ECLI:NL:RBOVE:2017:2758

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
08/960150-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een vrouw voor witwassen en valsheid in geschrift

Op 11 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 44-jarige vrouw uit Amsterdam, die werd verdacht van witwassen van meer dan 350.000 euro via huurpenningen en het gebruik van een vervalst huurcontract. De rechtbank heeft de vrouw vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 september 2016 en 27 juni 2017. De officier van justitie, mr. E. van Doorn, had gevorderd tot veroordeling, maar de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: (1) het (medeplegen van) gewoontewitwassen en (2) het (medeplegen van) valsheid in geschrift. De rechtbank overwoog dat de criminele herkomst van de huurpenningen die de verdachte ontving onvoldoende was komen vast te staan. Er waren aanwijzingen dat huurders van de woningen zich met strafbare feiten bezighielden, maar de rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de criminele herkomst van de geldbedragen.

Wat betreft het tweede feit, het gebruik van een vervalst huurcontract, oordeelde de rechtbank dat niet bewezen was dat de verdachte wetenschap had van de valsheid van het contract. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van opzettelijk gebruik maken van het huurcontract als ware het echt en onvervalst. Gezien deze overwegingen sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/960150-15 (P)
Datum vonnis: 11 juli 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 september 2016 en 27 juni 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. van Doorn en van wat door verdachte en haar raadsman mr. W.R. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 29 september 2016, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:(medeplegen) van gewoontewitwassen c.q. (schuld)witwassen;
feit 2:(medeplegen) van valsheid in geschrift c.q. opzettelijk gebruik maken van een vals/vervalst huurcontract dan wel opzettelijk een dergelijk huurcontract voorhanden hebben.
Voluit luidt de tenlastelegging - na wijziging van de tenlastelegging van 29 september 2016 - aan verdachte, dat:
1.
zij, in of omstreeks de periode van 01 februari 2013 tot en met 12 augustus 2015,
te Amsterdam, althans (elders) in Nederland, en/of te Ibiza, althans in Spanje,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich
schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft zij, verdachte
en/of (één of meer van) haar mededader(s),
van meerdere (contante) geldbedragen en/of (contante) huurpenningen van 29
woningen, althans van één of meerdere woningen,
voor een totaalbedrag van EUR 355.675, althans van enige (contante)
geldbedragen en/of (contante) huurpenningen,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld
wie de rechthebbende is
en/of enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl zij, verdachte, wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze (contante) geldbedragen en/of
(contante) huurpenningen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren
uit enig misdrijf;
2.
zij, in of omstreeks de periode van 01 augustus 2014 tot en met 12 augustus 2015,
te Amsterdam (althans elders in Nederland),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een huurcontract betreffende het perceel aan de [adres] te
Amsterdam, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken,
doordat zij en/of haar mededader(s) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven - voormeld huurcontract op schrift hebben gesteld en/of hebben opgemaakt met als naam van de huurder ' [naam] ' niet zijnde de huurder van
voornoemd perceel en/of van een valse handtekening hebben voorzien
en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemd huurcontract als ware
het echt en onvervalst dan wel opzettelijk voornoemd huurcontract voorhanden
heeft gehad, terwijl zij wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat
voornoemd huurcontract bestemd is voor zodanig gebruik.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting van 27 juni 2017 (wederom) op het standpunt gesteld dat de rechtbank Overijssel niet bevoegd is. De rechtbank overweegt dat zij bij beslissing van 29 september 2016 gemotiveerd heeft geoordeeld dat zij bevoegd is. Deze beslissing is neergelegd in een proces-verbaal, dat onderdeel uitmaakt van het dossier. De verdediging heeft geen (nieuwe) argumenten naar voren gebracht die de juistheid van dit oordeel ter discussie zouden kunnen stellen. Zodanige argumenten acht de rechtbank evenmin ambtshalve aanwezig. De rechtbank handhaaft derhalve de eerder genomen beslissing, alsmede de gronden waarop zij berust en acht zich bevoegd tot kennisneming van deze zaak.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld terzake het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1 en 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat de criminele herkomst van de contante geldbedragen die verdachte ontving (huurpenningen en de borg van de woningen die zij in beheer had) onvoldoende is komen vast te staan. Daar waar in het dossier aanwijzingen te vinden zijn dat de huurders van een aantal woningen zich bezig hielden met strafbare feiten – en in het verlengde daarvan de inkomsten van die huurders van misdrijf afkomstig moet zijn geweest – is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad. Daarnaast zijn geen zodanig concrete feiten en omstandigheden aannemelijk geworden waaruit geconcludeerd moet worden dat verdachte dermate onvoorzichtig heeft gehandeld dat zij haar (nadere) onderzoeksplicht heeft geschonden, waardoor zij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat sprake was van een criminele herkomst van de geldbedragen.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het haar onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte wetenschap had van de valsheid van de huurovereenkomst. Voorts kan niet worden gezegd dat zij bewust de aanmerkelijke kans op valsheid van de huurovereenkomst heeft aanvaard door te weinig voorzorgsmaatregelen te nemen. Van het opzettelijk gebruik maken van dat huurcontract en het voorhanden hebben van dat huurcontract met als doel dat als echt en onvervalst te gebruiken kan dan ook geen sprake zijn.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het haar onder 2 tenlastegelegde.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2017.
Mr. Taalman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.