ECLI:NL:RBOVE:2017:2648

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
30 juni 2017
Zaaknummer
C/08/176715 / HA ZA 15-513
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake de verkooprechten van sperma van de stier Danillo met betrekking tot ontbinding en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 mei 2017 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen KI De Toekomst B.V. en Genes Diffusion B.V. over de verkooprechten van sperma van de stier Danillo. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een tekortkoming van de leverancier, waardoor de ontbindingsverklaring van Genes Diffusion niet gerechtvaardigd was. Dit leidt tot verzuim van de afnemer, en de rechtbank heeft meer informatie nodig om de hoogte van de schadevergoeding vast te stellen. De partijen hebben een overeenkomst gesloten waarbij De Toekomst de exclusieve verkooprechten van sperma van Danillo heeft verworven. De rechtbank concludeert dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden door Genes Diffusion, en dat de overeenkomst in stand blijft voor de geleverde en betaalde doses sperma. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van aanvullende informatie over de schadevergoeding en de leveringen aan derden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/176715 / HA ZA 15-513
Vonnis van 3 mei 2017
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KI DE TOEKOMST B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Albergen, gemeente Tubbergen,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J. Bisschop te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENES DIFFUSION B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Ommen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. Dijkstra te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [X] en De Toekomst enerzijds en GD anderzijds genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident ex artikel 843a Rv van 16 maart 2016
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[X] was eigenaar van de stier Danillo (NL437185378), geboren op 27 september 2006 en overleden op 1 mei 2015. De heer [A] is directeur van [X] .
2.2.
De Toekomst houdt zich bezig met kunstmatige inseminatie. Zij is gespecialiseerd in het winnen van stierensperma en heeft een eigen (vooral Nederlands) distributienetwerk. De Toekomst is een officieel EU-gecertificeerd runderspermawinstation.
2.3.
[X] heeft met De Toekomst een overeenkomst gesloten, waarbij De Toekomst de exclusieve verkooprechten van sperma van Danillo heeft verworven.
2.4.
GD is een in- en verkooporganisatie van stierensperma, runderembryo’s, fokrunderen en bijbehorende technologie.
2.5.
In april 2011 krijgt Danillo zijn eerste officiële fokwaarde in Nederland: hij komt op de vijfde positie op de ranglijst van stieren met de hoogste fokwaarde in Nederland.
2.6.
Op 4 april 2011 hebben De Toekomst, [A] en GD een overeenkomst getekend, waarbij GD de exclusieve wereldwijde verkooprechten van sperma van Danillo verkrijgt. De duur van deze overeenkomst is 2 jaar.
2.7.
Op 12 maart 2012 heeft de heer [B] , medewerker van GD (hierna: [B] ) De Toekomst per e-mailbericht gewezen op het bestaan van een test op antistoffen tegen het Schmallenbergvirus. De Toekomst heeft daarop Danillo laten testen. Uit de uitslag van 5 april 2012 blijkt dat antistoffen voor het Schmallenbergvirus bij Danillo zijn aangetroffen. Deze uitslagen zijn mondeling bekend gemaakt aan [B] van GD. Uit een uitslag van 2 mei 2012 (van een test in april 2012) volgt ook dat antistoffen van het Schmallenbergvirus bij Danillo zijn aangetroffen. Laatstgenoemde uitslag heeft de heer [C] namens De Toekomst (hierna: [C] ) verzonden aan [B] per e-mailbericht van 2 mei 2012.
2.8.
In april/mei 2012 staat Danillo op de eerste positie op de ranglijst van stieren met de hoogste fokwaarde in Nederland.
2.9.
Op 21 juni 2012 hebben De Toekomst, [X] en GD een nieuwe overeenkomst gesloten met betrekking tot de verkooprechten van sperma van Danillo voor een periode tot 1 februari 2016 (hierna: de overeenkomst). In deze overeenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“5. Een opsomming van alle veterinaire onderzoeken en uitslagen betrekking hebbend op de stier alsmede zijn spermaproductiecijfers, tot op heden bekend, zijn voorgelegd aan Genes Diffusion en goedgekeurd door Genes Diffusion.
(…)
10. De volgende inkoopprijzen gelden voor Genes Diffusion:
- € 8,- per dosis voor maximaal de eerste 100.000 doses en geproduceerd* voor 01-08-2013 (afhankelijk welke limiet het eerste wordt bereikt. Daarna gaan we automatisch over naar de volgende categorie)
- € 6,- per dosis voor maximaal de daaropvolgende 100.000 doses en geproduceerd* voor 01-06-2014 (afhankelijk welke limiet het eerste wordt bereikt. Daarna gaan we automatisch over naar de volgende categorie)
- € 4,- per dosis voor maximaal de daaropvolgende 200.000 doses en geproduceerd* voor 01-02-2016 (afhankelijk welke limiet het eerste wordt bereikt.)
