4.4Het oordeel van de rechtbank
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken, tenzij verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit. In dat geval zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Sv. De hiervoor bedoelde bewijsmiddelen in de bijlage bij het vonnis bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 1 ( [adres 1] te Vroomshoop, gemeente Twenterand)
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt noch uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit het onderhavig strafdossier dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde feit. Dat verdachte op enige andere wijze betrokken is geweest bij de hennepkwekerij anders dan het repareren van de elektriciteitsinstallatie in de hennepkwekerij, is niet gebleken. Verdachte heeft de onder 1 primair tenlastegelegde beschuldigingen ontkend en het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Anders dan de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door het repareren van de elektriciteitsinstallatie in de hennepkwekerij, medeplichtig is geweest aan het telen van hennep. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij een storing aan het schakelbord heeft verholpen en dat hij wist dat er een hennepkwekerij zat. Dit wordt ook door medeverdachte Ersönmez verklaard. Door dit handelen is verdachte behulpzaam geweest bij het telen van hennep.
Feit 2 ( [adres 1] te Vroomshoop, gemeente Twenterand)
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt noch uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit het onderhavig strafdossier dat verdachte als pleger dan wel medepleger betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit, nu verdachte heeft verklaard dat hij slechts eenmaal de elektriciteitsinstallatie/schakelbord in genoemde hennepkwekerij op verzoek heeft gerepareerd. De rechtbank is van oordeel dat het aandeel van verdachte bij de diefstal van stroom te gering is om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde te komen. De rechtbank zal verdachte dan ook van het onder 2 primair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
1. het proces-verbaal van verhoor van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 20 maart 2015, pag. 4 t/m 7;
3. de aangifte van Enexis B.V. van 31 maart 2015, pag. 72 t/m 90.
Feit 3 ( [adres 2] te Hengelo, (Overijssel)
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt noch uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit het onderhavig strafdossier dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 primair tenlastegelegde feit. Dat verdachte op enige andere wijze betrokken is geweest bij de hennepkwekerij anders dan het desbetreffende pand ter beschikking te stellen voor het kweken van hennep terwijl hij hiervan op de hoogte was, is niet gebleken. Het dossier bevat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
1. het proces-verbaal van verhoor van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 14 oktober 2016, pag. 1 t/m 9.
Feit 4 ( [adres 2] te Hengelo, (Overijssel)
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 4 primair is ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt noch uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit het onderhavig strafdossier dat verdachte als pleger dan wel medepleger betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank zal verdachte dan ook van het onder 4 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Wat betreft het onder 4 subsidiair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte aan de diefstal van elektriciteit gelegenheid heeft geboden door het pand als huurder aan derden ter beschikking te stellen, terwijl hij wist dat hierin door deze derden een hennepkwekerij zou worden opgezet. Het is een feit van algemene bekendheid dat in een hennepkwekerij doorgaans illegaal stroom wordt afgenomen, dan wel is dit inherent aan het ter beschikking stellen van het pand aan derden wetende dat er een hennepkwekerij opgezet gaat worden. Door het pand ter beschikking te stellen aan derden en vervolgens geen controle uit te oefenen, wetende dat er hennep gekweekt gaat worden, heeft verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op de diefstal van stroom. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 4 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 5 ( [adres 3] te Vroomshoop, gemeente Twenterand)
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 5 primair is ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt noch uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit het onderhavig strafdossier dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 5 subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
1. het proces-verbaal van verhoor van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 1 december 2015, pag. 3 t/m 7.
Feit 6 ( [adres 3] te Vroomshoop, gemeente Twenterand)
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 6 primair is ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt noch uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit het onderhavig strafdossier dat verdachte als pleger dan wel medepleger betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank zal verdachte dan ook van het onder 6 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Wat betreft het onder 6 subsidiair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte aan de diefstal van elektriciteit gelegenheid heeft geboden door het pand als huurder aan derden ter beschikking te stellen, terwijl hij wist dat hierin door deze derden een hennepkwekerij zou worden opgezet. Het is een feit van algemene bekendheid dat in hennepkwekerij doorgaans illegaal stroom wordt afgenomen, dan wel is dit inherent aan het ter beschikking stellen van het pand aan derden om er een hennepkwekerij op te zetten. Door het pand ter beschikking te stellen aan derden en vervolgens geen controle uit te oefenen, wetende dat er hennep gekweekt gaat worden, heeft verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op de diefstal van stroom. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 6 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.