ECLI:NL:RBOVE:2017:2535

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
C/08/176408 / HA ZA 15-502
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om afgifte bescheiden ex artikel 843a Rv in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 juni 2017 uitspraak gedaan in een incident waarbij [Y] verzocht om afgifte van bescheiden op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). [Y] stelde dat zij rechtmatig belang had bij de afgifte van volledige correspondentie over de verkoop van het project Heerde, inclusief de koopovereenkomst en andere relevante documenten. [X] verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat hij niet verplicht was om documenten te overleggen die toebehoorden aan [A] Vastgoedontwikkeling B.V., een aparte rechtspersoon die niet betrokken was bij de procedure. De rechtbank oordeelde dat [Y] onvoldoende aannemelijk had gemaakt waarom de bescheiden in dit stadium van de procedure nodig waren en dat de vordering te ruim en weinig specifiek was, wat het verzoek tot een 'fishing expedition' maakte. De rechtbank wees het verzoek van [Y] af en veroordeelde haar in de proceskosten van het incident. Tevens werd er een verzoek tot openstelling van tussentijds hoger beroep gedaan, maar hierover werd nog geen beslissing genomen. De zaak zal op 26 juli 2017 weer op de rol komen voor vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/176408 / HA ZA 15-502
Vonnis in incident van 14 juni 2017
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.J.H. Post te Barneveld,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.C. Jonkman te Zaandam.
Partijen zullen hierna [X] en [Y] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 augustus 2015,
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie van 10 februari 2016,
  • de conclusie van repliek tevens conclusie van antwoord in reconventie van 16 maart 2016,
  • de conclusie van dupliek tevens conclusie van repliek in reconventie van 29 juni 2016,
  • de conclusie van dupliek in reconventie van 20 juli 2016,
  • de akte uitlating producties tevens rectificatie typefout in vordering in reconventie en akte overlegging producties zijdens [Y] van 31 augustus 2016,
  • de akte uitlating zijdens [X] van 14 september 2016,
  • het op 1 maart 2017 gehouden pleidooi,
  • de akte uitlating zijdens [X] van 12 april 2017,
- de akte uitlating tevens verzoek ex artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijdens [Y] van 12 april 2017,
- de conclusie van antwoord in het incident van 26 april 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
Afgifte bescheiden ex artikel 843a Rv
2.1.
[Y] verzoekt op grond van artikel 843a Rv dat [X] wordt veroordeeld om de volledige correspondentie over de verkoop of verkooponderhandelingen over met name het project Heerde in het geding te brengen, inclusief de koopovereenkomst, voorlopige koopovereenkomst, en alle mogelijke andere schriftelijke, ook digitale bescheiden waaruit de koopprijs en andere voorwaarden blijken, in de procedure te brengen.
2.2.
[Y] stelt daartoe dat [X] weigert desgevraagd om over de verkoop van Heerde informatie te verstrekken. [Y] stelt dat zij ter zitting van
1 maart jl. aan de orde heeft gesteld dat zij van een derde had vernomen dat [X] Heerde voor een hogere prijs heeft verkocht. [X] erkende ter zitting dat er zaken zijn gedaan over Heerde, maar gaf aan dat er nog losse eindjes zijn. Deze informatie is voor de rechtspositie van [Y] , die volgens [X] op moet draaien voor een groot vermogensverlies in Heerde, en voor een juist oordeel in deze zaak, uiteraard van groot belang. [Y] is van mening dat uit het feit van de verkoop voor een hoge prijs blijkt dat, conform het door haar gestelde, er in werkelijkheid geen sprake is van het door [X] gestelde waardevermindering. De opzegging van [X] ontbeert iedere grond, nu [X] als grond voor de opzegging aanvoert dat er geen ontwikkelingen die tot waardevermeerdering leiden zijn en zijn te verwachten. Het is daarom van essentieel belang voor de rechtspositie van [Y] dat boven tafel komt wat de afspraken inzake Heerde tussen [X] als eigenaar en de koper precies zijn.
2.3.
[X] concludeert tot afwijzing van het gevorderde ex artikel 843a Rv, kosten rechtens, inclusief de eerder gevorderde nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover binnen veertien dagen. [X] stelt dat hij alleen over zal leggen datgene waartoe de rechtbank hem als procespartij rechtens verplicht acht.
