ECLI:NL:RBOVE:2017:2668

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
08/730578-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het water geven van hennepplanten in een hennepkwekerij

Op 4 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 45-jarige man uit Almelo, die werd beschuldigd van het telen van hennep en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op één of meer tijdstippen tussen 1 december 2014 en 16 februari 2015 in Vroomshoop hennepplanten heeft geteeld en water heeft gegeven aan deze planten. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor de feiten zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplichtigheid aan de teelt van hennep. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hierbij betrokken was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. De benadeelde partij, Enexis B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van de diefstal van elektriciteit was vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730578-16 (P)
Datum vonnis: 4 juli 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] (Turkije),
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 juni 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Blanco en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen hennep heeft geteeld, dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest;
feit 2:al dan niet samen met anderen door middel van braak en/of verbreking elektriciteit heeft weggenomen, dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2014
tot en met 16 februari 2015, in elk geval op of omstreeks 16 februari april 2015,
te Vroomshoop in de gemeente Twenterand,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans, alleen, al dan niet
in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, althans opzettelijk heeft vervaardigd, in
elk geval opzettelijk aanwezíg heeft gehad, (te weten in perceel [adres 1] ), een hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, te weten (ongeveer) 502 hennepplanten, althans een (groot)
aantal hennepplanten en/of delen van hennepplanten, zijnde hennep een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (, te weten 502 hennepplanten, althans meer dan 200
hennepplanten);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
een of meer onbekend(e) (gebleven) perso(o)n(en) op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en
met 16 februari 2015, in elk geval op of omstreeks 16 februari 2015, te Vroomshoop
in de gemeente Twenterand,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan
niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, althans opzettelijk
heeft/hebben vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben
gehad, (te weten in perceel [adres 1] ), een hoeveelheid/hoeveelheden van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, te weten (ongeveer) 502
hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen van
hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (, te weten 502 hennepplanten, althans meer dan 200
hennepplanten),
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte toen daar
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verstrekt door dat perceel voor het kweken van die
hennepplanten ter beschikking te stellen en/of te verhuren aan die onbekend(e) (gebleven) perso(o)n(en) en/of door de elektriciteitsinstallatie/-voorziening in dat perceel aan te leggen en/of te onderhouden/repareren en/of door die hennepplanten water te geven, althans te verzorgen;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus
2013 tot en met 16 februari 2015, te Vroomshoop in de gemeente Twenterand,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand/-perceel
op of aan de [adres 1] heeft weggenomen een hoeveelheid
elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
(hoeveelheid) elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer
(ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of
verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven-
en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
een of meer onbekend(e) (gebleven) perso(o)n(en) op een of
meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met
16 februari 2015, te Vroomshoop in de gemeente Twenterand,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand/-perceel
op of aan de [adres 1] heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid
elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededaders,
waarbij die onbekend(e) (gebleven) perso(o)n(en) en/of
zijn/haar/hun mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen (hoeveelheid) elektriciteit
onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel
van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens)
een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval
buiten de meter om, te maken),
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte toen daar
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verstrekt door dat perceel voor het kweken van
