De overwegingen
De raadkamer stelt voorop dat de officier van justitie ter zitting heeft gesteld dat het belang van strafvordering niet langer het voortduren van het beslag vordert.
Klager heeft geklaagd over het uitblijven van een last tot teruggave van de auto en wenst afgifte van de auto aan hem.
De raadkamer overweegt daarover het volgende.
Op het moment dat klager uitvoering heeft gegeven aan de koopovereenkomst door de Volkswagen Golf op 2 december 2016 in Breda aan de koper over te dragen waarna het kenteken op naam van de koper is gesteld, is de eigendom van de auto overgegaan naar de koper. Dat klager daarna constateerde dat hij de koopprijs niet had ontvangen, maakt dat niet anders. De koper is zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst jegens klager niet nagekomen. Klager kan de koper civielrechtelijk aanspreken tot nakoming van de betaling van de koopprijs en ook kan klager bij een eventuele strafrechtelijke vervolging van de koper ter zake oplichting zich in het strafproces tegen de verdachte als benadeelde partij voegen met een vordering tot schadevergoeding.
De raadkamer leidt uit de stukken af dat [belanghebbende] onder wie de auto op 10 december 2016 inbeslaggenomen is, een autobedrijf heeft en de auto na gedegen onderzoek op 3 december 2016 in [woonplaats 2] heeft gekocht van [betrokkene] waarna op 5 december 2016 na contante betaling van het eerder overeengekomen aankoopbedrag de levering van de auto heeft plaatsgevonden en de auto vervolgens ten name van belanghebbende [klager 2] is gesteld. Nu het belang van strafvordering niet noopt tot handhaving van het beslag op de auto, immers is niet gebleken van strafbare feiten bij de aankoop van de auto door [belanghebbende] op
3 december 2016, moet de auto volgens artikel 116 Wetboek van Strafvordering worden teruggegeven aan degene onder wie de auto inbeslaggenomen is, te weten [belanghebbende] .
[belanghebbende] heeft zelf geen klaagschrift ingediend en als belanghebbende te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen afgifte van de auto aan zijn broer [klager 2] als degene aan wie de auto toebehoort en die de auto op naam heeft.
Gelet op de stukken en verhandelde ter terechtzitting is de raadkamer net als de officier van justitie van oordeel dat [klager 2] redelijkerwijs als rechthebbende op de auto kan worden aangemerkt.
Het feit dat de officier van justitie bij het parket Zeeland-West Brabant aan klager heeft meegedeeld dat de auto aan hem zal worden afgegeven, maakt dat niet anders nu de auto inbeslaggenomen is in het arrondissement Oost-Nederland en om die reden niet de officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West Brabant maar de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland bevoegd is om een beslissing te nemen over de in [woonplaats 2] onder [belanghebbende] op 10 december 2016 inbeslaggenomen auto.