ECLI:NL:RBOVE:2017:2487

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juni 2017
Publicatiedatum
15 juni 2017
Zaaknummer
08.730609-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor overval op een dierenwinkel met bedreiging

Op 15 juni 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige man uit Zwolle, die werd beschuldigd van een overval op een dierenwinkel op 6 december 2016. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de dierenwinkel was binnengegaan en de medewerkster had bedreigd met de woorden: 'ik wil geld, ik heb geld nodig' terwijl hij zijn hand in zijn jaszak had gestoken, wat de indruk wekte dat hij een wapen bij zich had. De verdachte heeft een bedrag van ongeveer 125 euro uit de kassa gestolen. Tijdens de rechtszittingen heeft de officier van justitie, mr. M.J. van Dijck, de vordering tot veroordeling ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.P. Poppe, pleitte voor een mildere straf op basis van de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van de overval en de impact op de slachtoffers meegewogen in haar beslissing. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en andere problemen, en heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een behandelverplichting. De benadeelde partijen, waaronder de medewerkster van de dierenwinkel en de dierenwinkel zelf, hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank grotendeels is toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730609-16 (P)
Datum vonnis: 15 juni 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2016 en 2 februari 2017 en is bij tussenvonnis van 9 februari 2017 heropend waarna het onderzoek op 20 april 2017 en 1 juni 2017 is voortgezet.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. van Dijck, officier van justitie, en van wat door verdachte en de raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:
Op 6 december 2016 te Zwolle diefstal met (dreiging van) geweld heeft gepleegd door een dierenwinkel te overvallen en daarbij ongeveer 150 euro heeft gestolen;
Subsidiair:
Op 6 december 2016 te Zwolle een diefstal heeft gepleegd door uit de kassa van een dierenwinkel ongeveer 150 euro te stelen;
En/of
Op 6 december 2016 [slachtoffer] , een medewerkster van de dierenwinkel, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 06 december 2016 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel op/aan de [adres] ) heeft weggenomen
één of meer bankbiljetten (met een waarde van ongeveer 150 euro), in elk geval
enig goed/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [dierenwinkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, toen daar opzettelijk bedreigend en/of gewelddadig
- die Dierenspeciaalzaak is binnengegaan en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen: ik wil geld, ik heb geld nodig” en/of “ik heb gewoon geld nodig, doe die kassa open”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (terwijl hij sprak tegen die [slachtoffer] ) zijn hand in zijn jaszak heeft gestoken;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen
SUBSIDIAIR, ter zake dat
A:
hij op of omstreeks 06 december 2016 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel op/aan de [adres] ) heeft weggenomen
één of meer bankbiljetten (met in totaal een waarde van 150 euro), in elk geval enig goed/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [dierenwinkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
en/of
B:
hij op of omstreeks 06 december 2016 te Zwolle [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :“ik wil geld, ik heb geld nodig en/of “ik heb gewoon geld nodig, doe die kassa open”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (daarbij en/of voorafgaand) zijn hand in zijn jaszak gestoken als ware hij een wapen bij zich had).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dat deze diefstal is voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld is volgens de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de tenlastegelegde diefstal sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming in de bijlage van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring daarvan hebben geleid.
Het gepleegde geweld dat met de diefstal gepaard ging, heeft verdachte ontkend. De rechtbank acht dat onderdeel echter ook bewezen.
De rechtbank gaat in dit verband uit van de verklaring zoals die door aangeefster [slachtoffer]
is afgelegd. Zij heeft verklaard dat verdachte met zijn hand in de binnenzak van zijn jas zat te graaien en daarbij riep: “
ik wil geld, ik heb geld nodig” en “ik heb gewoon geld nodig, doe die kassa open”.De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze verklaring te twijfelen. Temeer daar deze verklaring wordt ondersteund door camerabeelden waarop is te zien dat verdachte zijn rechterhand in zijn linker binnenzak steekt terwijl hij naar de kassa loopt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich door deze handelwijze schuldig gemaakt aan bedreiging met geweld. De bewijsmiddelen, die de voor dit oordeel redengevende feiten en omstandigheden bevatten, zijn als bijlage bij dit vonnis gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 6 december 2016 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel aan de [adres] heeft weggenomen bankbiljetten toebehorende aan [dierenwinkel] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, toen daar opzettelijk bedreigend
- die Dierenspeciaalzaak is binnengegaan en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen: ik wil geld, ik heb geld nodig” en “ik heb gewoon geld nodig, doe die kassa open”,
- (terwijl hij sprak tegen die [slachtoffer] ) zijn hand in zijn jaszak heeft gestoken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 312 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het primair bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, onder aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 29 mei 2017.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat er op basis van het reclasseringsrapport voldoende aanwijzingen zijn dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde te beschouwen is als verminderd toerekeningsvatbaar. De raadsman verzoekt hiermee in de strafoplegging rekening te houden en te volstaan met een korte(re) onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een lange voorwaardelijke gevangenisstraf.
Hierbij heeft de raadsman gewezen op het belang dat verdachte zo snel mogelijk in de psychiatrische zorg terecht moet komen omdat dit de enige goede plek voor hem is. De korte detentieperiode zou kunnen worden gebruikt om verdachte in de richting van de juiste hulpverlening te geleiden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 6 december 2016 schuldig gemaakt aan een overval op een dierenwinkel, waar op dat moment een vrouw achter de balie stond. Om de vrouw te bewegen tot het openen van de kassa heeft verdachte haar bedreigd door met zijn hand in zijn jaszak te graaien. Hiermee suggereerde hij dat hij een wapen had. Toen de vrouw de kassalade opende heeft verdachte een bedrag van € 125,00 uit de kassa gestolen.
Verdachte heeft zijn financiële motief voorop laten staan en heeft daarbij geen enkel oog gehad voor het feit dat een overval voor de slachtoffers in het algemeen een zeer indringende en beangstigende ervaring is.
Verder dient bedacht te worden dat dergelijke winkelovervallen bij collega-winkeliers voor de nodige gevoelens van onveiligheid zorgen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de verdachte betreffende Pro Justitia rapportages d.d. 30 maart 2017 en 31 maart 2017 uitgebracht door respectievelijk dr. F. Nhass, psychiater en drs. T. ‘t Hoen, gezondheidspsycholoog, waaruit blijkt dat verdachte weigert om mee te werken aan onderzoek omtrent zijn persoon.
Gelet op deze weigering hebben de deskundigen geen zicht kunnen verkrijgen op de mate van toerekeningsvatbaarheid. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat er voldoende aanwijzingen in het dossier zijn om te concluderen dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
De rechtbank overweegt hiertoe dat in het advies van Reclassering Nederland d.d. 29 mei 2017 wordt verwezen naar een afsluitbrief van Dimence d.d. 7 februari 2017 waarin staat vermeld dat verdachte is gediagnostiseerd met – kortgezegd – schizofrenie, afhankelijkheid van verschillende middelen en zwakbegaafdheid.
Verder is gebleken dat de rechtbank bij beschikking van 4 augustus 2016 een (nieuwe) voorwaardelijke rechterlijke machtiging heeft verleend voor de duur van een jaar en daarbij onder meer als voorwaarde heeft bepaald dat verdachte zich onder behandeling diende te stellen van het FACT team Zwolle Noord.
Voorts is gebleken dat verdachte voorafgaand aan zijn detentie bij trainingscentrum Overijssel in Zwolle woonde, dat hij in de penitentiaire inrichting de hoogste dosering anti-psychotica kreeg toegediend en dat hij vaak in zijn cel schreeuwde.
In het advies van de Reclassering Nederland d.d. 29 mei 2017 wordt geadviseerd om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting voor zijn psychiatrische- en verslavingsproblematiek waarbij een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken kan plaatsvinden, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan urinecontroles.
De rechtbank neemt voormeld advies over om zo de kans op recidive zoveel als mogelijk te kunnen beperken en zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. De rechtbank zal de geadviseerde voorwaarde inhoudende dat verdachte wordt verplicht medewerking te verlenen aan urinecontroles in dit geval niet opleggen. De rechtbank ziet enerzijds wel de noodzaak daartoe, maar ziet anderzijds dat de reclassering geconfronteerd gaat worden met een onwillige verdachte, waarbij de persoonlijkheidsproblematiek maakt dat verdachte niet zal meewerken aan deze voorwaarde. De rechtbank schat in dat, bij opname van deze verplichting in het vonnis, het reclasseringstoezicht in dit geval in zijn geheel zal mislukken, waarmee het benodigde toezicht niet van de grond komt. De op te leggen voorwaarden koppelt de rechtbank aan een voorwaardelijke gevangenisstraf, zodat de op te leggen gevangenisstraf voor een deel voorwaardelijk zal zijn.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarbij voor een overval met licht geweld/bedreiging als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar wordt genomen. De rechtbank zal voor de in dit geval bewezen verklaarde overval daarom als uitgangspunt 24 maanden gevangenisstraf nemen, maar zal, gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en gelet op wat hiervoor is overwogen, deze gevangenisstraf voor een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk doen zijn.

