In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en een asielzoekster, hierna aangeduid als [gedaagde]. De asielzoekster, afkomstig uit Eritrea, had een afgeleide verblijfsvergunning en verbleef in het AZC Hardenberg. COA vorderde ontruiming van de door [gedaagde] gebruikte ruimte in het AZC, omdat zij haar recht op opvang zou misbruiken door haar verblijf te baseren op een echtscheidingssituatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat COA de juiste procespartij was en dat [gedaagde] niet-ontvankelijkheid niet kon inroepen. De rechter stelde vast dat [gedaagde] misbruik maakte van haar recht op opvang, aangezien zij deze aanwendde voor huisvesting in het kader van een echtscheiding, wat niet onder de taken van COA valt. De vordering van COA werd toegewezen, maar de rechter gaf [gedaagde] een langere ontruimingstermijn dan gevorderd, om haar de kans te geven een alternatieve huisvesting te vinden. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van COA.