ECLI:NL:RBOVE:2017:2699

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
08/952786-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van sociale verzekeringsstelsel door het verzwijgen van vermogen en werkzaamheden

Op 5 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 64-jarige vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van 3 jaar. De vrouw, samen met haar echtgenoot, heeft zich schuldig gemaakt aan het misbruik van het sociale verzekeringsstelsel door geen melding te maken van de werkzaamheden van haar echtgenoot en het verzwijgen van vermogen, terwijl zij bijstandsuitkeringen ontvingen van de gemeente Almelo. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en haar echtgenoot in de periode van 16 november 2007 tot 12 oktober 2015 opzettelijk hebben nagelaten om tijdig de benodigde gegevens aan de gemeente Almelo te verstrekken. Dit gebeurde ondanks hun wettelijke verplichtingen onder de Algemene bijstandswet, de Wet werk en bijstand en de Participatiewet. De rechtbank oordeelde dat de vrouw wist dat de gegevens van belang waren voor de vaststelling van hun recht op bijstand.

Tijdens de rechtszitting op 21 juni 2017 is het bewijs besproken, waaronder getuigenverklaringen en verklaringen van de verdachte zelf. De officier van justitie heeft op basis van deze bewijsmiddelen geconcludeerd dat de verdachte en haar echtgenoot welbewust geen melding hebben gemaakt van de door de echtgenoot verrichte werkzaamheden en de ontvangen erfenis van ongeveer € 6.000. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat er geen opzet was, verworpen en geoordeeld dat de verdachte mede verantwoordelijk was voor de verstrekte informatie op de formulieren. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de financiële benadeling van de gemeente Almelo, waarbij rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank heeft de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd, met de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan nieuwe strafbare feiten. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952786-15 (P)
Datum vonnis: 5 juli 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 juni 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.E.M. van Erp en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte samen met een ander in strijd met een wettelijke verplichting heeft nagelaten gegevens ten behoeve van haar bijstandsuitkering aan de gemeente Almelo te verstrekken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 november 2007
tot 12 oktober 2015 te Almelo, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(telkens )in strijd met een verdachte en/of echtgenoot/partner krachtens
wettelijk voorschrift opgelegd verplichting, te weten de Algemene bijstandswet
en/of de Wet werk en bijstand en/of de Participatiewet, opzettelijk
heeft/hebben nagelaten tijdig het/de benodigde gegeven(s) aan het bestuur van
de gemeente Almelo, dan wel aan het bestuur van die gemeente te verstrekken,
immers heeft/hebben verdachte en/of echtgenoot/partner (telkens) niet
(volledig) aan genoemde instantie(s) gemeld -zakelijk weergegeven -
dat verdachte en/of echtgenoot/partner werkzaamheden heeft/hebben verricht
en/of inkomsten (uit arbeid en/of als zelfstandige en/of uit onbekende
bron(nen)heeft/hebben genoten en/of over vermogen heeft/hebben beschikt,
terwijl dit/deze feit(en) kan/kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf
en/of een anderen of anderen, (zulks) terwijl verdachte wist, althans
redelijkerwijze moest vermoeden dat dat/die gegeven(s) van belang was/waren
voor de vaststelling van verdachtes en/of eens anders recht op een
verstrekking en/of tegemoetkoming, te weten een (bijstands)uitkering, dan wel
