Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[A] ,
[D],
1.De procedure
28 september 2016. Na dat tussenvonnis hebben de navolgende proceshandelingen plaatsgevonden:
2.Aanpassing van eis
artikel 6: 119 BW, te berekenen over € 83.073,02 vanaf 15 juli 2011, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans van een in goede justitie te bepalen dag, tot aan de dag der algehele voldoening;
artikel 6: 119 BW, te berekenen over € 54.148,01 vanaf 15 juli 2011, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans van een in goede justitie te bepalen dag, tot aan de dag der algehele voldoening;
artikel 6: 119 BW, te berekenen over € 38.837,01 vanaf 15 juli 2011, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans van een in goede justitie te bepalen dag, tot aan de dag der algehele voldoening en [C] veroordeelt tot betaling aan de curator van € 15.311,- ad € 928,- en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6: 119 BW, de berekenen over € 15.311,- vanaf 15 juli 2011, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans van een in goede justitie te bepalen dag, tot aan de dag der algehele voldoening;
3.De feiten, het geschil en standpunten van partijen
4.De beoordeling
artikel 54 Fw. aan die verrekeningen in de weg stond. Artikel 54 Fw. maakt deel uit van het in de artikelen 53 – 55 Fw. vervatte stelsel van regels, met betrekking tot de bevoegdheid om een schuld aan de gefailleerde te verrekenen met een vordering op de gefailleerde. De hoofdregel is neergelegd in artikel 53 Fw., dat bepaalt dat degene die zowel schuldenaar als schuldeiser van de gefailleerde is, zijn schuld met zijn vordering op de gefailleerde kan verrekenen indien beide zijn ontstaan voor de faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen voor de faillietverklaring met de gefailleerde verricht. Met name artikel 54 Fw. maakt een uitzondering op de hoofdregel. Geen bevoegdheid tot verrekening bestaat in het geval dat degene die een schuld aan de gefailleerde of een vordering op de gefailleerde voor de faillietverklaring van een derde heeft overgenomen, bij die overneming niet te goeder trouw heeft gehandeld.
Hoge Raad heeft nog eens vastgelegd dat artikel 54 lid 1 Fw. ertoe strekt verrekening uit te sluiten in die gevallen waarin een schuldenaar of een schuldeiser van de boedel een vordering respectievelijk een schuld van een derde overneemt, met het doel zichzelf de mogelijkheid van verrekening te verschaffen. Uit het arrest leidt de rechtbank af dat het daadwerkelijk moet gaan om het overnemen van een vordering (of schuld) van een derde. Voor toepassing van artikel 54 Fw. is in het onderhavige geval derhalve vereist dat de vordering van de Ontvanger op het [X] daadwerkelijk is overgenomen door [B] met voornoemd doel.
5.De beslissing
mrs. G.G. Vermeulen, M.L.J. Koopmans en G. van Eerden in tegenwoordigheid van de griffier.