ECLI:NL:RBOVE:2017:2781

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
08/760034-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak wegens poging doodslag, zware mishandeling en diefstal met geweld

Op 13 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, het onderzoek heropend in een strafzaak tegen een man die verdacht wordt van poging tot doodslag, zware mishandeling en diefstal met geweld. De verdachte, geboren op 1977 op de Nederlandse Antillen, verblijft momenteel in het Huis van Bewaring in Zutphen. De rechtbank heeft op 6 juli 2017 een openbare terechtzitting gehouden, waar de officier van justitie, mr. L. Grooters, de vordering heeft gedaan om de verdachte te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht. De officier heeft ook verzocht om getuigen te horen en heeft een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, met schadevergoeding voor de benadeelde partij.

De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.P. Poppe, heeft gepleit voor vrijspraak van de verdachte en heeft bezwaar gemaakt tegen de schorsing van het onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek niet volledig is geweest en heeft besloten het onderzoek te heropenen. Dit is noodzakelijk om een goed inzicht te krijgen in de geestvermogens van de verdachte, gezien de ernst van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft ook besloten om getuigen aanvullend te horen.

De rechtbank heeft de stukken in handen gesteld van de officier van justitie en heeft de oproeping van de verdachte en zijn raadsman bevolen voor de hervatting van het onderzoek. De uiterste termijn voor de hervatting is vastgesteld op drie maanden, om voldoende tijd te geven voor de observatie en rapportage.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/760034-17 (P)
Datum vonnis: 13 juli 2017

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1977 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende in [woonplaats 1] ,
nu verblijvende in het Huis van Bewaring Ooyerhoekseweg,
Verlengde Ooyerhoekseweg 21 Zutphen.

Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:

1 primair: poging tot doodslag op [slachtoffer] op 19 maart 2017;

1 subsidiair: zware mishandeling van [slachtoffer] op 19 maart 2017;

2: diefstal met geweld door [slachtoffer] op 19 maart 2017 te beroven van zijn portemonnee met inhoud.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 19 maart 2017 te Schuinesloot, gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer]
- enige tijd die keel/hals dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden, althans op enige wijze de zuurstoftoevoer van die [slachtoffer] heeft afgesloten, waardoor die [slachtoffer] het bewustzijn verloren heeft en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] op de grond geduwd/getrokken heeft en/of
- (vervolgens) (meerdere malen) (met kracht) in het gezicht geslagen/geschopt
heeft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 19 maart 2017 te Schuinesloot, gemeente Hardenberg, aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten twee blauwe ogen en/of een gebroken neus en/of een snijwond op de neus en/of diverse huidbeschadigingen op voorhoofd en wangen, heeft toegebracht door
-
- enige tijd die keel/hals dicht te knijpen/drukken, althans op enige wijze de zuurstoftoevoer van die [slachtoffer] af te sluiten, waardoor die [slachtoffer] het bewustzijn verloren heeft en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] op de grond te duwen/trekken en/of
- (vervolgens) (meerdere malen) (met kracht) in het gezicht te slaan/schoppen;
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2017 te Schuinesloot, gemeente Hardenberg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (pasjes en ongeveer 100 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij
- enige tijd die keel/hals dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden, althans op enige wijze de zuurstoftoevoer van die [slachtoffer] heeft afgesloten, waardoor die [slachtoffer] het bewustzijn verloren heeft en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] op de grond geduwd/getrokken heeft en/of
- hem (vervolgens) (meerdere malen) (met kracht) in het gezicht geslagen/geschopt heeft;

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft primair verzocht om het onderzoek voor onbepaalde tijd te schorsen om verdachte te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht.
Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht om, naast voormeld onderzoek, [getuige 1] als getuige ter terechtzitting te horen.
Meer subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte te veroordelen tot
een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest en om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] volledig toe te wijzen met daarbij oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde integraal moet worden vrijgesproken en dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] afgewezen dient te worden dan wel dat deze benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsman heeft bezwaar gemaakt tegen schorsing van het onderzoek. Een observatie van verdachte in het PBC is volgens de raadsman niet noodzakelijk.
Ten aanzien van het verzoek van de officier van justitie om [getuige 1] als getuige te doen horen heeft de raadsman geen standpunt ingenomen.

Hervatting van het onderzoek

De rechtbank kan in deze zaak nu nog niet tot een einduitspraak komen. Tijdens de beraadslaging is namelijk gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, zodat het onderzoek moet worden heropend.
Onderzoek naar de geestvermogens van verdachte door middel van observatie in het PBC:
De rechtbank acht het, gelet op de aard en de ernst van de ten laste gelegde feiten en hetgeen haar uit het dossier en tijdens het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van de verdachte is gebleken, noodzakelijk dat een onderzoek zal worden ingesteld naar de geestvermogens van verdachte door middel van klinische observatie van verdachte in het Pieter Baan Centrum te Utrecht, mede omdat de rechtbank van oordeel is dat zonder een observatie onvoldoende inzicht kan worden verkregen in de geestvermogens van verdachte.
De rechtbank verwijst in dit verband naar de afzonderlijke beslissing tot observatie van heden, welke beslissing met redenen is omkleed.
Het horen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] :
De rechtbank acht het verder in de kader van de waarheidsvinding aangewezen dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] aanvullend worden gehoord.

Beslissing

De rechtbank heropent het onderzoek en schorst dit terstond voor onbepaalde tijd.
De rechtbank acht het, gelet op de aard en de ernst van de ten laste gelegde feiten en hetgeen haar uit het dossier en tijdens het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van de verdachte is gebleken, noodzakelijk dat een onderzoek zal worden ingesteld naar de geestvermogens van verdachte door middel van
observatie van verdachte in het Pieter Baan Centrumte Utrecht, zoals bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafvordering.
De met redenen omklede beslissing tot observatie van verdachte is bij afzonderlijk bevel van heden geminuteerd.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de officier van justitie teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen uitvoering te geven aan voormeld bevel.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de
rechter-commissarisbelast met de behandeling van strafzaken, teneinde als getuige te horen:
- [getuige 1] , geboren op [geboortedatum 2] , wonende te [woonplaats 2] .
- [getuige 2] , geboren op [geboortedatum 3] , wonende te [woonplaats 3] .
De rechtbank bepaalt op de voet van artikel 316, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering dat één van de rechters die over de zaak oordelen, te weten
mr. W. Foppen als rechter-commissariswordt aangewezen. De rechtbank houdt het ervoor dat de officier van justitie en de verdachte met deze aanwijzing instemmen en dat zij, indien zij met deze aanwijzing niet instemmen, zulks
binnen twee wekenna dit vonnis aan de rechtbank kenbaar maken.
De uiterste termijn waarbinnen het onderzoek ter terechtzitting moet worden hervat wordt gesteld op drie maanden om de klemmende reden dat, voor zover thans valt te voorzien, de observatie van verdachte en de daaromtrent uit te brengen (advies)rapportage niet binnen één maand na heden gereed zal kunnen zijn, hetgeen evenzeer geldt voor het verhoren van de getuigen.
De rechtbank beveelt de oproeping van de verdachte en diens raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2017.