de woning van aangever, verdachte slechts één doel voor ogen stond: het uitvoeren van haar voornemen op aangever opzettelijk van het leven te beroven. Aldus heeft verdachte opzettelijk het mes, kennelijk bestemd tot het begaan van moord op aangever, voorhanden gehad.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij op 22 maart 2017 te Raalte haar ex-partner [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes door de brievenbus / voordeur van het huis van voornoemde [slachtoffer] gestoken en(vervolgens die voornoemde [slachtoffer] via voicemailberichten de woorden toegevoegd: "Voor elk jaar dat we bij elkaar zijn geweest krijg je een messteek in je rug" en "Dertig messteken, dertig messteken";
2 subsidiair.
zij op 22 maart 2017 te Raalte ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord (artikel 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een mes, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad, door met dat mes naar de woning van die voornoemde [slachtoffer] te gaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 en 289 juncto 46 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2 subsidiair
het misdrijf:
voorbereiding van moord.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, onder aftrek van het voorarrest, waarvan 132 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals vermeld in het reclasseringsrapport. De officier van justitie heeft daarbij verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden uit te spreken. Het inbeslaggenomen mes kan volgens de officier van justitie onttrokken worden aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat hulp voor zijn cliënt prioriteit heeft. Hij heeft bepleit om de [straat] te schrappen uit het door de reclassering voorgestelde locatieverbod, omdat daar een vriendin van zijn cliënt woont.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van haar ex-partner en voorbereiding van moord op haar ex-partner. Dit betreffen zeer ernstige feiten waardoor het slachtoffer met recht zeer angstig is geworden voor verdachte. Ook zeer beangstigend voor het slachtoffer moet zijn geweest dat verdachte bij hem aan de deur is geweest terwijl hij niet thuis was, maar hun drie minderjarige kinderen wel. De rechtbank rekent het verdachte extra aan dat zij zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de mogelijke omstandigheid dat zij hun drie minderjarige kinderen zou betrekken bij haar actie jegens het slachtoffer, hun vader en dat zij ook bang zouden worden voor hun eigen moeder.
Psychiater drs. M.H. Diawara en GZ-psycholoog D.R. van der Velden samen met klinisch psycholoog I.M. van Woudenberg hebben rapportages (d.d. 1 juni 2017 en 7 juni 2017) over de persoon van verdachte opgemaakt. De psychiater heeft geconstateerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan een ziekelijke stoornis in de vorm van PTSS en een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens in de vorm van een matige verstandelijke beperking. De psychologen constateerden een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een combinatie van een verstandelijke beperking, een onveilige jeugd en borderline dynamiek.
De psychiater heeft verder geconstateerd dat er in de periode van het tenlastegelegde geen sprake van volledig verlies van zicht op de realiteit bij verdachte was. Ze was in staat in enige mate afwegingen te maken omtrent haar keuzes en handelingen. Rekening houdend met haar beperkingen, adviseert de psychiater om verdachte het tenlastegelegde in mindere mate toe te rekenen.
De psychologen hebben verder geconstateerd dat verdachte door haar gebrekkige ontwikkeling van haar geestesvermogens nauwelijks in staat is het leven zelfstandig vorm te geven en aan te kunnen. Zonder een steunende en structurerende omgeving zullen verlatingsangst en daaraan gekoppelde woede over de tekortschietende ander zich gemakkelijk weer doen gelden en verdachte is dan maar weinig in staat haar impulsen te beheersen. Ze is beperkt cognitief doordrongen van het strafbare karakter van haar gedrag en ze is niet zelfstandig in staat haar gedrag aan te passen. Ook de psychologen adviseren om verdachte het tenlastegelegde in mindere mate toe te rekenen.
In de huidige omstandigheden schat de psychiater het recidiverisico als hoog in, maar de kans is groot dat het recidiverisico beduidend minder wordt na een adequate behandeling.
De psychologen schatten het huidige recidiverisico, zonder adequate behandeling en ondersteuning, als hoog in. Op langere termijn, en alleen met adequate behandelinterventies en ondersteuning in het dagelijks leven, zal het recidiverisico kunnen verminderen. Externe ondersteuning zal langdurig en mogelijk altijd nodig zijn om dit recidiverisico tot aanvaardbare proporties terug te brengen. Ook de afwezigheid van contact met haar ex-man zal het recidiverisico verminderen.
De psychiater adviseert een gestructureerde klinische behandeling in een FPA-kliniek die gespecialiseerd is in het behandelen van mensen met een verstandelijke beperking (LVG).
Na de klinische fase zijn een beschermde woonvorm en een langdurige ondersteuning op meerdere leefgebieden (o.a. wonen, financiën, gestructureerde dagbesteding) geïndiceerd. De behandeling kan dan verder ambulant vormgegeven worden in een samenwerkingsverband tussen de instelling voor LVG problematiek en het FACT team van Dimence waar verdachte momenteel in behandeling is. Om de therapietrouw van verdachte te bevorderen adviseert de psychiater een verplicht reclasseringscontact.