voor de hoogte en/of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de observaties, verschillende getuigenverklaringen, verdachtes eigen verklaring en hetgeen in de woning van verdachte is aangetroffen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde tezamen en in vereniging heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu het bestanddeel “opzet” niet overtuigend bewezen kan worden verklaard. Subsidiair concludeert de raadsman eveneens tot vrijspraak nu het bestanddeel “bevoordeling van zich zelf of anderen” niet overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, het volgende. [1]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Bij besluit van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Almelo is aan verdachte en haar echtgenoot, zijnde medeverdachte [medeverdachte] , met ingang van 1 januari 2004 ingevolgde de WWB (per 1 januari 2015 de Participatiewet), een uitkering toegekend naar de norm van een echtpaar. Daarin staat onder “vermogen” dat de grens voor het vrij te laten vermogen voor verdachte en haar echtgenoot
€ 10.210,00 is. Verder staat onder “Inlichtingenverplichting” onder meer dat verdachte en haar echtgenoot verplicht zijn direct alles te melden dat van invloed kan zijn op het recht op bijstand en dat in ieder geval wijzigingen in de financiële situatie dienen te worden doorgegeven. [2]
Op 20 februari 2008 is door verdachte en haar echtgenoot een inlichtingenstaat ingevuld om het recht op uitkering vast te kunnen stellen. Het betreft een inlichtingenstaat waarin verschillende vragen worden gesteld over onder andere het verrichten van vrijwilligerswerk. Op dit formulier zijn alle vragen met “nee” beantwoord door een kruisje te zetten in het hokje met het antwoord “nee”. Bij vraag 10 wordt expliciet de vraag gesteld: “Bent u aan het werk als vrijwilliger of doet u ander werk waarvoor u niet wordt betaald ? Deze vraag is beantwoord met: “nee” door het hokje voor het woord “nee” aan te kruizen. [3]
Op grond van artikel 17 van de Wet werk en bijstand zijn verdachte en haar echtgenoot verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging, mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Door verdachte en haar echtgenoot zijn statusoverzichten van maart 2007, september 2008 en december 2009 ingevuld, ondertekend en ingeleverd bij de Sociale Dienst. Op de door hen ingeleverde formulieren is nimmer een wijziging/aanvulling aangebracht. Onder het kopje “inkomsten” is nimmer vermeld dat er werkzaamheden werden verricht en bij wie de werkzaamheden werden verricht. In de statusoverzichten worden verdachte en haar echtgenoot erop gewezen dat zij wijzingen ten aanzien van welke aard dan ook dienen te vermelden op de zogenaamde mutatieformulieren. Door verdachte en haar echtgenoot is nimmer een mutatieformulier ingeleverd waarop staat vermeld dat door verdachte’s echtgenoot werkzaamheden worden verricht binnen het bedrijf van zijn zoon [betrokkene] . Uit geen van de statusformulieren dan wel mutatieformulieren is door verdachte en haar echtgenoot melding gemaakt van een erfenis. [4]
Op 12 oktober 2015 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [adres] , zijnde het woonadres van verdachte en haar echtgenoot, waarvan de beslaglijst bij dit proces-verbaal wordt gevoegd [5] .
Een bij vorenvermeld proces-verbaal gevoegde beslaglijst betreffende object [adres] houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Code Omschrijving
A2 € 3.280,00
A1 € 1.051,40
A2 € 2.700,00
A3 sieraden
A2 horloges
C5 sieraden, horloges [6] .
In het kader van de bij verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zijn verschillende sieraden aangeboden aan juweliershuis [naam] , tevens beëdigd taxateur. Er is een taxatierapport opgemaakt. Gebleken is dat de nieuwwaarde is bepaald op € 21.105,00 en de executiewaarde op € 5.925,00 [7] .
Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
In de tenlastegelegde periode hadden mijn echtgenoot en ik een uitkering van de Sociale Dienst van de gemeente Almelo. Een in die periode ontvangen erfenis van zo’n € 6.000,-- hebben wij, hoewel wij wel wisten dat dat moest, niet gemeld bij de gemeente Almelo.