11. Alle genoemde prijzen zijn excl. BTW. De geproduceerde* doses worden door Genes Diffusion betaald aan KI de Toekomst binnen 30 dagen na de factuurdatum.
12. (…). Geproduceerde doses wordt hier gedefinieerd als zijnde doses sperma die voldoen aan de kwaliteitsnormen die gehanteerd worden ter bepaling van de kwaliteit van het invriesproces en de mogelijkheid van de invriesbaarheid van het sperma en die de wettelijke minimale quarantaine periode met goed gevolg (vrij van veterinaire blokkades) hebben doorlopen. (…).
(…)
17. (…). KI de Toekomst stelt Genes Diffusion binnen twee (2) werkdagen schriftelijk op de hoogte van iedere wijziging of mogelijke wijziging van haar veterinaire status.
18. Naast de onderzoeken voortvloeiend uit de richtlijn 88/407/EEG van de EU wordt de stier om de 28 dagen, of indien nodig met een kortere interval, aanvullend getest op de volgende onderzoeken en de stier is daar vrij van:
(…)
- Schmallenbergvirus Virus PCR op bloed en/of sperma
- Schmallenbergvirus Virus Neutralisatie Test voor antistoffen en/of Schmallenbergvirus ELISA voor antistoffen op bloed en/of sperma
(…)
19. KI de Toekomst doet haar uiterste best om de stier fit en gezond te houden, één en ander genomen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid die in het kader van deze overeenkomst van KI de Toekomst gevergd kan worden.
31. Genes Diffusion kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige daad of akte van overmacht waardoor zij in de onmogelijkheid verkeert om sperma te leveren aan Nederlandse afnemers en/of buitenlandse afnemers.(…)”
2.10.
Eind 2012 kreeg Danillo knieproblemen, waardoor hij gedurende enige tijd minder sperma heeft geproduceerd. In 2013 heeft GD voorts enige tijd minder doses afgenomen. Er lagen steeds minimaal 20.000 doses op voorraad bij De Toekomst. De Toekomst factureerde tot juni 2013 enkel de geproduceerde doses sperma die door GD daadwerkelijk werden afgenomen. Daarover heeft De Toekomst contact opgenomen met GD en [B] heeft namens GD toestemming gegeven om geproduceerde doses te factureren die nog niet afgenomen waren, hetgeen hij bevestigt per e-mailbericht in juni 2013:
“Zoals besproken onder een overzicht met de geproduceerde doses die gefactureerd mogen worden. Graag de productiedata en de aantallen doses geproduceerd noemen op de factuur alsmede het feit dat deze doses nog bij KI de Toekomst in opslag zitten. (…)”
2.11.
Op 20 december 2013 heeft De Toekomst een bedrag van € 140.428,80 gefactureerd aan GD over de periode januari 2013 tot en met juni 2013 en € 215.648,52 over de periode juli 2013 tot en met november 2013 ter zake van geproduceerde doses sperma die niet door GD zijn afgenomen. Op 6 maart 2014 heeft De Toekomst eveneens in dat kader een bedrag van € 134.851,08 gefactureerd over de periode december 2013 tot en met 3 februari 2014. GD heeft voornoemde facturen onbetaald gelaten.
2.12.
Op 9 januari 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [A] en zijn adviseur enerzijds en de heren [B] en [D] namens GD anderzijds. Van dit gesprek heeft [A] bij e-mailbericht van 14 januari 2014 een korte samenvatting aan [B] toegezonden.
2.13.
Bij brief van 14 januari 2014 aan [X] en De Toekomst heeft GD gesteld dat Danillo vanaf het begin van de overeenkomst van 21 juni 2012 vanwege fysieke ongemakken zeer weinig doses sperma heeft geproduceerd waardoor GD belangrijke orders is misgelopen en haar verkoopactiviteiten heeft moeten beperken om te voorkomen dat GD niet zou kunnen leveren aan haar klanten. Daarnaast is Danillo volgens GD ook seropositief getest op de Schmallenberg Virus Neutralisatie Test voor antistoffen waardoor GD bij export buiten de EU stuit op handelsbeperkingen. GD stelt dat De Toekomst en [X] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de uit artikel 18 van de overeenkomst van 21 juni 2012 voorvloeiende verplichtingen en dat nakoming daarvan blijvend onmogelijk is. GD is daardoor niet gehouden tot betaling van de hiervoor in 2.11 omschreven facturen. Voorts verzoekt GD De Toekomst en [X] de productie met onmiddellijke ingang stil te leggen en uiterlijk 31 januari 2014 met GD overeenstemming te hebben bereikt over het ontbinden van de overeenkomst en het eventueel aangaan van een nieuwe overeenkomst onder nieuwe voorwaarden. Indien partijen niet vóór genoemde datum tot overeenstemming komen, dan voelt GD zich genoodzaakt de overeenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden en mogelijk schadevergoeding te vorderen.