De psychologen adviseren een klinische behandeling in een FPA, inclusief resocialisatie en nazorg (beschermd wonen) vanuit de forensische zorg voor mensen met een verstandelijke
Beperking. De klinische behandeling zal zich moeten richten op PMT, EMDR (scheiding, eerdere trauma’s), vormgeven contact met kinderen en ex-man, en het maken van een signaleringsplan, waarbij het van belang is het systeem (gezin, familie) te betrekken bij de behandeling. De psychologen verwachten dat verdachte in de toekomst gebaat is bij beschermd wonen.
T. Dol, reclasseringswerker bij Tactus, adviseert in haar advies van 21 juni 2017 om, bij een voorwaardelijke gevangenisstraf, aan verdachte de bijzondere voorwaarden op te leggen van de meldplicht, een ambulante behandeling bij het FACT van GGZ Dimence, een korte klinische opname als dat nodig is, opname in een instelling voor begeleid of beschermd wonen, een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer] en hun drie minderjarige kinderen en een locatieverbod rondom de woning van [slachtoffer] , in combinatie met elektronisch toezicht.
De rechtbank neemt de conclusies van de hiervoor vermelde deskundigen, alsmede de gronden waarop zij berusten, over en maakt deze tot de hare. Dit brengt de rechtbank tot de vaststelling, enerzijds, dat verdachte een zeer ernstig delict heeft gepleegd. Echter, aan de andere kant blijkt uit de conclusies en bevindingen van de deskundigen dat het om een verdachte gaat met multipele, langdurige en persisterende problematiek, op grond waarvan aan verdachte de feiten verminderd moeten worden toegerekend, en welke problematiek intensieve zorg en behandeling behoeft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, conform de eis van de officier van justitie, bij deze verdachte een forse voorwaardelijke straf nodig is. Enerzijds om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om als stok achter de deur te dienen en verdachte te motiveren om een flink aantal bijzondere voorwaarden na te leven. Door het opleggen van de door de deskundigen geadviseerde bijzondere voorwaarden hoopt de rechtbank dat verdachte meer grip krijgt op haar eigen leven waardoor tevens het recidiverisico zal kunnen verminderen. Bij afweging van de betrokken belangen vindt de rechtbank onvoldoende aanleiding om – overeenkomstig het pleidooi van de raadsman – de [straat] uit te sluiten van het aan verdachte op te leggen gebiedsverbod. Met name is niet gebleken dat de ontmoetingen tussen verdachte en haar vriendin niet elders dan in/bij de woning van de vriendin aan de [straat] zouden kunnen plaatsvinden.
Omdat het recidiverisico zonder dat deze behandeling heeft plaatsgehad hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Daarbij betrekt de rechtbank dat verdachte nog recent, op 20 januari 2017, onherroepelijk is veroordeeld ter zake van bedreiging, eveneens gepleegd jegens haar ex-partner. Hiermee wordt de noodzaak tot onmiddellijke en langdurige inzet van behandelinterventies onderstreept.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde mes moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke de feiten zijn begaan.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging wordt toegewezen.
De raadsman heeft om verlenging van de proeftijd verzocht, omdat het uitvoeren van een werkstraf voor zijn cliënt op dit moment mogelijk te veel gevraagd is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, omdat is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om de proeftijd te verlengen. De reclassering zal zeker rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het werken kan bijdragen aan het verkrijgen van enige structuur in het dagritme van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 33, 33a en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als
  • zich op eerste uitnodiging meldt bij Tactus Verslavingszorg en zich vervolgens zal blijven melden, zo frequent deze instelling dat nodig acht;
  • zich ambulant laat behandelen bij het FACT van GGZ Dimence te Raalte, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt een klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , en hun minderjarige kinderen [kind 1] , geboren [geboortedatum 3] , [kind 2] , geboren [geboortedatum 4] en [kind 3] , geboren [geboortedatum 5] , zo lang de reclassering dit nodig acht;
  • zich niet zal bevinden in de straten [straten] te Raalte, zo lang de reclassering dit nodig acht, welk verbod gecontroleerd zal worden middels een elektronisch controlemiddel GPS;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de inbeslaggenomen voorwerpen

- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Clause vleesmes, vermeld onder nummer 1 op de beslaglijst;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 20 januari 2017 met parketnummer 08.217447-16 voorwaardelijk opgelegde
taakstrafvoor de duur van
30 uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr.
G. Edelenbos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2017.
Mrs. Van der Maden en Edelenbos zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van Politie, Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam IJsselland-Zuid met nummer PL0600-2017130943 van 23 maart 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pag. 19, 4de alinea van boven.
3.Pag. 19, 3de en 4de alinea van onderen.
4.Pag. 25, 2de en 5de alinea van onderen, pag. 26, 6de alinea van boven, pag. 27, 4de alinea van onderen.