Het klopt dat mijn echtgenoot in de tenlastegelegde genoemde periode gedurende een aantal jaren regelmatig, bijna dagelijks, op het bedrijf van mijn zoon [betrokkene] aanwezig was. [betrokkene] was namelijk veel voor zijn werk in Polen. Vaak ging mijn echtgenoot tegen 09.00 uur de deur uit. In de loop van de middag sloot hij dan de zaak af. In de op de uitkering betrekking hebbende formulieren, die door mijn echtnoot en mij werden ondertekend, hebben wij niets vermeld over door mijn echtgenoot verrichte werkzaamheden of inkomsten die wij hadden gehad. [8]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Als ik mij goed voel ben ik 4 dagen per week op de zaak van mijn zoon. Rond 09.00 / 10.00 uur ben ik aan de zaak en maak ik de klanten wegwijs in het bedrijfspand en schenk ik koffie in voor de mensen. Mijn zoon is 3 à 4 dagen per week voor zijn werk in Polen. Ik ontvang dan de mensen. Als ik naar huis wil sluit ik af. Als er dan klanten komen kunnen ze wel bellen. Mijn zoon huurt personeel via Timing uitzendbureau. Als er personeel is stuur ik deze mensen aan. De kosten voor mijn mobiele telefoon worden betaald door mijn zoon dan wel de zaak. Als er bijvoorbeeld klanten naar de zaak komen dat belt mijn zoon mij en vraagt mij of ik naar de zaak wil voor de klanten. Ik help mijn zoon al 5 à 6 jaar [9] .
Als er klanten komen kunnen ze mij vragen stellen. Als ze vragen om lampen of een kast dan wijs ik hun dat aan. Ik krijg de prijzen door van [betrokkene] . Als er iemand aan de zaak komt die een prijs wil weten, maken we een foto en sturen die naar [betrokkene] . [betrokkene] bericht dan terug. Soms vul ik de urenbonnen in van de uitzendkrachten. Ik breng ook wel eens goeden van de zaak naar klanten/bedrijven. [10]
Gelet op de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte en haar echtgenoot in de tenlastegelegde periode bij de uitkerende instantie welbewust geen melding hebben gemaakt van door verdachtes echtgenoot verrichte werkzaamheden. De rechtbank overweegt daartoe dat voormelde door [medeverdachte] beschreven verrichtingen dienen te worden aangemerkt als op geld waardeerbare werkzaamheden die relevant zijn voor het bepalen van het recht op uitkering en de hoogte en/of duur daarvan, en aldus vermeld hadden moeten worden op de daarvoor bestemde formulieren. Verdachte had dit moeten weten, te meer nu in bovengenoemde op 20 februari 2008 ingevulde inlichtingenstaat uitdrukkelijk wordt gevraagd of de echtgenoot van verdachte werk doet als vrijwilliger of ander werk doet waarvoor hij niet wordt betaald. Verdachte en haar echtgenoot hebben de op de uitkering betrekking hebbende formulieren, de inlichtingenstaat en de statusoverzichten, samen ondertekend en verdachte is aldus mede verantwoordelijk voor de in die formulieren verstrekte informatie. Het lag daarom op de weg van verdachte om bij twijfel over de aard van de verrichtingen van haar echtgenoot bij het bedrijf van haar zoon, hiernaar bij hem te informeren.
Voorts acht de rechtbank gelet op de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen eveneens bewezen dat verdachte en haar echtgenoot aan het bestuur van de gemeente Almelo welbewust geen melding hebben gemaakt van het vermogen waarover zij beschikten. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij de door hen ontvangen erfenis van ongeveer € 6.000 niet heeft gemeld, terwijl zij wist dat zij hiertoe wel gehouden was. In dit kader is ook de waarde van de sieraden die bij de doorzoeking van de woning van verdachte en haar echtgenoot van belang, nu in combinatie daarmee hun vermogen boven de grens van het vrij te laten vermogen uitkomt.