8.De schade van benadeelden

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] :
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit gehele bedrag wordt wegens immateriële schade gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering geheel wordt toegewezen, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer] .
Op voet van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast.
De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om de gevorderde immateriële schade van € 350,00 geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [dierenwinkel] :
8.5
De vordering van de benadeelde partij
[dierenwinkel] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 135,00 (honderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post: gestolen geld.
8.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen tot een bedrag van
€ 125,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk te verklaren.
8.7
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de vordering in zijn geheel moet worden afgewezen omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
8.8
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [dierenwinkel] .
Uit de dossierstukken is gebleken dat bij de aanhouding van verdachte, die kort na de overval plaatshad, een geldbedrag van € 125,00 bij hem is aangetroffen.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot dit bedrag, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De overige opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het primair ten laste gelegde feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Als
bijzondere voorwaardenworden gesteld dat:
Meldplicht:
Verdachte zal zich op uitnodiging melden bij de reclassering. Hierna zal verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Behandelverplichting - Ambulante behandeling:
Verdachte zal zich laten behandelen voor zijn psychiatrische- en verslavingsproblematiek bij een nader te bepalen instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Indien en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht zal verdachte zich, gedurende het ambulante behandeltraject, voor de duur van maximaal zeven weken klinisch laten opnemen ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, en zich daarbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang:
Verdachte zal in een instelling voor beschermd wonen of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, verblijven en zich houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] :
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Ten aanzien van de benadeelde partij [dierenwinkel] :
- bepaalt dat de benadeelde partij: [dierenwinkel] voor een deel van
€ 10,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, met nummer 2016595582. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:

1. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 2 februari 2017, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;

2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 6 december 2016, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring [1] ;
3. Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 6 december 2016, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] [2] ;
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2016, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] [3] :
Ten aanzien van de bedreiging met geweld:
5. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 6 december 2016, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [4] :

Vandaag, dinsdag 6 december 2016, was ik aan het werk in [dierenwinkel] gevestigd aan de [adres] te Zwolle. Omstreeks 15:30 uur kwam er een man de winkel binnen lopen. Ik stond achter de kassa en ik zag dat de man om een stelling heen naar mij toe liep. Ik hoorde dat de man zei “Ik wil geld, ik heb geld nodig” en “Ik heb gewoon geld nodig, doe die kassa open”. Ik zag dat de man met zijn rechterhand in de binnenzak van zijn jas zat te graaien terwijl hij dat zei. Ik was heel erg bang dat de man een wapen bij zich had, dus ik heb de kassa geopend.

6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2016, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] , zakelijk weergegeven [5] :
Op donderdag 8 december 2016 werden door mij de beelden van de overval uitgekeken
die vrijwillig ter beschikking zijn gesteld door de [dierenwinkel] , [adres] .
De overval werd gepleegd op 6 december 2016 omstreeks 15:30 uur bij genoemde
dierenspeciaalzaak.
Het volgende werd door mij op de beelden waargenomen:
16:25:07 C4
Op het moment dat de man richting de kassa loopt steekt bij zijn rechter hand in de linker binnenzak van zijn jas. Hij loopt door tot aan de kassa en blijft voor de kassa staan. De caissière loopt terug naar de kassa en komt om 16:25:16 achter de kassa tegenover de man te staan. Op dat moment heeft de man zijn hand niet meer in zijn binnenzak.
16:25:16 C2
De man staat voor de kassa. Hij lijkt met de caissière te praten.
16:25:19 de man steekt weer zijn rechter hand in de linker binnenzak van zijn jas.
16:25:22 de caissière doet de kassa open. Dat lijkt vrij rustig te gaan. Op het
moment dat de kassalade open gaat haalt de man zijn hand uit de binnenzak, helt over
de toonbank heen, pakt de kassalade vast en trekt die verder open. De caissière deint
iets achteruit, het lijkt alsof ze een beetje schrikt van de actie van de man. De man
begint, hangend over de toonbank, met beide handen te graaien in de kassalade en de caissière pakt af en toe heel even de lade vast aan de voorzijde, het lijkt of ze
zich even geen raad weet met de situatie. De man plukt redelijk gehaast een aantal
bankbiljetten uit de kassalade, steekt die opgepropt in zijn buitenste jaszakken
links en rechts en loopt om 16:25:32 weg bij de kassa. De caissière kijkt hem na en
op het moment dat de man kennelijk de winkel verlaat pakt ze om 16:25:37 de telefoon
die naast de kassa ligt en begint daarmee te bellen.

Voetnoten

1.Pagina 36-38.
2.Pagina 8-10.
3.Pagina 43-55.
4.Pagina 36-38.
5.Pagina 43-55.