2.14.
Bij brief van 28 januari 2014 heeft [X] - kort samengevat - geantwoord dat zij nakoming van de overeenkomst wenst en dat zij geen reden(en) ziet voor ontbinding van de overeenkomst.
2.15.
Op 12 maart 2014 heeft De Toekomst haar vordering die zij uit hoofde van de overeenkomst op GD heeft, bij akte aan [X] gecedeerd. Bij brief van 13 maart 2014 heeft [X] deze cessie aan GD meegedeeld. Voorts heeft [X] GD gesommeerd een bedrag van € 499.423,65 (inclusief wettelijke handelsrente ad € 4.265,61 en buitengerechtelijke incassokosten ad € 4.229,64) aan haar te voldoen.
2.16.
Bij brief van 17 maart 2014 heeft GD aan De Toekomst meegedeeld dat de overeenkomst met ingang van 1 februari 2014 is ontbonden.
2.17.
[X] heeft op 5 juni 2014 een kort geding aanhangig gemaakt tegen GD. Zij heeft in dat kort geding betaling gevorderd van de openstaande facturen van in totaal € 490.928,40, te vermeerderen met rente en kosten, alsmede veroordeling van GD tot nakoming van de overeenkomst op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 21 juli 2014 de vorderingen van [X] afgewezen, omdat – kort samengevat – [X] niet aannemelijk had gemaakt dat GD ten tijde van het aangaan van de overeenkomst van 21 juni 2012 op de hoogte was van het feit dat Danillo positief op het Schmallenbergvirus is getest, zodat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel was dat GD de overeenkomst op grond van artikel 18 van de overeenkomst heeft kunnen ontbinden.
2.18.
Bij brief van 8 augustus 2014 heeft [X] GD gesommeerd tot nakoming van de overeenkomst:
“(…) Hoewel de vordering in het kort geding is afgewezen, houdt cliënte onverkort vast aan nakoming van de overeenkomst en zal zonodig in een bodemprocedure nakoming van deze overeenkomst vorderen. Voor zover nodig sommeer ik u hierbij nogmaals om uw verplichting tot afname en betaling met betrekking tot de reeds geproduceerde doses binnen zeven dagen na heden alsnog na te komen en binnen deze termijn voorts te hebben bevestigd dat u deze verplichtingen onverkort zult nakomen met betrekking tot de nog te produceren doses.
Indien u aan deze sommatie niet voldoet, ontbind ik namens cliënte hierbij reeds nu voor alsdan partieel de overeenkomst. Aangezien cliënte kosten heeft gemaakt en nog zal moeten maken in verband met de producties van de doses, zal zij ter beperking van haar schade in dat geval genoodzaakt worden om de doses zo mogelijk aan derden te leveren. Ten aanzien van die leveringen wordt hierbij mitsdien de overeenkomst voor alsdan partieel ontbonden. Cliënte houdt u voor dat geval uitdrukkelijk aansprakelijk voor de schade die zij daardoor lijdt. (…)”
2.19.
GD heeft geen gevolg gegeven aan die sommatie.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[X] en De Toekomst vorderen – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de tussen partijen bestaande overeenkomst partieel te ontbinden, in dier voege dat de overeenkomst in stand blijft voor zover de doses sperma zijn geleverd aan en betaald door GD dan wel zijn betaald, maar nog niet zijn afgenomen door GD, en voor het overige de overeenkomst te ontbinden;
II. GD te veroordelen tot betaling aan [X] en De Toekomst van schadevergoeding ten bedrage van € 1.040.528,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2014;
III. GD te veroordelen tot betaling aan [X] en De Toekomst van de buitengerechtelijke kosten ad € 4.229,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. GD te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
GD voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
GD vordert – samengevat – bij vonnis:
I. De Toekomst te veroordelen tot terugbetaling van de door GD onder de overeenkomst betaalde bedragen met betrekking tot niet geleverde doses, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
II. De Toekomst (en [X] , voor zover de rechtbank oordeelt dat [X] partij is bij de overeenkomst, in welk geval hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van een bedrag ter hoogte van het resultaat van de verkoopprijs van € 16,00 per dosis minus de inkoopprijs voor de werkelijk geproduceerde hoeveelheid doses behoudens voor zover reeds betaald, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
III. [X] en De Toekomst hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
[X] en De Toekomst voeren verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
[X] als partij bij de overeenkomst
4.1.