Dat verdachte en/of haar echtgenoot voor de verrichte werkzaamheden inkomsten hebben/heeft genoten en deze niet zou/zouden hebben gemeld, is, naar oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen zodat voor dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak dient te volgen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
zij in de periode van 16 november 2007 tot 12 oktober 2015 te Almelo,
tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) in strijd met een verdachte en echtgenoot krachtens wettelijk voorschrift opgelegd verplichting, te weten de Algemene bijstandswet en/of de Wet werk en bijstand en/of de Participatiewet, opzettelijk
heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens aan het bestuur van
de gemeente Almelo te verstrekken, immers hebben verdachte en echtgenoot (telkens) niet (volledig) aan genoemde instantie gemeld - zakelijk weergegeven -
dat verdachte’s echtgenoot werkzaamheden heeft verricht en verdachte en echtgenoot over vermogen hebben beschikt, terwijl deze feiten kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf en een ander, zulks terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes en eens anders recht op een verstrekking en/of tegemoetkoming, te weten een (bijstands)uitkering, dan wel
voor de hoogte en/of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 227b jo. artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van in strijd met een krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel de hoogte of duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van oordeel dat bij een strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de fysieke toestand van verdachte, het feit dat verdachte’s echtgenoot slechts wat hand en spandiensten heeft verricht waarvoor hij niet betaald kreeg, de beperkte waarde van de aangetroffen goederen en de omstandigheid dat een bedrag van ongeveer € 150.000,-- dient te worden terugbetaald aan de gemeente Almelo.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft, samen met haar echtgenoot, ter behoud van hun bijstandsuitkering, gedurende een langere periode, misbruik gemaakt van het in dit land geldende sociale verzekeringsstelsel door geen melding te maken van door haar echtgenoot verrichte werkzaamheden en het verzwijgen van vermogen. Niet alleen het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften en het verstrekken van gegevens aan de uitkerende instantie wordt gesteld is door het handelen van verdachte in ernstige mate aangetast, maar ook de gemeente Almelo is daardoor voor een aanzienlijk bedrag financieel benadeeld.
Bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan heeft de rechtbank bij haar overwegingen de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken. Deze oriëntatiepunten vermelden bij een benadelingsbedrag van € 125.000,-- tot € 150.000,--, een gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden.
Verder heeft de rechtbank bij de op te leggen straf rekening gehouden met de duur van de strafprocedure en het feit dat verdachte, blijkens het uittreksel uit de documentatie, niet eerder ter zake strafbare feiten is veroordeeld. Tevens wordt rekening gehouden met verdachtes ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden, zoals die met name zijn verwoord in het reclasseringsadvies van 14 juni 2017. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte conform de door de officier van justitie gevorderde straf dient te worden veroordeeld. De rechtbank zal de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst andermaal in te laten met strafbare feiten.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf:
Medeplegen van in strijd met een krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel de hoogte of duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
één jaar;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf in
zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. Y. Cenik en
mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2015 van 4 januari 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een door [verbalisant 1] , sociaal rechercheur, opgemaakt proces-verbaal, pagina 3 en de bij dit proces-verbaal gevoegde bijlage op pagina’s 9 t/m 11.
3.Een door [verbalisant 1] , sociaal rechercheur, opgemaakt proces-verbaal, pagina 7 en de bij dit proces-verbaal gevoegde bijlage op pagina’s 303 t/m 307.
4.Een door [verbalisant 1] , sociaal rechercheur, opgemaakt proces-verbaal, pagina 7 en 8 en de bij dit proces-verbaal gevoegde bijlage op pagina’s 308 t/m 310.
5.Een door [verbalisant 1] , sociaal rechercheur, opgemaakt proces-verbaal, pagina 10.
6.Een door [verbalisant 2] opgemaakte beslaglijst d.d. 12 oktober 2015, bijlage pagina 347.
7.Een door [verbalisant 1] , sociaal rechercheur, opgemaakt proces-verbaal, pagina 625 en de bij dit proces-verbaal gevoegde bijlage op pagina’s 631 en 632.
8.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 juni 2017, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte.
9.Het proces-verbaal verhoor verdachte van 12 oktober 2015, bijlage pagina’s 509 t/m 512.
10.Het proces-verbaal verhoor verdachte van 13 oktober 2015, bijlage pagina’s 513 t/m 517.