In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Oldenzaal en het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal. De eiser, die zorg ontvangt in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college dat hem een persoonsgebonden budget (pgb) toekende dat volgens hem onvoldoende was om in zijn zorgbehoefte te voorzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser eerder zorg ontving onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Jeugdwet, maar dat met het bereiken van de 18-jarige leeftijd zijn aanspraken zijn overgegaan naar de Wmo. De rechtbank heeft geconstateerd dat het college bij de vaststelling van de indicatie onvoldoende rekening heeft gehouden met de zorgbehoefte van de eiser en dat de indicatie niet adequaat was onderbouwd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de zorgbehoefte van de eiser opnieuw in kaart moet worden gebracht. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het college het door de eiser betaalde griffierecht moet vergoeden en dat het college in de proceskosten van de eiser moet worden veroordeeld.