Allereerst zal de rechtbank het verweer van GD bespreken dat [X] geen partij was bij de overeenkomst, althans dat de overeenkomst slechts verplichtingen bevat voor De Toekomst en GD en niet voor [X] .
4.2.
GD stelt zich op het standpunt dat zij de overeenkomst enkel met De Toekomst is aangegaan, zodat aan [X] geen vordering uit hoofde van de overeenkomst toekomt. De overeenkomst vermeldt dat De Toekomst de exclusieve verkooprechten van [X] heeft verworven. Die verkooprechten heeft De Toekomst vervolgens aan GD verstrekt. [X] tekende slechts mee ter bevestiging van de bevoegdheid van De Toekomst om de exclusieve verkooprechten aan GD te verstrekken, aldus GD.
Volgens [X] en De Toekomst was [X] volwaardig contractspartij naast De Toekomst. Zij heeft getekend als verkoper en zij was eigenaar van Danillo.
4.3.
Het verweer van GD slaagt niet. Uit de overeenkomst van 21 juni 2012 volgt dat deze is aangegaan door enerzijds De Toekomst als producent van het sperma en [X] als eigenaar van Danillo (waarbij zij gezamenlijk zijn aangeduid als
verkoper) en anderzijds GD als koper. Bovendien is in artikel 13 van de overeenkomst bepaald dat de stier in eigendom blijft van [X] , zodat de doses sperma daarmee – zo is onbetwist gebleven – eigendom zijn van [X] . Daarbij komt dat GD [X] in diverse correspondentie aanmerkt als mede contractspartner, zowel tijdens de onderhandelingen (bijvoorbeeld in e‑mailberichten gericht aan zowel [X] als De Toekomst van 21 mei 2012 en 3 juni 2012) als in de fase van uitvoering van de overeenkomst (bijvoorbeeld in de brief van GD van 14 januari 2014 ter zake de ontbinding, verstuurd aan [X] en De Toekomst).
De rechtbank concludeert aldus dat [X] gezamenlijk met De Toekomst dient te worden aangemerkt als verkoper van de (geproduceerde) sperma en dat zij daarom in zoverre ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
Bevoegdheid [B]
4.4.
Voor zover GD voorts heeft bedoeld te stellen dat [B] niet (vertegenwoordigings)bevoegd was om de overeenkomst namens haar te sluiten, stelt de rechtbank vast dat GD daaraan geen rechtsgevolgen heeft verbonden. Aangezien GD zich bovendien zelf beroept op de overeenkomst, althans de ontbinding daarvan wegens een tekortkoming, zal de rechtbank ook aan het verweer van GD op dit punt voorbij gaan.
Ontbinding per 1 februari 2014
4.5.
Alvorens toe te komen aan de beoordeling van de vordering van [X] en De Toekomst om de overeenkomst partieel te ontbinden, dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of GD de overeenkomst reeds bij brief van 17 maart 2014 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden per 1 februari 2014.
a) schending van artikel 18 - Schmallenbergvirus
4.6.
GD stelt zich op het standpunt dat [X] en De Toekomst zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat [X] en De Toekomst onder meer artikel 18 van de overeenkomst hebben geschonden. Volgens GD moet dit artikel (kort gezegd dat Danillo getest zou worden op het Schmallenbergvirus en dat hij daarvan vrij was) zo worden begrepen dat GD de overeenkomst mocht ontbinden na verloop van tijd indien bleek dat Danillo alsdan nog steeds niet vrij was van antistoffen. Volgens [X] en De Toekomst hebben partijen echter nooit bedoeld om de bepaling dat Danillo vrij zou zijn van de antistoffen van het virus op te nemen, omdat partijen bij het tot stand komen van de overeenkomst wisten dat hij niet vrij was van die antistoffen.
4.7.
Voor de vraag of [X] en De Toekomst hun verplichtingen voortvloeiende uit artikel 18 hebben geschonden, is van belang op welke wijze het artikel moet worden uitgelegd. Voor een dergelijke uitleg is niet alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract van doorslaggevend belang. Voor de beantwoording van die vraag komt het volgens vaste rechtspraak aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg dient de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het gegeven geval (Haviltex-arrest, HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635).
4.8.
Bij de uitleg van artikel 18 neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. De eerste overeenkomst van 4 april 2011 heeft als basis gediend voor de overeenkomst van 21 juni 2012. Beide overeenkomsten zijn door GD opgemaakt en in beide overeenkomsten staat een vergelijkbaar artikel 18, maar in de overeenkomst van 21 juni 2012 is daaraan het Schmallenbergvirus als onderzoeksgrond toegevoegd. Partijen zijn het er thans over eens dat artikel 18 niet letterlijk moet worden uitgelegd, omdat ten tijde van het opstellen van de overeenkomst bij beide partijen bekend was dat Danillo niet vrij was van antistoffen tegen het Schmallenbergvirus. Uit de e-mailberichten van 3 en 8 juni 2012 van GD aan [X] en De Toekomst over de totstandkoming van de nieuwe overeenkomst volgt dat aan de eerdere overeenkomst een aantal bijkomende voorwaarden zou worden toegevoegd, maar (in tegenstelling tot andere nieuwe of aangepaste voorwaarden) worden artikel 18 of het Schmallenbergvirus in dat bericht niet genoemd. In een e-mailbericht van 12 juni 2012 aan GD reageert [A] op de concept overeenkomst en stelt daarin onder meer artikel 18 aan de orde:
“Aangezien [C]van De Toekomst, toevoeging rechtbank]
nog geen tijd had gevonden om het concept te beoordelen, en ik niet deskundig ben op veterinair gebied, heb ik met hem afgesproken dat hij tijdens jullie overleg a.s. donderdag ook de veterinaire aspecten zoals genoemd in punt 18 van het concept met jou[ [B] , toevoeging rechtbank]
zal bespreken.”Anders dan GD kennelijk bepleit, gaat de rechtbank er van uit dat [A] met ‘punt 18’ reageert op artikel 18 van de uiteindelijke overeenkomst en niet op artikel 18 van de “draft 2e overeenkomst”. Artikel 18 van de “draft 2e overeenkomst” ziet namelijk niet op veterinaire aspecten, maar op het logo van De Toekomst. Als onvoldoende betwist staat vast dat artikel 18 tijdens de in het e-mailbericht genoemde vergadering niet is besproken en evenmin op een later moment. Het standpunt van GD dat partijen met de bepaling hebben bedoeld dat Danillo
op termijnnegatief zou moeten testen op antistoffen tegen het Schmallenbergvirus, wordt niet gestaafd met enige correspondentie of (concrete) afspraken tussen partijen hierover. Aangezien het partijen ten tijde van het aangaan van de overeenkomst bekend was dat Danillo niet vrij was van antistoffen tegen het Schmallenbergvirus en voor het overige niet expliciet is gesproken over de bepaling in artikel 18 dat de stier naast het periodiek testen op het virus ook “vrij” moet zijn van antistoffen voor het virus, concludeert de rechtbank dat de bepaling enkel ziet op het periodiek testen van Danillo en dat partijen niet hebben bedoeld dat Danillo ten aanzien van het Schmallenbergvirus “vrij” zou zijn van antistoffen. Overigens maakt de verplichting om periodiek te testen – zo is onbetwist gebleven – deel uit van het verplichte veterinaire testprotocol voor KI-stieren en ondersteunt dit de hiervoor gegeven uitleg. Al met al is van schending van artikel 18 geen sprake, met name niet nu noch gesteld of gebleken is dat [X] en De Toekomst niet aan de afgesproken testverplichtingen voor het Schmallenbergvirus zouden hebben voldaan.
b) schending van artikel 12 – veterinaire blokkades
4.9.
Voorts heeft GD schending van de uit artikel 12 voortvloeiende verplichtingen als ontbindingsgrond aangevoerd. Anders dan GD betoogt, ziet haar brief tot buitengerechtelijke ontbinding niet expliciet op artikel 12 van de overeenkomst. Evenmin kan de rechtbank uit die brief opmaken dat zij dit artikel aan de ontbinding ten grondslag heeft willen leggen. GD schrijft in haar brief wel over handelsbeperkingen en belemmeringen in haar exportmogelijkheden, maar die verwijzen naar de positieve test op (antistoffen tegen) het Schmallenbergvirus, waarover de rechtbank hiervoor reeds heeft geoordeeld. Bovendien heeft GD het standpunt van [X] en De Toekomst dat het begrip ‘veterinaire blokkades’ in artikel 12 ziet op een quarantaineperiode voor besmettelijke runderziektes waarvoor een zogenaamde aangifteplicht geldt - terwijl voor het Schmallenbergvirus een dergelijke aangifteplicht niet bestaat - niet gemotiveerd betwist. Om die reden zou de rechtbank reeds niet zijn toegekomen aan de beoordeling van de vraag of [X] en De Toekomst op dit punt tekort zouden zijn geschoten.
c) schending van artikel 19 – fysieke ongemakken
4.10.
De derde ontbindingsgrond is volgens GD schending van de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 19. Volgens GD heeft De Toekomst niet haar uiterste best gedaan om de stier fit en gezond te houden, omdat bij Danillo antistoffen tegen het Schmallenbergvirus zijn aangetroffen en hij vrijwel jaarlijks werd getroffen door blessures en andere ongemakken. Danillo kon volgens GD gemakkelijk naar een infectievrije zone verplaatst worden.
4.11.
GD heeft weliswaar aangevoerd dat Danillo meerdere malen te kampen heeft gehad met fysieke ongemakken, maar zij heeft niet gemotiveerd onderbouwd dat De Toekomst en/of [X] – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid – niet hun uiterste best hebben gedaan om de stier gezond en fit te houden, zoals in artikel 19 staat omschreven. De enkele, niet onderbouwde stelling dat Danillo gemakkelijk naar een infectievrije zone verplaatst had kunnen worden, kan de rechtbank in dat kader niet plaatsen. Danillo was ten tijde van de litigieuze overeenkomst niet meer geïnfecteerd met het Schmallenbergvirus, maar had enkel de antistoffen tegen het virus nog in zijn bloed. Ten aanzien van de blessures (onder andere aan knie en heup) heeft GD niet gesteld waaruit volgt dat De Toekomst en/of [X] zich niet uiterst hebben ingespannen om de stier gezond en fit te houden. Om die reden levert dit onderdeel evenmin een grond op voor ontbinding van de overeenkomst.
d) Gewijzigde omstandigheden / beroep op overmacht ex artikel 31
4.12.
De laatste grond voor ontbinding is volgens GD gelegen in gewijzigde omstandigheden. Anders dan GD betoogt, is de rechtbank van oordeel dat uit de brief van 14 januari 2014 niet kan worden afgeleid dat GD zich beroept op gewijzigde omstandigheden zoals bedoeld in artikel 6:258 BW, zodat – gelet op het verweer van [X] en De Toekomst – de rechtbank aan deze gestelde grond voorbijgaat. Wel doet GD in haar brief een beroep op overmacht, zoals bedoeld in artikel 31 van de overeenkomst, omdat zij in de onmogelijkheid zou verkeren sperma te leveren aan afnemers.
4.13.
GD heeft laatstgenoemde stelling in haar conclusies niet nader toegelicht, anders dan in het licht van gewijzigde omstandigheden ex artikel 6:258 BW. In haar brief onderbouwt GD de onmogelijkheid om rundersperma te leveren aldus dat Danillo te kampen heeft gehad met fysieke ongemakken (waardoor er zeer weinig doses werden geproduceerd) en dat zij stuitte op handelsbeperkingen als gevolg van het Schmallenbergvirus bij export buiten de Europese Unie. Zonder een nadere onderbouwing, die ontbreekt, zijn die oorzaken echter niet aan te merken als overmacht-situaties in de zin van artikel 31 van de overeenkomst, laat staan dat is komen vast te staan dat zij in de onmogelijkheid heeft verkeerd om sperma te leveren aan Nederlandse en/of buitenlandse afnemers.
4.14.
Al met al concludeert de rechtbank dat geen sprake is van een rechtsgeldige ontbinding van de overeenkomst door GD, nu een tekortkoming zoals door GD gesteld niet in rechte kan worden aanvaard. Aangezien de ontbindingsverklaring niet gerechtvaardigd was, staat daarmee in beginsel niet alleen vast dat de overeenkomst partijen nog steeds bindt, maar ook dat de ontbindingsverklaring heeft geleid tot verzuim van de partij die deze verklaring heeft afgelegd (HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684).
Berusting in de ontbinding
4.15.
Het vorenstaande kan tot een ander oordeel leiden indien [X] en De Toekomst in de – zij het onterecht – ingeroepen ontbinding zouden hebben berust.
4.16.
Ten aanzien van De Toekomst heeft GD zich op het standpunt gesteld dat De Toekomst heeft berust in de ontbinding van de overeenkomst, aangezien zij heeft geweigerd om door GD aangeboden doses terug te nemen (waarbij [C] namens De Toekomst zou hebben gezegd: “doe ermee wat je wilt, het contract is geëindigd”) en De Toekomst geen uitvoering meer heeft gegeven aan de overeenkomst. De Toekomst heeft deze gang van zaken betwist. Zij heeft enkel aan een medewerker van GD aangegeven dat GD over Danillo het beste met [A] contact kon opnemen, hetgeen zij heeft bevestigd per e-mailbericht van 10 maart 2014. Volgens De Toekomst is geen sprake van gedragingen waarin een beëindigingsovereenkomst ligt besloten.
4.17.
De door GD beschreven gedragingen van [C] namens De Toekomst, heeft De Toekomst – onderbouwd met onder meer voornoemd e-mailbericht – in een ander perspectief geplaatst. Deze uitleg heeft GD onvoldoende weersproken, wat tot gevolg heeft dat de gedragingen van De Toekomst niet zijn aan te merken als gedragingen waaruit een beëindigingsovereenkomst kan worden afgeleid, dan wel dat De Toekomst ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van recht. Van een berusting in de ingeroepen ontbinding is om die reden geen sprake.
4.18.
Aangezien voorts vast staat dat [X] niet heeft berust in de ontbinding door GD, is de overeenkomst tussen partijen niet als beëindigd aan te merken.
Partiële ontbinding – tekortkoming GD
4.19.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.14 is overwogen, is GD reeds tekort geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst gelet op de ongerechtvaardigde ontbindingsverklaring. Voorts is zij haar verplichting tot afname en betaling van geproduceerde doses sperma niet nagekomen. Dit levert een ontbindingsgrond op aan de zijde van [X] en De Toekomst.
[X] en De Toekomst vorderen de overeenkomst partieel te ontbinden in die zin dat de overeenkomst in stand blijft voor zover de doses zijn geleverd en betaald danwel zijn betaald maar nog niet zijn afgenomen door GD en voor het overige dat de overeenkomst wordt ontbonden. De rechtbank zal - gelet op voornoemde tekortkomingen van GD - de overeenkomst partieel ontbinden zoals gevorderd.
Schadevergoeding – onbetaald gelaten facturen
4.20.
GD is op grond van artikel 6:277 BW schadeplichtig jegens [X] en De Toekomst. Allereerst vorderen [X] en De Toekomst wegens schadevergoeding een bedrag van € 490.928,40 gelijk aan de openstaande facturen voor geproduceerde, maar niet door GD afgenomen doses in strijd met de overeenkomst. In artikel 11 en 12 van de overeenkomst is namelijk bepaald dat de doses sperma gefactureerd kunnen worden nadat ze zijn geproduceerd en dat GD vervolgens die facturen binnen 30 dagen dient te betalen.
4.21.
GD heeft onvoldoende betwist dat de in die facturen (en de overgelegde productieoverzichten) genoemde doses zijn geproduceerd en bij De Toekomst zijn opgeslagen. Indien de overeenkomst op de juiste wijze zou zijn nagekomen, had GD op grond van artikel 11 en 12 van de overeenkomst die facturen moeten betalen. Aangezien de overeenkomst op dit onderdeel zal worden ontbonden, lijden [X] en De Toekomst schade ter hoogte van de genoemde bedragen in de facturen, zodat de vordering in zoverre voor toewijzing gereed ligt.
Schadevergoeding – overige schade
4.22.
Tot slot vorderen [X] en De Toekomst de schade als gevolg van de sommatie van GD van 14 januari 2014 (de brief tot buitengerechtelijke ontbinding) om de productie te staken. Zij stellen de productie op 3 februari 2014 te hebben gestaakt en daardoor schade te hebben geleden. Wanneer, zo betogen zij, GD haar verplichtingen uit de overeenkomst normaal was nagekomen, dan was Danillo voortgegaan met de productie van sperma en waren deze doses door GD afgenomen en betaald. Zij vorderen de schade vanaf 4 februari 2014 tot 1 mei 2015, bestaande uit 30.000 doses á € 6,00 en 120.000 doses á € 4,00 exclusief BTW (berekend op basis van een productie van 10.000 doses per maand). Daarop komt € 1,00 per dosis in mindering wegens productiekosten, derhalve in totaal een bedrag van (€ 190.800,00 + 508.800,00 -/- € 150.000,00 =) € 549.600,00 inclusief BTW.
4.23.
GD heeft betwist dat de productie van sperma zou zijn gestaakt per 3 februari 2014 en verwijst naar uitlatingen van [X] en/of De Toekomst ten tijde van de kort geding procedure (in de dagvaarding in kort geding van 5 juni 2014 is onder 3.2 opgenomen dat de stier op dat moment in topconditie verkeerde en volop sperma produceerde en dat het tijdelijk ‘stopzetten’ van de stier geen optie is). Tevens verwijst GD naar de brief van de raadsman van [X] van 8 augustus 2014 waarin wordt gesproken over nog te produceren doses en kosten in verband met de productie.
4.24.
De rechtbank ziet aanleiding om – vanwege de tegenstrijdige standpunten van [X] en De Toekomst over het staken van de productie – [X] en De Toekomst op te dragen de productieoverzichten inclusief productiedata en hoeveelheden van Danillo over te leggen over de periode 4 februari 2014 tot 1 mei 2015. Voor zover die gegevens er niet zouden zijn omdat de productie stil zou zijn gelegd, dienen zij dit - gelet op hun eerdere stellingname - met nadere stukken te onderbouwen. In het laatste geval dienen zij ook een berekening in het geding te brengen met de gemiddelde productiecijfers per maand van Danillo gedurende de overeenkomst van 21 juni 2012 tot 4 februari 2014, zodat op basis daarvan tot een reële begroting van de schade kan worden gekomen. De rechtbank wijst [X] en De Toekomst in dit kader op artikel 21 Rv. GD zal vervolgens in de gelegenheid gesteld worden op deze akte te reageren.
4.25.
Aan de hand van de te verstrekken gegevens zal de rechtbank de vordering tot schadevergoeding over de periode 4 februari 2014 tot 1 mei 2015 nader beoordelen.
Verkoop aan derden (A.I. Total)
4.26.
GD heeft zich ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding door [X] en De Toekomst voorts op het standpunt gesteld dat daarop leveringen aan derden (waaronder A.I. Total) in mindering moeten worden gebracht. [X] en De Toekomst hebben erkend dat zij aan A.I. Total doses hebben verkocht en dat de waarde daarvan in mindering gebracht moet worden op de te betalen schade door GD. Volgens [X] en De Toekomst (in hun conclusie van repliek van 29 juni 2016) waren echter op dat moment nog geen exacte cijfers bekend over de uiteindelijke verkoopopbrengst.
4.27.
[X] en De Toekomst zullen thans ex artikel 21 en 22 Rv in de gelegenheid worden gesteld om meer informatie te verstrekken over de leveringen aan derden, zodat de rechtbank de waarde van deze doses in mindering kan brengen op de hiervoor berekende schadevergoeding. [X] en De Toekomst dienen in dat kader
alleovereenkomsten tussen [X] en/of De Toekomst en derde partijen met betrekking tot de levering van sperma van Danillo over te leggen, waaronder - maar niet beperkt tot - A.I. Total. Tevens dienen zij de facturen die aan die derde partijen (waaronder A.I. Total) zijn verzonden over te leggen en daarbij het aantal doses en de prijs te specificeren. Aan de hand van die informatie moet zij bij akte een berekening met een deugdelijke toelichting in het geding brengen van het bedrag dat in mindering kan worden gebracht op de schadevergoeding. Vervolgens zal GD in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren.
Cessie vordering
4.28.
Zoals reeds onder 4.3 is overwogen, waren zowel [X] als De Toekomst partij bij de overeenkomst. Anders dan GD heeft aangevoerd, doet de cessie van de vordering niets af aan de bevoegdheid van [X] en De Toekomst om schadevergoeding te vorderen. De overeenkomst is immers ontbonden voor het deel waarvan thans schadevergoeding wordt gevorderd. De verplichting tot schadevergoeding wegens ontbinding komt toe aan de bij de overeenkomst betrokken wederpartij, in het onderhavige geval [X] en De Toekomst gezamenlijk.
Eigen schuld en matiging schadevergoeding
4.29.
Ten slotte heeft GD zich beroepen artikel 6:101 BW en matiging van de schadevergoeding op grond van (naar de rechtbank begrijpt) artikel 6:109 BW.
4.30.
Het beroep van GD op artikel 6:101 BW slaagt niet. Zij heeft dit beroep gebaseerd op gronden die zij voor de ontbinding van de overeenkomst heeft aangewend en die de rechtbank reeds heeft verworpen. Dat de schade mede is ontstaan door gedragingen van [X] en De Toekomst is in dat licht onvoldoende onderbouwd. Hetzelfde geldt voor het beroep op artikel 6:109 BW, zodat ook dit standpunt wordt verworpen.
Conclusie
4.31.
In afwachting van de te nemen aktes zoals bedoeld onder rechtsoverweging 4.24 en 4.27 zal de rechtbank iedere verdere beslissing - waaronder de beslissing over de buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente en de proceskosten - aanhouden.
in reconventie
4.32.
De vorderingen in reconventie zijn gebaseerd op de stelling van GD dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Zoals hiervoor is overwogen, is van een rechtsgeldige ontbinding door GD geen sprake. De vorderingen liggen om die reden voor afwijzing gereed. De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden in afwachting van de eindbeslissing in conventie.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
31 mei 2017voor het nemen van een akte door [X] en De Toekomst over hetgeen is vermeld onder 4.24 en 4.27, waarna de wederpartij op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
In conventie en reconventie
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma, mr. F.E.J. Goffin en
mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2017. [1]

Voetnoten

1.type: