ECLI:NL:RBOVE:2017:2665

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
08/770193-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en opzetheling van auto's na onvoldoende bewijs

Op 4 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige man uit Zwolle, die werd beschuldigd van diefstal en opzetheling van verschillende auto's en een tankpas. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank op basis van de gepresenteerde bewijsmiddelen tot de conclusie kwam dat de verdachte niet met zekerheid kon worden gelinkt aan de gestolen voertuigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking had op diefstal van een BMW in Duisburg, Duitsland, en andere voertuigen in Zwolle. Tijdens de zittingen op 3 januari en 20 juni 2017 zijn de vorderingen van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie had gevorderd tot veroordeling van de verdachte, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft in haar overwegingen onder andere gekeken naar de observaties van de verdachte en de omstandigheden waaronder de voertuigen waren gestolen. Er werd geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de voertuigen had gestolen of dat hij deze voorhanden had gehad. De rechtbank heeft ook de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld, en kwam tot de conclusie dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770193-16 (P)
Datum vonnis: 4 juli 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 januari 2017 en van 20 juni 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na aanpassing omschrijving tenlastelegging van 20 juni 2017, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich, al dan niet samen met (een) ander(en) heeft schuldig gemaakt aan:
- diefstal van een tweetal auto’s danwel opzetheling van deze auto’s (feiten 1 en 3);
- opzetheling van een auto danwel diefstal van deze auto (feit 2) en
- opzetheling van een tankpas (feit 4).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks 06 juli 2016 tot en met 07 juli 2016 te Duisburg(Bondsrepubliek Duitsland) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (BMW, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak/verbreking en/of een valse sleutel, door het gebruikmaken van een nagemaakte/gekopieerde/duplicaat sleutel;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 07 juli 2016 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (BMW, kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 06 juli 2016 tot en met 08 augustus 2016 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (BMW, kenteken [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks 06 juli 2016 tot en met 07 juli 2016 te Duisburg (Bondsrepubliek Duitsland), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (BMW, kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen personenauto onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak/verbreking en/of een valse sleutel, door het gebruikmaken van een nagemaakte/gekopieerde/duplicaat sleutel;
3.
hij in of omstreeks 11 juni 2016 tot en met 12 juni 2016 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een personenauto (Volkswagen GTI, kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
personenauto onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutel, door het gebruikmaken van een nagemaakte/gekopieerde/ duplicaat sleutel;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2016 tot en met 13 september 2016 te Zwolle en/of te Emmeloord, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten
- een personenauto (Golf GTI, kenteken [kenteken 3] ) en/of
- een Makita boormachine met bijbehorende koffer
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij in of omstreeks 21 mei 2016 tot en met 13 september 2016 te Zwolle, een goed te weten een tankpas (Esso) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft ambtshalve geconstateerd dat de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten in Duisburg (Duitsland) zijn gepleegd. Ingevolge artikel 7, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht is de Nederlandse strafwet toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld. Nu verdachte in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit, de hiervoor genoemde ten laste gelegde feiten (diefstal) naar de Nederlandse strafwet als misdrijf worden beschouwd en als algemeen bekend feit geldt dat daarop ook straf is gesteld in het land waar het is begaan (Duitsland) heeft Nederland rechtsmacht en is de officier van justitie ontvankelijk in zijn vervolging.
De rechtbank heeft ook overigens vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 primair (gekwalificeerde autodiefstal), 2 primair (opzetheling) en 3 subsidiair (opzetheling) ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, gemotiveerd op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde integraal moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door de raadsman van verdachte in zijn pleitnota gevoerde verweren het volgende.
Het verweer: observaties ten onrechte niet aangemerkt als stelselmatige observatie:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie de observatie door middel van een peilbaken ten onrechte niet heeft aangemerkt als stelselmatige observatie en dat de bewijsmiddelen die door het plaatsen van deze peilbaken zijn verkregen daarom van het bewijs dienen te worden uitgesloten omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Niet is gebleken van een vorm van observatie waarmee een min of meer volledig beeld wordt verkregen van bepaalde aspecten van iemands privéleven. In dit kader laat de rechtbank meewegen dat een niet registerend peilbaken is gebruikt waarop enkel live-gegevens kunnen worden uitgekeken en dat geen historische gegevens vastlegt. Het peilbaken is enkel als ondersteuningsmiddel in de observatie gebruikt om een personenauto voorzien van het valse kenteken [kenteken 4] te kunnen volgen zodra deze auto in beweging zou komen. Toen deze auto in beweging kwam werd het peilbaken geactiveerd en heeft er gedurende een zeer korte periode een observatie op de openbare weg plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande kan de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van personen als zo beperkt worden beschouwd dat de grondslag voor die observaties gevonden kan worden in artikel 3 Politiewet.
