ECLI:NL:RBOVE:2017:253

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
08/730455-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging met mishandeling

Op 24 januari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een woningoverval heeft gepleegd. De verdachte is beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd op 29 juni 2016 in Enschede. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een onbekende man de woning van de aangever is binnengegaan, waarbij zij goederen hebben weggenomen en de aangever hebben mishandeld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van zesendertig maanden had geëist, niet volledig toegewezen. In plaats daarvan is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen, evenals het recidiverisico van de verdachte, dat als matig werd ingeschat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte met zijn handelen eigenrichting heeft gepleegd, wat een forse straf rechtvaardigt, maar dat de omstandigheden niet zodanig waren dat de door de officier van justitie gevorderde straf op zijn plaats was.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/730455-16
Datum vonnis: 24 januari 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende [adres] ,
[woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 januari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Veneberg en van wat door de verdachte en diens raadsman
mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander een diefstal met geweld heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2016, in de gemeente Enschede, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan de [straat] ) heeft weggenomen een televisie en/of een luidspreker en/of een (gouden) ketting en/of 2, althans een (of meer) telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) zich in/naar die woning/kamer van die [slachtoffer] hebben begeven en/of die [slachtoffer] (vervolgens) met een ploertendoder, althans een voorwerp heeft/hebben aangevallen en/of (met kracht) met voornoemde ploertendoder op/tegen het gezicht/hoofd en/of/althans het (gehele) lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of met een (of meer) (andere) voorwerp(en) tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zesendertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden genoemd in het reclasseringsrapport van 8 december 2016.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De officier van justitie heeft haar standpunt - kort samengevat - gebaseerd op het proces-verbaal van aangifte, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], het proces-verbaal van bevindingen van de politie omtrent de aangetroffen plaats delict, de medische verklaring over het letsel van aangever en de camerabeelden waarop verdachte is te zien.
De raadsman heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De raadsman heeft gesteld dat verdachte weliswaar goederen uit de woning van aangever heeft meegenomen maar dat verdachte die heeft gekregen van aangever ter voldoening van een schuld die aangever aan verdachte had.
De raadsman heeft voorts gesteld dat verdachte het tenlastegelegde geweld ontkent.
De raadsman heeft aan de rechtbank het scenario geschetst waarin aangever de woningoverval in scène heeft gezet.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank [1]
Vast staat dat verdachte op 29 juni 2016 samen met een ander (hierna: onbekende man) in een auto naar de woning van aangever aan de [straat] in Enschede is gereden en dat verdachte samen met die onbekende de woning van aangever is binnengegaan. Op dat moment waren behalve aangever nog tenminste één andere man en twee vrouwen in de woning aanwezig. Op het moment dat verdachte en de onbekende man de woning van aangever zijn binnengegaan hebben alle personen, behalve aangever, de woning verlaten. Verdachte en de onbekende man hebben vervolgens een televisie, een luidspreker, een ketting en twee telefoons, toebehorende aan aangever, uit de woning van aangever meegenomen. [2]
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de onbekende man de hiervoor genoemde goederen van aangever met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen en dat dit wegnemen is voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen aangever door verdachte en de onbekende man. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De verklaring van aangever (onder meer) inhoudende dat verdachte en de onbekende man na binnenkomst in de woning aangever hebben geslagen met een ploertendoder, die reeds bij binnenkomst van de woning was uitgeschoven, op zijn hoofd, nek, arm en knie en vervolgens, zonder toestemming van aangever, zijn televisie, luidspreker, ketting en twee telefoons hebben meegenomen [3] , vindt steun in andere bewijsmiddelen.
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die op de avond van 29 juni 2016 samen met een medebewoner van het pension waarin aangever woont, op bezoek waren bij aangever hebben immers verklaard dat twee mannen op een intimiderende manier de woning van aangever binnenkwamen [4] . [getuige 1] heeft verklaard dat het betreden van de woning door die twee mannen werd voorafgegaan door lawaai op de gang dat klonk alsof er een stok langs de verwarming ging en dat één van de twee mannen bij binnenkomst een soort stok in de hand had waarmee hij intimiderend op de muur sloeg. [5] [getuige 2] heeft verklaard dat zij achter de deurpost een zwarte stok met een bolletje aan het uiteinde zag waarmee op het deurkozijn werd getikt. [getuige 2] en [getuige 1] waren bang en zijn op het moment dat de twee mannen binnenkwamen vertrokken uit de woning van aangever. [getuige 2] heeft verder verklaard dat zij die avond om 21:04 uur naar huis heeft gebeld en dat zij toen al wel een kwartier weg was uit de woning van aangever. [6] De verbalisanten die na een melding om 21:35 uur bij de woning van aangever kwamen zagen dat aangever een striem op zijn bovenbeen had, krassen in zijn gelaat en een dikke onderarm. De verbalisanten zagen tevens dat het een puinhoop was in de woning van aangever en hebben de woning afgesloten als plaats delict. [7] Tijdens het daaropvolgende forensisch onderzoek in de woning van aangever is een element van een ploertendoder gevonden. Uit het forensisch onderzoek is voorts gebleken dat de luxaflex in de woning was vernield, dat een stoel op de kant lag, dat er scherven van servies lagen en dat er gehaktballetjes verspreid in de woning lagen. [8] Uit de medische verklaringen van
J.P.P. van Vugt en H.A. Booij en I.L.H. Knottnerus blijkt dat aangever op 30 juni 2016 is opgenomen op de afdeling neurologie van het Medische Spectrum Twente te Enschede met een trauma capitis en daar tot 2 juli 2016 heeft verbleven. [9] De rechtbank maakt uit laatst genoemde verklaringen op dat aangever letsel had aan het hoofd.
