Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde, die beiden betrokken waren bij een echtscheiding. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.F. Kiers, vorderde ontruiming van de woning die door de gedaagde werd bewoond. De achtergrond van de zaak ligt in een echtscheiding die op 11 april 2016 door de rechtbank was uitgesproken, waarbij was bepaald dat de eiseres de huurder van de voormalige echtelijke woning zou zijn. De gedaagde, die de woning nog bewoonde, had geen vaste woon- of verblijfplaats en verkeerde in een problematische situatie.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiseres spoedeisend was, gezien het feit dat zij al meer dan een jaar wachtte op de ontruiming van de woning. De gedaagde was zich bewust van de noodzaak om de woning te verlaten, maar had tot op dat moment geen stappen ondernomen om dit te realiseren, mede door zijn psychische problematiek. De voorzieningenrechter concludeerde dat het onaanvaardbaar was dat de gedaagde geen gevolg gaf aan het echtscheidingsconvenant en dat het dringende belang van de eiseres meebracht dat de gedaagde de woning moest verlaten.
De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om binnen tien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en ontruimd te houden, met de mogelijkheid voor de eiseres om de tenuitvoerlegging van het vonnis te bewerkstelligen met behulp van justitie en politie. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.