ECLI:NL:RBOVE:2017:234

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
17/39
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave inbeslaggenomen auto na verkoop en oplichting

In deze zaak gaat het om de teruggave van een inbeslaggenomen Volkswagen Golf. De eerste eigenaar, klager, heeft de auto op 2 december 2016 verkocht aan een koper, maar heeft de koopprijs nooit ontvangen. De koper heeft de auto vervolgens doorverkocht aan een derde, die de auto op 10 december 2016 in beslag heeft laten nemen door de politie in het kader van een onderzoek naar mogelijke oplichting. Klager heeft op 10 december aangifte gedaan van oplichting. De raadkamer van de rechtbank Overijssel heeft op 18 januari 2017 geoordeeld dat de auto moet worden teruggegeven aan de laatste eigenaar, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Klager kan de eerste koper civielrechtelijk aanspreken voor de koopprijs en zich als benadeelde partij voegen in een eventuele strafzaak tegen de eerste koper. De raadkamer heeft het klaagschrift van klager ongegrond verklaard, omdat het belang van strafvordering niet langer het voortduren van het beslag vorderde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Klaagschriftnummer: 17/39
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift op grond van artikel 552a Sv van:
[klager 1] ,
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats 1] aan de [adres 1] ,
verder te noemen: klager.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift, gedateerd 17 januari 2017, is op diezelfde datum op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend door klager.
Het klaagschrift betreft een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag op een voertuig, Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] . Zakelijk weergegeven wordt geklaagd over het uitblijven van een last tot teruggave van de inbeslaggenomen auto.
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 18 januari 2017.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie, klager en de belanghebbenden [klager 2] en [belanghebbende] gehoord. [klager 2] heeft eveneens een klaagschrift ingediend waarop bij beschikking van heden eveneens wordt beslist.
De raadkamer heeft kennis genomen van de door de officier van justitie overgelegde stukken naar aanleiding waarvan de inbeslagneming heeft plaatsgevonden.

2.De standpunten van klager, de belanghebbenden en de officier van justitie

Klager heeft bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een last tot teruggave van de inbeslaggenomen auto en hij heeft afgifte van de auto aan hem verzocht. Hij heeft daartoe gesteld dat de auto door hem is verkocht, maar dat hij is bestolen dan wel opgelicht nu hij de koopprijs niet heeft ontvangen. Hiervan heeft klager op 10 december 2016 aangifte gedaan bij de politie Eenheid Zeeland - West-Brabant. Kort na de overdracht van de auto op
2 december 2016 in Breda is de auto op 3 december 2016 doorverkocht aan [belanghebbende] in [woonplaats 2] en vervolgens op 5 december 2016 op naam van [klager 2] gesteld. Volgens klager is [klager 2] niet de rechthebbende van de auto, nu [belanghebbende] bij de aankoop van de auto niet te goeder trouw is geweest. Er is geen informatie waaruit de eigendomsoverdracht blijkt en volgens klager is er geen redelijke prijs voor de auto betaald, nu de auto meer waard is dan de betaalde € 17.350,-. Klager heeft tot slot een beroep gedaan op de bescherming van artikel 3:86 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard. Hij heeft daartoe gesteld dat als gevolg van de koopovereenkomst en de levering van de Volkswagen Golf door klager aan de koper op 2 december 2016, de eigendom van de auto is overgegaan naar de koper. Dat klager de koopprijs niet heeft ontvangen, betekent niet dat de eigendom van de Golf niet is overgegaan naar de koper. Klager resteert een civielrechtelijke vordering tot nakoming van de betaling van de koopprijs en ook kan klager bij een eventuele strafrechtelijke vervolging van de koper ter zake oplichting zich in het strafproces tegen de verdachte als benadeelde partij voegen met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie heeft tevens gesteld dat [klager 2] redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt van de auto. Nu er geen strafvorderlijk belang meer is bij voortduring van het beslag, kan het beslag worden opgeheven en kan de auto aan [klager 2] als redelijkerwijs rechthebbende van de auto worden afgegeven. Het klaagschrift van klager dient ongegrond verklaard te worden.
De belanghebbende [klager 2] heeft zich op het standpunt gesteld eigenaar te zijn van de auto. Hij heeft daartoe gesteld dat zijn broer, [belanghebbende] die een autobedrijf heeft, voor hem op 3 december 2016 de auto heeft gekocht nadat die broer tevoren het kenteken had nagetrokken bij de RDW, gecontroleerd had of de boordmap met autogegevens en boekjes aanwezig was, gecontroleerd had of beide sleutels aanwezig waren en ook nog het chassisnummer had nagetrokken bij de Volkswagen dealer ‘ [dealer] ’ in [plaats] (Duitsland). Het kenteken stond niet als gestolen geregistreerd, de nummers van de auto kwamen overeen met de gegevens uit de boekjes en in het dealer bestand was niets vreemds bekend aan de hand van het chassisnummer. De broer van belanghebbende heeft de auto vervolgens na raadpleging van de ANWB en BOVAG-koerslijst voor een redelijke prijs gekocht. Op
5 december 2016 is de auto door de verkoper na contante betaling aan [belanghebbende] overgedragen en is het kenteken van de auto op naam van belanghebbende gesteld.
[klager 2] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij derde te goeder trouw is als bedoeld in artikel 3:86, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek en derhalve rechthebbende op de auto. De belanghebbende verzoekt dan ook afgifte van de auto aan hem en heeft daartoe zelf een klaagschrift ingediend.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De raadkamer van de rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
Maatstaf
Het beklag richt zich tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv. De raadkamer dient daarom a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de beslagene te gelasten, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dat laatste geval moet het beklag ongegrond worden verklaard.
De raadkamer stelt hierbij voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Niet gevergd kan worden dat ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak wordt getreden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsraadkamer zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagraadkamer vooruit loopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. De raadkamer tekent hier echter bij aan dat moet worden beslist op grond van alle relevante feiten en omstandigheden van het geval op het moment van het beoordelen van het beklag. Het summiere karakter van de beklagprocedure leidt er daarom niet toe dat niet kritisch naar deze feiten en omstandigheden zal worden gekeken.
Feiten en omstandigheden
Op 2 december 2016 heeft klager als eigenaar van de Volkswagen Golf, zijn auto verkocht. Hij heeft die dag de eigendom van de auto overgedragen aan de koper genaamd [betrokkene] . Klager verkeerde door het door de koper tonen van een bankapp van de ING-bank, in de veronderstelling dat het overeengekomen bedrag naar zijn bankrekening was overgeboekt. Vervolgens heeft de overschrijving van het kenteken op naam van de koper plaatsgevonden.
Op 3 december 2016 heeft [belanghebbende] voor zijn broer [klager 2] , belanghebbende, de auto na onderzoek zoals controle van de twee sleutels, natrekking van het kenteken bij de RDW en controle van het chassisnummer, gekocht voor een bedrag van € 17.350,- van
[betrokkene] , wonende te [woonplaats 3] aan de [adres 2] .
Op 5 december 2016 heeft [belanghebbende] het overeengekomen bedrag contant aan de verkoper betaald en is de auto aan hem overgedragen. Vervolgens is de auto op naam van belanghebbende [klager 2] gesteld.
Op 10 december 2016 heeft klager aangifte gedaan van oplichting bij de politie Eenheid Zeeland - West-Brabant.
Op 10 december 2016 is de auto door de politie Eenheid Oost-Nederland, district Twente onder [belanghebbende] te [woonplaats 2] in beslag genomen.
De overwegingen
De raadkamer stelt voorop dat de officier van justitie ter zitting heeft gesteld dat het belang van strafvordering niet langer het voortduren van het beslag vordert.
Klager heeft geklaagd over het uitblijven van een last tot teruggave van de auto en wenst afgifte van de auto aan hem.
De raadkamer overweegt daarover het volgende.
Op het moment dat klager uitvoering heeft gegeven aan de koopovereenkomst door de Volkswagen Golf op 2 december 2016 in Breda aan de koper over te dragen waarna het kenteken op naam van de koper is gesteld, is de eigendom van de auto overgegaan naar de koper. Dat klager daarna constateerde dat hij de koopprijs niet had ontvangen, maakt dat niet anders. De koper is zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst jegens klager niet nagekomen. Klager kan de koper civielrechtelijk aanspreken tot nakoming van de betaling van de koopprijs en ook kan klager bij een eventuele strafrechtelijke vervolging van de koper ter zake oplichting zich in het strafproces tegen de verdachte als benadeelde partij voegen met een vordering tot schadevergoeding.
De raadkamer leidt uit de stukken af dat [belanghebbende] onder wie de auto op 10 december 2016 inbeslaggenomen is, een autobedrijf heeft en de auto na gedegen onderzoek op 3 december 2016 in [woonplaats 2] heeft gekocht van [betrokkene] waarna op 5 december 2016 na contante betaling van het eerder overeengekomen aankoopbedrag de levering van de auto heeft plaatsgevonden en de auto vervolgens ten name van belanghebbende [klager 2] is gesteld. Nu het belang van strafvordering niet noopt tot handhaving van het beslag op de auto, immers is niet gebleken van strafbare feiten bij de aankoop van de auto door [belanghebbende] op
3 december 2016, moet de auto volgens artikel 116 Wetboek van Strafvordering worden teruggegeven aan degene onder wie de auto inbeslaggenomen is, te weten [belanghebbende] .
[belanghebbende] heeft zelf geen klaagschrift ingediend en als belanghebbende te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen afgifte van de auto aan zijn broer [klager 2] als degene aan wie de auto toebehoort en die de auto op naam heeft.
Gelet op de stukken en verhandelde ter terechtzitting is de raadkamer net als de officier van justitie van oordeel dat [klager 2] redelijkerwijs als rechthebbende op de auto kan worden aangemerkt.
Het feit dat de officier van justitie bij het parket Zeeland-West Brabant aan klager heeft meegedeeld dat de auto aan hem zal worden afgegeven, maakt dat niet anders nu de auto inbeslaggenomen is in het arrondissement Oost-Nederland en om die reden niet de officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West Brabant maar de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland bevoegd is om een beslissing te nemen over de in [woonplaats 2] onder [belanghebbende] op 10 december 2016 inbeslaggenomen auto.
Conclusie
De raadkamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard.

6.De beslissing

De raadkamer
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, door hen ondertekend en in het openbaar uitgesproken op
18 januari 2017.