ECLI:NL:RBOVE:2017:2410

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
08/164315-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door penningmeester van toneel- en revuegezelschap

Op 14 juni 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die als penningmeester van het Toneel- en Revuegezelschap Kameleon te Lonneker is beschuldigd van verduistering. De verdachte heeft in de periode van 1 september 2008 tot en met 21 oktober 2015 geldbedragen verduisterd, wat heeft geleid tot een aanzienlijke financiële schade voor de vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn positie als penningmeester heeft misbruikt en het in hem gestelde vertrouwen heeft beschaamd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 23.571,- aan de benadeelde partij te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de benadeelde partij toegewezen, en de verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit, wat in zijn voordeel is meegewogen. De rechtbank heeft het beroep op psychische overmacht van de verdachte verworpen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor de gestelde bedreigingen. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de zaak met zorg behandeld, rekening houdend met de impact op de verdachte en de gemeenschap.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/164315-16 (P)
Datum vonnis: 14 juni 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1958 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2017. Eerder is de zaak op 10 november 2016 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Steeghs en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.F. Speijdel,
advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
Namens de benadeelde partij Toneel- en Revuegezelschap Kameleon te Lonneker was aanwezig mr. R. Amelink, advocaat te Hilversum.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer, dat verdachte in de periode van 1 september 2008 tot en met 21 oktober 2015 geld heeft verduisterd van de vereniging Toneel en Revuegezelschap Kameleon te Lonneker, waarvan verdachte de penningmeester was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 21 oktober 2015 te Lonneker, gemeente Enschede, (telkens) opzettelijk een geld bedrag (tot een totaal van 23571 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan Vereniging Toneel en Revuegezelschap Kameleon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als penningmeester van voornoemde vereniging, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte is per 1 september 2006 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als penningmeester van vereniging Toneel- en Revuegezelschap “Kameleon” te Lonneker.
Deze vereniging is in 1947 opgericht door de vader van verdachte. Begin augustus 2015 werd de vereniging benaderd door leveranciers omdat facturen niet betaald zouden zijn.
In verband hiermee heeft het bestuur van de vereniging een kascontrole gedaan waartoe onder meer originele bankafschriften zijn opgevraagd. Hieruit bleek onder meer dat verdachte meermalen geldbedragen van de vereniging heeft overgemaakt naar zijn eigen rekening. Namens de vereniging is daarop aangifte gedaan van verduistering.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van oktober 2009 tot en met 21 oktober 2015 in totaal € 20.000,- heeft verduisterd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de verklaringen van verdachte zoals afgelegd bij de politie en ter terechtzitting.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan een bewezenverklaring met dien verstande dat de pleegperiode conform het voorstel van de officier van justitie dient te worden ingekort, dat er geen sprake was van een verduistering in dienstbetrekking en dat het schadebedrag conform de herberekening door verdachte zelf maximaal € 4.810,- bedraagt, doch in elk geval niet meer dan € 18.000,- conform de eerste verklaring van verdachte bij de politie.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat de pleegperiode wordt beperkt tot oktober 2009 tot en met 21 oktober 2015. De rechtbank is voorts van oordeel dat geen sprake is van een verduistering in dienstbetrekking nu verdachte als penningmeester van een vereniging niet werkzaam was in ondergeschiktheid.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 mei 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever], namens Vereniging Toneel- en Revuegezelschap Kameleon te Lonneker, van 18 februari 2016, pagina’s 3-6.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van oktober 2009 tot en met 21 oktober 2015 te Lonneker, gemeente Enschede, telkens opzettelijk een geldbedrag toebehoorde aan Vereniging Toneel en Revuegezelschap Kameleon en welk goed verdachte als penningmeester van voornoemde vereniging, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: verduistering, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Psychische overmacht
Voor zover verdachte heeft willen betogen dat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens psychische overmacht, overweegt de rechtbank als volgt.
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kan en ook niet hoeft te bieden. Bij de politie en ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij door zijn advieswerk verstrengeld is geraakt in het criminele circuit. Volgens verdachte was er sprake van ernstige fysieke en mentale bedreigingen jegens zijn persoon, maar heeft hij daarvan nimmer aangifte durven doen. Ook zijn er volgens verdachte geen getuigen die zijn verhaal kunnen bevestigen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte daadwerkelijk werd bedreigd dan wel gechanteerd. De rechtbank verwerpt mitsdien het beroep op psychische overmacht.
Er zijn derhalve geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier heeft, mede gelet op de hoogte van het verduisterde bedrag, gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand en een taakstraf voor de duur van 180 uren, bij niet verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis. Voorts dient aan verdachte een beroepsverbod als penningmeester van verenigingen te worden opgelegd voor de duur van maximaal vijf jaren, aldus de officier van justitie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, bij de strafoplegging rekening te houden met de volgende omstandigheden. Verdachte heeft zich met hart en ziel voor de vereniging Kameleon ingezet en heeft zichzelf nooit ten koste van de vereniging verrijkt. Verder moet rekening worden gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Bovendien zijn verdachte en zijn gezin, door de publiciteit en de gevolgen daarvan, reeds zwaar gestraft.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich als penningmeester van een plaatselijk toneel- en revuegezelschap schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen de vereniging financieel fors benadeeld, maar bovenal zijn positie als penningmeester ernstig misbruikt en het in hem gestelde vertrouwen beschaamd.
Bij de straftoemeting houdt de rechtbank rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hiervoor overwogene in aanmerking nemend, zal de rechtbank, naast een forse taakstraf, ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank heeft, gelet op de maatschappelijke impact van een strafbaar feit als het onderhavige, bij het bepalen van de strafmaat, in de mediabelangstelling voor deze zaak géén matigend effect op de hoogte van de op te leggen straf gezien. Wel heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat de zaak grote sociale gevolgen heeft voor verdachte; in een kleine gemeenschap als Lonneker weet iedereen ervan. En ten voordele van verdachte wordt rekening gehouden met het feit dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank ziet, gelet op de redactie van artikel 325 Sr, geen ruimte verdachte te verbieden op vrijwillige basis en onbetaald, werkzaamheden als penningmeester te verrichten. De rechtbank zal dan ook geen beroepsverbod aan verdachte opleggen, zoals is gevorderd door de officier van justitie. Wel zal de rechtbank, gezien de aard en ernst van het strafbare feit, aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van drie jaren verbinden. Verdachte zal gedurende langere tijd ervan doordrongen moeten blijven dat een nieuw vergrijp vergaande gevolgen voor hem zal hebben.
Alles afwegende, acht de rechtbank, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand, met een proeftijd van drie jaren, alsmede een taakstraf van 180 uren, bij niet verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Toneel- en Revuegezelschap Kameleon te Lonneker, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 23.571,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het gevorderde bedrag betreft uitsluitend materiële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, tot een bedrag van € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en naar civiele maatstaven door verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist. De door verdachte summier opgestelde (her)becijfering en zijn enkele stelling dat hij ook vanaf zijn eigen bankrekening betalingen voor de vereniging heeft verricht, zijn daartoe volstrekt onvoldoende. Verdachte heeft zijn herziene standpunt dat de door de vereniging geleden schade € 4.810,- bedraagt op geen enkele wijze met bankafschriften of anderszins onderbouwd. Verdachte is daarom tot vergoeding van de door de vereniging aantoonbaar geleden schade gehouden.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 23.571,-, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf
  • de rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Toneel- en Revuegezelschap Kameleon Lonneker van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bloebaum, voorzitter, mr. U. van Houten en
mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2015513274 van 8 juli 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.