Een bevel tot stelselmatige observatie als bedoeld in artikel 126g Sv kon bij voornoemde observatie daarom terecht achterwege blijven.
Het verweer: bewijsuitsluiting van de historische gegevens wegens ontbreken machtiging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer dat aan verdachte wordt toegeschreven dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu daarvoor geen machtiging is verstrekt door de officier van justitie, welke machtiging wel is vereist.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting verklaard dat de historische gegevens schriftelijk zijn gevorderd en dat deze vordering zich in het zogenaamde BOB-dossier (Bijzondere Opsporingsbevoegdheden) bevindt welk dossier weliswaar niet is verstrekt maar desgewenst wel beschikbaar is.
Onder deze omstandigheden is geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim zodat verdachte niet in zijn belangen is geschaad. Het betoog van de raadsman kan daarom niet tot bewijsuitsluiting als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering leiden.
Het verweer: geen bewijs voorhanden dat het telefoonnummer [telefoonnummer] aan verdachte toebehoort.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen bewijsmiddel voorhanden is waaruit blijkt dat het betreffende telefoonnummer aan verdachte toebehoort aangezien dit enkel kan worden afgeleid uit TCI informatie welke informatie niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt. Ook uit het proces-verbaal analyse historische verkeersgegevens blijkt onvoldoende dat het genoemde telefoonnummer aan verdachte toebehoort.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dit verweer, wat hier ook van zij, onbesproken blijven omdat de historische telefoongegevens niet voor het bewijs zullen worden gebezigd.
Het verweer: bewijsuitsluiting van de aangifte
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de aangiftes van de in Duitsland gepleegde autodiefstallen (feiten 1 en 2) niet tot het bewijs kunnen worden gebruikt omdat het rechtshulpverzoek aan Duitsland zich niet bij de stukken van het strafdossier bevindt.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Vastgesteld kan worden dat de stukken met betrekking tot het rechtshulpverzoek zich niet bij het dossier bevinden. De officier van justitie heeft ter terechtzitting medegedeeld dat de aangiftes zijn aangevraagd door tussenkomst van de Duitse Staatsanwalt. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de rechtmatigheid van uitvoering van een rechtshulpverzoek wordt uitgegaan van de hoofdregel van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Gelet op dit beginsel waarvan het doel is het vergemakkelijken van het uitwisselen van stukken tussen staten, het ontbreken van aanwijzingen dat dit niet volgens de regels is geschied en de bedoelde mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting, kan ook in onderhavige zaak ervan worden uitgegaan dat het verkrijgen van de aangiftes via de Duitse autoriteiten op rechtmatige wijze is geschied, terwijl overigens niet is aangevoerd op welke wijze verdachte door het ontbreken van de stukken van het rechtshulpverzoek in zijn belangen zou zijn geschaad.
Beoordeling:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank overweegt ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal van een BMW 3-serie in Duitsland het volgende.
Uit het op 11 augustus 2016 opgemaakte proces-verbaal van observatie van verdachte blijkt dat verdachte op 7 juli 2016 omstreeks 18:20 uur als bestuurder van een grijze BMW 3-serie, met een Duitse kentekenplaat beginnend met de letters DU het woonwagenkamp aan de [adres 1] te Zwolle is opgereden, dat hij uit deze BMW is gestapt, dat er mensen aan deze auto hebben gerommeld en dat verdachte vervolgens om 18:35 uur in een grijze BMW 3-serie met Nederlandse kentekenplaat [kenteken 4] het woonwagenkamp is afgereden en dat deze BMW veel overeenkomsten vertoonde met de eerder waargenomen BMW.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2016 blijkt dat de politie op 1 augustus 2016 aan de [adres 2] te Zwolle een blauwe BMW met kentekenplaat [kenteken 4] heeft aangetroffen.
Omdat dit kenteken vals bleek is op 1 augustus 2016 op deze auto een peilbaken geplaatst, dat op 8 augustus 2016 in beweging kwam. Tijdens een korte observatie op de openbare weg is gebleken dat deze auto met een autoambulance naar [autobedrijf] aan de [adres 3] te Emmeloord is overgebracht. Het chassisnummer van de auto werd vervolgens onderzocht en de auto, met het werkelijke kenteken [kenteken 1] , bleek tussen 6 juli 2016 om 22:30 uur en 7 juli 2016 om 4:10 uur aan de [adres 4] in Duisburg (Duitsland) te zijn gestolen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de grijze BMW 3-serie waarin verdachte op 7 juli 2016 is gezien niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat dit dezelfde BMW is als de BMW die op 1 augustus 2016 aan de [adres 2] te Zwolle is aangetroffen waarvan later is vastgesteld dat deze in de nacht van 6 op 7 juli 2016 in Duitsland was gestolen.
Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2016 is gerelateerd dat laatstgenoemde auto een blauwe kleur had, terwijl de auto waarin verdachte is gezien een grijze kleur had en hierin geen onderscheidende kenmerken van de auto zijn genoemd. Gelet hierop valt naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat in de tussenliggende periode de kentekenplaat van de auto waarin verdachte op 7 juli 2016 reed op een andere auto is gezet of dat meerdere exemplaren van dezelfde kentekenplaat in omloop zijn.
Het dossier bevat verder onvoldoende aanwijzingen dat de grijze BMW-3 serie waarmee verdachte op 7 juli 2016 het woonwagenkamp aan de [adres 1] opreed de in Duitsland gestolen auto is geweest. Er zijn onvoldoende onderscheidende kenmerken waargenomen om dit te kunnen concluderen. Er is enkel waargenomen dat op de kentekenplaat de letters DU voorkwamen. Dit is onvoldoende specifiek om tot een link met de gestolen auto te kunnen komen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verdachte voor de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal van de auto met kenteken [kenteken 1] vrij te spreken. Dit geldt ook ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling omdat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat verdachte het gestolen voertuig voorhanden heeft gehad. Hij was er namelijk niet bij toen deze naar het autobedrijf in Emmeloord werd gebracht.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
In het [autobedrijf] aan de [adres 3] te Emmeloord is op 8 augustus 2016 verder een BMW 5-serie met kentekenplaat [kenteken 5] aangetroffen.
Het chassisnummer van de auto werd onderzocht en de auto, met het werkelijke kenteken [kenteken 2] , bleek tussen 6 juli 2016 om 18:30 uur en 7 juli 2016 om 4:00 uur aan de [adres 5] in Duisburg (Duitsland) te zijn gestolen.
Getuige [getuige 1] , die als automonteur bij genoemd autobedrijf werkzaam is, heeft verklaard dat een persoon, die hij op de hem getoonde foto herkende als medeverdachte [medeverdachte] , deze auto een maand voor 8 augustus 2016 bij het bedrijf heeft gebracht.
Getuige [getuige 1] heeft verder verklaard dat er een andere man, die hij op de hem getoonde foto herkende als verdachte, in een andere auto met medeverdachte [medeverdachte] was meegereden maar dat het bedrijf zaken deed met medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte was er wel altijd bij.
De eigenaar van genoemd autobedrijf, [getuige 2] , is ook gehoord als getuige en heeft een soortgelijke verklaring afgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande niet dat verdachte feitelijke zeggenschap over de BMW 5-serie heeft gehad, zodat evenmin bewezen kan worden dat verdachte deze auto voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft evenmin kunnen vaststellen dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met betrekking tot deze auto, zodat evenmin bewezen kan worden dat verdachte tezamen met een ander de primair ten laste gelegde heling dan wel de subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal heeft begaan.
Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde vrij te spreken
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
In het [autobedrijf] aan de [adres 3] te Emmeloord is verder een autoradio aangetroffen. Deze autoradio werd onderzocht en bleek afkomstig te zijn uit een auto van het merk Volkswagen, type Golf, met kenteken [kenteken 3] die tussen 11 juni 2016 om 21:00 uur en 12 juni 2016 om 11:15 uur aan de [adres 6] te Zwolle is gestolen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 3 primair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal van deze auto heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de dossierstukken ook niet dat verdachte feitelijke zeggenschap heeft gehad over deze auto, zodat niet bewezen kan worden dat verdachte deze auto en de daarin aanwezige Makita boormachine voorhanden heeft gehad.
Van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is evenmin gebleken.
Verwezen zij naar wat hiervoor ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is overwogen.
Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om verdachte ook voor het onder 3 ten laste gelegde vrij te spreken
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
Bij een doorzoeking op 13 september 2016 in de woning van verdachte aan de [adres 7] is een tankpas (Esso) op naam van glasmontage [bedrijf] aangetroffen die
afkomstig is uit een tussen 21 mei 2016 om 17:00 uur en 22 mei 2016 om 08:00 uur aan [adres 8] te Zwolle gestolen VW Transporter.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 4 ten laste gelegde opzetheling van de tankpas. Hiertoe is redengevend dat er meerdere personen van de woning gebruik maakten. Daarom is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tankpas voorhanden heeft gehad.
Gelet op het voorgaande dient verdachte integraal te worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. E. Leentjes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2017.