hennepplanten ter beschikking te stellen en/of te verhuren aan die onbekend(e) (gebleven) perso(o)n(en) en/of door de elektriciteitsinstallatie/-voorziening in dat perceel aan te leggen en/of te onderhouden/repareren en/of door die hennepplanten water te geven, althans te verzorgen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op maandag 16 februari 2015 kreeg de politie de melding om te gaan naar de [adres 1] te Vroomshoop. Een getuige, genaamd [getuige] , had onder verdachte omstandigheden een personenauto zien staan bij een bedrijfspand. De politie heeft de bestuurder van de auto, te weten verdachte, aangesproken. Uit de auto kwam een sterke wietgeur. Verbalisant [verbalisant] heeft vervolgens de auto onderzocht en vond in het middenconsole een sleutel die paste op de toegangsdeur van de betreffende unit aan de [adres 1] . Daarop zijn verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] naar binnen gegaan en troffen zij in het pand een hennepkwekerij aan.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten 1 primair en 2 primair bewezen kunnen worden verklaard. Volgens de officier van justitie was verdachte de eigenaar van de hennepkwekerij nu hij de beschikking had over de toegangssleutel van het pand waarin de hennepkwekerij zich bevond. Deze sleutel had de politie in de auto van verdachte gevonden. Tevens kan de diefstal van elektriciteit bewezen worden verklaard, aldus de officier van justitie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdediging refereert zich voor wat betreft het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, met dien verstande dat de pleegperiode, gelet op de verklaring van verdachte, moet worden beperkt tot de periode van 1 februari 2015 tot en met 16 februari 2015.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair als ook van het subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt noch uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit het onderhavig strafdossier dat verdachte de eigenaar is geweest van de hennepkwekerij. Dat de politie de toegangssleutel van het pand heeft gevonden in de auto van verdachte, maakt dit niet anders. Dat verdachte op enige andere wijze betrokken is geweest bij de hennepkwekerij anders dan – zoals verdachte ook zelf heeft verklaard – het geven van water aan de planten, is niet gebleken. De rechtbank zal verdachte dan ook van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 juni 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
2. het proces -verbaal aantreffen hennepkwekerij van 20 maart 2015, pag. 4 t/m 7.
Feit 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt noch uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit het onderhavig strafdossier dat verdachte als pleger dan wel als medeplichtige betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank zal verdachte dan ook van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1 subsidiair
een of meer onbekend(e) (gebleven) perso(o)n(en) in de periode van 1 februari 2015 tot en met 16 februari 2015,
te Vroomshoop, in de gemeente Twenterand,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld in een perceel aan de [adres 1] , een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, te weten 502 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel, te weten 502 hennepplanten, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door die hennepplanten water te geven.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet juncto artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: medeplichtigheid aan het opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 lid 3 van de Opiumwet.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 primair en 2 primair wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uur subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een geheel voorwaardelijke werkstraf op zijn plaats is. Mocht de rechtbank tot een ander oordeel komen dan verzoekt de verdediging om de werkstraf te matigen. Tevens merkt de verdediging op dat artikel 6 EVRM is geschonden, nu de zaak niet binnen een redelijke termijn is aangebracht op zitting. Verdachte is hierdoor in zijn belangen geschaad.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte is behulpzaam geweest bij het telen van een groot aantal hennepplanten. Verdachte heeft gedurende een periode de hennepplanten water gegeven. Van hennep is algemeen bekend dat het de gezondheid van de gebruikers kan schaden en dat het verslavend kan werken. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het criminele circuit waarin deze softdrug in illegale kwekerijen wordt geproduceerd en waarin buiten de reguliere en legale economie om winst wordt gemaakt met de handel en export. Daarbij komt dat de teelt van hennep en de handel in hennep vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, zoals geweldsdelicten en overtreding van de Wet wapens en munitie. Dat brengt allerlei veiligheidsrisico’s voor de samenleving met zich mee. Verdachte heeft zich daar geen enkele rekenschap van gegeven. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank weegt bij de straftoemeting ten nadele van verdachte mee zijn justitiële documentatie van 12 mei 2017 waaruit blijkt dat hij eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. De rechtbank zal in het voordeel van verdachte enigszins rekening houden met de omstandigheid dat verdachte in februari 2015 door de politie is gehoord en dat de zaak eerst nu aan de rechtbank wordt voorgelegd en niet blijkt dat verdachte na februari 2015 nog met politie of justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegende, volstaat de rechtbank met het opleggen van een werkstraf aan verdachte voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis B.V., gevestigd te ’s-Hertogenbosch, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 4.266,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit betreft materiële schade.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu verdachte van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 27 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 subsidiair,het misdrijf: medeplichtigheid aan het opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 lid 3 van de Opiumwet;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij Enexis B.V. niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. C.C.S. Koppes, en mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Akfidan-Turan, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Twente-Noord met nummer PL0600-2015081607-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.