De omstandigheid dat uit de camerabeelden van een camera, gericht op de [straat] in Enschede, blijkt dat verdachte om 20:49 uur met versnelde pas, een capuchon op, en een televisie onder de arm, samen met de onbekende man terugkeert naar de auto [10] onderstreept naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en de onbekende man zich de goederen, toebehorende aan aangever, wederrechtelijk hebben toegeëigend. De rechtbank passeert het verweer van de raadsman dat verdachte geen oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening van de goederen kan hebben gehad, omdat verdachte meent een vordering op aangever te hebben en de meegenomen goederen zag als inlossing van die schuld.
Aangever heeft geen toestemming gegeven voor het wegnemen van zijn goederen, waarmee de wederrechtelijkheid van het meenemen van de aan aangever toebehorende goederen is gegeven.
De rechtbank acht het door verdachte en zijn raadsman geschetste scenario waarin aangever de overval in scene heeft gezet en de goederen vrijwillig heeft afgegeven, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, ongeloofwaardig.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 juni 2016 in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een televisie en een luidspreker en een ketting en 2 telefoons, toebehorende aan [slachtoffer] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader zich in/naar die woning/kamer van die [slachtoffer] hebben begeven en die [slachtoffer] (vervolgens) met een ploertendoder op/tegen het gezicht/hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] hebben geslagen.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt dat een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, recht doet aan de ernst van het feit. Daarbij heeft de officier van justitie de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd meegewogen, alsmede het gebrek aan inzicht van verdachte in de strafwaardigheid van zijn handelen. De officier van justitie heeft anderzijds meegewogen dat een woningoverval gepleegd door onbekenden in zijn algemeenheid traumatischer is dan een overval door een bekende met als reden een achterliggend conflict, zoals in de onderhavige zaak het geval is. De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd om als bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijke deel van de gevorderde straf op te leggen de door de reclassering in haar rapport van 8 december 2016 genoemde voorwaarden.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, indien zij tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit komt, het reclasseringsrapport in aanmerking te nemen, alsmede de omstandigheid dat verdachte een verwaarloosbare justitiële documentatie heeft en aangever ten onrechte gelden heeft onttrokken aan het vermogen van verdachte en/of zijn familie.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Verdachte had met aangever een conflict omdat aangever samen met zijn toenmalige vriendin geld aan het vermogen van de ouders van verdachte zou hebben onttrokken. Verdachte heeft hiervan aangifte gedaan maar vond dat de politie te weinig actie ondernam. Hij is vervolgens samen met een ander naar de woning van aangever gegaan en heeft goederen van aangever meegenomen en aangever daarbij mishandeld. Verdachte heeft hiermee eigenrichting gepleegd, die met een forse straf dient te worden bestraft. Verdachte dient zich te realiseren dat dit niet de manier is om conflicten op te lossen. De rechtbank is anderzijds van oordeel dat het bewezenverklaarde feit geen dermate ernstige woningoverval behelst dat de door de officier van justitie gevorderde straf op zijn plaats is.
De rechtbank houdt voorts rekening met de inhoud van het reclasseringsrapport van
8 december 2016. Uit dit rapport blijkt dat het recidiverisico als matig wordt ingeschat. De reclassering ziet risicofactoren in de emotiehantering, agressieregulatie en probleemoplossende vaardigheden. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, deelname aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een behandelverplichting voor ambulante behandeling, indien de reclassering dit nodig acht.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden de meldplicht bij de reclassering, reclasseringstoezicht van de reclassering, deelname aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en verplichte ambulante behandeling indien de reclassering dit nodig acht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende door de
reclassering bepaalde periode moet blijven melden zo frequent als de reclassering dat gedurende deze periode nodig acht;
  • stelt als
  • stelt als
deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde gegeven zullen worden;
-
stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich onder ambulante
behandeling laat stellen indien de reclassering dit nodig acht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Cenik, voorzitter, en mr. G.J. Stoové en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Wilmink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente met nummer PL0600-2016321245-21. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , blad 1 en 2; het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 januari 2017, inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , blad 1 tot en met 3.
4.Proces-verbaal van getuige [getuige 1], blad 1 en 2; Proces-verbaal getuige [getuige 2], blad 1 tot en met 3.
5.Proces-verbaal van getuige [getuige 1], blad 1 en 2
6.Proces-verbaal van getuige [getuige 2], blad 2 en 3.
7.Het bij het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] gevoegde mutatierapport, blad 1.
8.Proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 2], blad 1 en 2.
9.Brief neuroloog J.P.P. van Vugt, blad 1 en 2; brief H.A. Booij en neuroloog I.L.H. Knottnerus, blad 1 en 2.
10.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3], blad 1.