[X] voert allereerst aan dat Heerde altijd in eigendom van [A] Vastgoedontwikkeling B.V. (hierna: [A] ) is geweest en dat vast staat dat de samenwerkingsovereenkomst terzake Heerde tussen [X] privé en [Y] is gesloten en niet tussen [Y] en [A] . [X] is van mening dat hij niet gedwongen kan worden om af te geven wat zich nu in het domein van [A] als afzonderlijke rechtspersoon bevindt, dat [A] geen deel uitmaakt van onderhavige procedure en dat [A] geen procespartij is. [X] voert verder aan dat
[Y] haar rechtmatig belang niet heeft gesteld en ook niet heeft gemotiveerd waarom zij de bescheiden (nu al) nodig meent te hebben. Voort zijn de verzochte bescheiden te onbepaald om de vordering te kunnen toewijzen en is er geen sprake van een rechtsbetrekking tussen [Y] en [A] als houder van de bescheiden terzake Heerde. Er is ook geen rechtsbetrekking meer met [X] , nu de overeenkomst schriftelijk is opgezegd. Evenmin is er sprake van gewichtige redenen.
2.4.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 843a Rv erin voorziet dat degene die daarbij een rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is, kan vorderen. Deze exhibitieplicht is niet onbeperkt.
Uit het eerste lid van artikel 843a Rv volgt dat degene die exhibitie verlangt daarbij een “rechtmatig belang” moet hebben en dat het moet gaan om “bepaalde bescheiden”. Voorts is de partij die de gegevens ter beschikking heeft ingevolge lid 4 van genoemd artikel niet tot exhibitie verplicht “indien daarvoor gewichtige redenen zijn” of “indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd”.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat [Y] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt waarom zij in dit stadium van de procedure de verzochte bescheiden nodig heeft.
De rechtbank overweegt dat de vordering thans niet opportuun is. De rechtbank is, zoals partijen weten, voornemens één of meer deskundigen te benoemen. Op grond van
artikel 198, derde lid, Rv zijn partijen verplicht mee te werken aan een onderzoek door deskundigen. Het is aan de deskundige(n) de informatie op te vragen die zij nodig acht(en) voor haar/hun beoordeling/onderzoek. Indien partijen de gevraagde informatie niet overhandigen aan de deskundige(n), kan/kunnen de deskundige(n) - en ook de rechtbank - de conclusie(s) trekken die zij aangewezen acht(en). De rechtbank is van oordeel dat
[Y] in dit stadium daarom onvoldoende rechtmatig belang heeft bij de afgifte van de bescheiden.
2.6.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat de vordering om de volledige correspondentie over de verkoop of verkooponderhandelingen over met name het project Heerde, inclusief de koopovereenkomst, voorlopige koopovereenkomst, en alle mogelijke andere schriftelijke, ook digitale bescheiden waaruit de koopprijs en andere voorwaarden blijken in de procedure te brengen, te ruim en weinig specifiek is. Toewijzing van het verzoek zou er in feite op neerkomen dat volledige correspondentie en alle schriftelijke en digitale bescheiden dienen te worden overgelegd. Dat maakt voormelde vordering tot een “fishing expedition”, waartoe het bepaalde in artikel 843a Rv zich niet leent. Een partij kan op grond van dat artikel slechts vragen om de afgifte van specifieke, concreet aan te duiden bescheiden, zodat aan de hand van de beschrijving van het verlangde stuk kan worden beoordeeld of de verzoeker daar ook een rechtmatig belang bij heeft.
2.7.
Nu [Y] niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
2.8.
[Y] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident worden veroordeeld.
Verzoek tot openstellen tussentijds hoger beroep
2.9.
[Y] heeft verzocht om tussentijds hoger beroep open te stellen tegen het tussenvonnis waarin eventueel (een) deskundige(n) word(t)(en) benoemd. De rechtbank zal nog geen beslissing nemen over dit verzoek. Zij zal hier desnodig op terugkomen in het tussenvonnis terzake de benoeming van en de opdrachtformulering aan de deskundige(n).

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [Y] in de kosten van het incident, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol van
26 juli 2017zal komen voor vonnis,
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van den Wall Bake en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2017. [1]

Voetnoten

1.type: