ECLI:NL:RBOVE:2017:2624

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
C/08/202933 / KG ZA 17-188
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking herziening financieringsstructuur van vennootschap

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RW OG B.V. dat de voorzieningenrechter een gebod oplegt aan [C] B.V. om medewerking te verlenen aan de herfinanciering van de vennootschap. De vordering is ingesteld in kort geding, waarbij RW OG stelt dat de huidige financiële situatie van de vennootschap de continuïteit in gevaar brengt en dat er een spoedeisend belang is bij de gevraagde voorzieningen. De voorzieningenrechter overweegt dat RW OG onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. De huidige financieringsstructuur is duur, maar kan door het concern worden gedragen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen noodzaak is voor de herziening van de financieringsstructuur en wijst de vorderingen van RW OG af. Tevens wordt RW OG veroordeeld in de proceskosten van [C].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/202933 / KG ZA 17-188
Vonnis in kort geding van 28 juni 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RW OG B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseres,
advocaat mr. C.W.J. Okkerse te Almere,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] B.V.,
gevestigd te [woonplaats] ,

2. [B] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.H.J. Emmen te Soest.
Partijen zullen hierna ‘RW OG’ en ‘ [C] .’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de aanvullende producties van RW OG;
  • de producties van [C] ;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van RW OG;
  • de pleitnota van [C] ;
  • de wijziging van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[C] en de heer [D] bezitten ieder het volledig geplaatste kapitaal in [E] B.V. respectievelijk [A] B.V.
Beide vennootschappen hebben samen RW OG opgericht en houden ieder 50% van de aandelen daarin.
2.2.
RW OG is eigenaar van het pand aan Kerkstraat 98-100 te Almere. In dat pand hebben [D] en [C] een zorgorganisatie opgericht voor mensen met geheugenverlies. In RW OG vindt de exploitatie plaats van de onroerende zaak.
RW OG verhuurt in dat kader aan derden commerciële units. Op de tweede en vijfde verdieping van het pand zijn appartementen in aanbouw die ook aan derden zullen worden verhuurd.
2.3.
RW OG houdt daarnaast het gehele geplaatste kapitaal van de door haar opgerichte vennootschappen Reedewaard B.V. (hierna: Reedewaard) en Reedewaard Zorghotel B.V. (hierna: Zorghotel), beide gevestigd te Almere.
2.4.
Daarnaast zijn [C] en [D] beiden bestuurder van Stichting Thuishaven te Almere. Deze stichting fungeert als tussenstation tussen de verschillende vennootschappen van [C] en/of [D] en de Provincie Flevoland, in verband met de door de Provincie verstrekte financieringen.
2.5.
[C] en [D] zijn ieder enig bestuurder in hun persoonlijke houdstermaatschappij. [D] is enig bestuurder van RW OG, die op haar beurt enig directrice is in Reedewaard en Zorghotel.
2.6.
[C] en [D] hebben zich bij het vinden van een financiering voor het realiseren van de zorgorganisatie laten adviseren door de heer [F] van
[G] Accountants. RW OG heeft in dat kader bij ASN Bank een lening afgesloten van
€ 3.150.000,-.
2.7.
Verder zijn er de volgende leningen aangegaan:
- € 1.950.000,- van Provincie Flevoland aan Stichting Thuishaven;
- € 1.450.000,- van Stichting Thuishaven aan RW OG;
- € 250.000,- van Stichting Thuishaven aan [A] ;
- € 250.000,- aan [E] ;
- € 250.000,- van [A] aan RW OG;
- € 250.000,- van [E] aan RW OG;
- € 60.000,- van [A] aan RW OG;
- € 60.000,- van [E] aan RW OG;
- € 310.000,- van ASN Bank aan RW OG;
- € 250.000,- van aannemersbedrijf [H] aan RW OG;
- € 180.895,00 van bouwbedrijf [I] aan RW OG;
- € 50.000,- van particulieren aan RW OG.
2.8.
Rabobank Almere heeft RW OG op 9 februari 2017 een (her)financieringsvoorstel gedaan dat op 21 april 2017 is besproken in de Algemene vergadering van aandeelhouders.
2.9.
Rabobank heeft op 7 juni 2017 een definitief financieringsvoorstel gedaan aan
RW OG dat op 6 juni 2017 is besproken in de algemene aandeelhoudersvergadering.
[D] heeft voorgestemd, [C] heeft tegengestemd.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
RW OG vordert, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de volgende veroordelingen uitspreekt:
A. een gebod aan [C] om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis schriftelijk in te stemmen met een besluit buiten vergadering van de aandeelhouders in
RW OG, inhoudende de acceptatie van het financieringsvoorstel van Rabobank Almere d.d. 7 juni 2017, en met het verstrekken van het recht van hypotheek van € 4.000.000,- op het pand aan de Kerkstraat 98-100 te Almere en van de pandrechten op de huidige en toekomstige vorderingen, inventarissen en voorraden van RW OG, Reedewaard en Reedewaard Zorghotel;
B. te bepalen dat het vonnis in de zin van artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een schriftelijke en ondertekende verklaring van [C] tot de geboden instemming als bedoeld door A voor het geval [C] geen gevolg geeft aan voormeld gebod;
dan wel (subsidiair) in plaats van het hiervoor onder B gestelde; een dwangsom van
€ 50.000,- op te leggen aan [C] ingeval aan het gevorderde onder A binnen de gestelde termijn niet wordt voldaan, te vermeerderen met € 1.000,- per dag dat daarin wordt volhard met een maximum van € 10.000,-
C. een gebod aan [C] om haar volstrekte medewerking te verlenen aan de omzetting van de door haar eerdere aan ASN verstrekte zekerheden van respectievelijk € 250.000,- en € 60.000,-, telkens binnen 48 uur nadat de daartoe gebruikelijk te ondertekenen stukken aan haar ter ondertekening zijn voorgelegd;
een gebod aan [C] ook overigens alle medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de herfinanciering door Rabobank Almere;
en
een gebod aan [C] in haar hoedanigheid van bestuurder van Stichting Thuishaven om binnen 48 uur nadat haar daartoe een volstrekte volmacht ter ondertekening is voorgelegd [E] Almere volmacht te verlenen om de overeenkomst van geldlening met de Provincie Flevoland van € 1.950.000,- van een lager rentepercentage te voorzien dan 6,5% dat daarvoor nu geldt, en de voorwaarden overeenkomstig aan te passen in de annexe overeenkomsten van geldlening met RW OG,
zulks (al de drie hiervoor onder C genoemde onderdelen) op straffe van een dwangsom van € 50.000,- op te leggen aan [C] te vermeerderen met € 1.000,- per dag dat daarin wordt volhard met een maximum van € 100.000,-, voor elk geval waarin aan het gevorderde niet wordt voldaan;
D. een gebod aan [C] tot het op eerste afroep verstrekken aan de nieuwe financier, op de daarvoor gebruikelijke voorwaarden, van een borgstelling van € 100.000,- binnen 48 uur nadat hem daartoe de borgstellingsovereenkomst is voorgelegd, zulks eveneens op straffe van een dwangsom van € 50.000,- voor het geval aan dit gebod niet wordt voldaan binnen de gestelde periode en € 1.000,- voor elke dag dat daarin wordt volhard met een maximum van € 100.000,-, waarbij [C] deze dwangsommen eveneens verschuldigd raakt in het geval zijn echtgenote die overeenkomst van borgstelling binnen de gestelde tijd niet mee tekent.
standpunt RW OG
3.2.
RW OG heeft aan haar vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag gelegd dat er dringend behoefte aan een adequate herfinanciering om Zorgresidentie Reedewaard goed te kunnen exploiteren. Er zijn voortdurend liquiditeitsproblemen. Rabobank Almere heeft daartoe een voorstel gedaan. Dat voorstel is voorgelegd aan de aandeelhoudersvergadering die daarvoor speciaal is belegd op 21 april 2017. Aan het eind van die bijeenkomst heeft [C] aangegeven dat hij een andere offerte op tafel wilde leggen en ook zou kunnen leggen binnen 14 dagen. Dat is nog niet gebeurd. De tijd begint te dringen.
Rabobank Almere begint het vertrouwen te verliezen in RW OG als te financieren partij en intussen wordt Provincie Flevoland ook ongeduldig. Die wil duidelijkheid voor 1 juli 2017. Rabobank Almere heeft op 1 juni 2017 een definitief aanbod gedaan, welk aanbod is besproken in de aandeelhoudersvergadering van 6 juni 2017. [C] blijft echter tegenstemmen. Daarmee is een impasse ontstaan.
RW OG wenst met dit geding te bewerkstelligen dat (een) voorlopige voorziening(en) ten behoeve van de vennootschap word(t)(en) getroffen met betrekking tot het stemrecht van [C] als onwillige aandeelhouder terzake de noodzakelijke herfinanciering.
standpunt [C]
3.4.
[C] heeft zich gemotiveerd verweerd en daartoe onder meer aangevoerd dat de huidige financieringsstructuur duur is, maar dat deze lasten door het concern kunnen worden gedragen. Van de gestelde urgentie door RW OG is geen sprake. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen ontbreekt dan ook. Hoewel er geen noodzaak bestaat om de financieringsstructuur te herzien, is dat wel wenselijk. Het staat vast dat RW OG zich niet van deskundige bijstand heeft voorzien bij het aanvragen van de offerte. Zelfs van ondersteuning van de accountant van de vennootschap blijkt niet; er is geen rapport van bevindingen. In het voorstel van Rabobank Almere wordt geen recht gedaan aan het feit dat de onderneming niet meer een risicovolle starter is, maar een gerealiseerd project dat bewezen heeft voldoende body te hebben. De onderneming heeft ook een prachtig perspectief. In de visie van [C] , daarin gesteund door haar adviseur de heer [F] , moet het mogelijk zijn de gehele financieringsstructuur ineens te herzien en daarbij ook een oplossing te treffen voor de dure financiering van de Provincie. De heer [F] heeft daartoe een rapport opgemaakt dat op 8 juni 2017 gereed is gekomen en op 9 juni 2017 is gepresenteerd bij diverse systeembanken en financieringsinstellingen. Het is nog even afwachten wat de instanties van het rapport vinden. RW OG zou de herfinanciering opnieuw moeten onderzoeken. RW OG zou zich daarbij moeten laten bijstaan door een deskundige. RW OG zou zich daarbij niet moeten beperken tot één bank, maar de vraag moeten voorleggen aan tenminste drie systeembanken / financieringsinstellingen. [C] acht de door RW OG voorgestelde herfinanciering niet in het belang van RW OG en haar aandeelhouders. De vorderingen dienen te worden afgewezen.
4. De beoordeling
4.1.
Het gaat in deze zaak om het antwoord op de vraag of RW OG recht en belang heeft bij haar vorderingen, die ertoe strekken dat de door RW OG gewenste herfinanciering zoals aangeboden door Rabobank Almere, tot stand komt.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.3.
Uitgangspunt moet zijn dat de voorzieningenrechter de vrijheid heeft de door de vennootschap gevorderde voorzieningen te treffen als hij dat in verband met de toestand van de vennootschap noodzakelijk acht, ook indien daarbij tijdelijk inbreuk wordt gemaakt op de geldende rechtsverhouding binnen de vennootschap. De beslissing tot het al dan niet treffen van de gevorderde voorzieningen is mede gebaseerd op een afweging van de betrokken belangen van partijen.
4.4.
Vast staat tussen partijen dat zij beide wensen dat de huidige financieringsstructuur van Zorgresidentie Reedewaard wordt herzien. Partijen verschillen echter van mening of de herziening van de structuur urgent is en onder welke voorwaarden die herfinanciering moet plaatsvinden.
4.5.
Er is sprake van een patstelling tussen partijen. Hoewel een patstelling op zichzelf genomen niet in het belang is van de vennootschap, is onvoldoende gesteld of gebleken dat de huidige financiële situatie, anders gezegd de huidige financiële structuur, de continuïteit van de vennootschap in gevaar brengt en dat een voorziening onmiddellijk is vereist. Het is aan de eisende partij, RW OG, om voldoende aannemelijk te maken dat er sprake is van een spoedeisend belang bij toewijzing van de gevraagde voorzieningen. Dat heeft RW OG nagelaten.
4.6.
De vraag of het aanbod van Rabobank Almere een adequaat aanbod is, en of [C] in de gegeven omstandigheden gehouden is daarmee in te stemmen, kan in het bestek van dit kort geding niet worden beantwoord. Evenmin kan de vraag worden beantwoord of een totaaloplossing, waaronder de afbetaling van de lening van de Provincie, tot de mogelijkheden behoort, zoals [C] stelt. Indien partijen van mening blijven verschillen over de voorwaarden waaronder zij allebei de herfinanciering ten behoeve van RW OG willen en kunnen aangaan, zijn zij aangewezen op een bodemprocedure daarover. In een bodemprocedure bestaat gelegenheid voor een verdergaand onderzoek naar de juistheid van de beweringen van partijen, alsmede - indien gewenst en noodzakelijk - voor een eventueel deskundigenonderzoek. Een kort gedingprocedure leent zich daar niet voor.
4.7.
De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat RW OG geen (spoedeisend) belang heeft bij toewijzing van het gevorderde.
4.8.
RW OG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [C] worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.434,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt RW OG in de proceskosten, aan de zijde van [C] tot op heden begroot op € 1.434,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2017. [1]

Voetnoten

1.type: