ECLI:NL:RBOVE:2017:2309

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
C/08/201940 / KG ZA 17-163
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over levering voormalig echtelijke woning en schade aan inboedelgoederen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een kort geding tussen een man en een vrouw die eerder gehuwd zijn geweest. De echtscheiding is op 17 mei 2016 ingeschreven. De man vordert dat de vrouw binnen veertien dagen de notariële levering van de voormalig echtelijke woning aan haarzelf bewerkstelligt, alsook dat zij hem ontslaat uit de aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. Daarnaast vordert hij een schadevergoeding voor inboedelgoederen die beschadigd zijn geraakt. De vrouw heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in de levering van de woning, ondanks dat er eerder overeenstemming was bereikt over de toedeling van de woning en de hypothecaire verplichtingen. De vrouw heeft nagelaten om de man tijdig op de hoogte te houden van haar acties met betrekking tot de hypotheek en de notaris, wat heeft geleid tot vertraging in de levering.

Wat betreft de inboedelgoederen is vastgesteld dat de vrouw deze niet op de afgesproken wijze heeft overgedragen, waardoor schade is ontstaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw aansprakelijk is voor deze schade en heeft de vorderingen van de man toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen. De vrouw is veroordeeld tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding en tot het bewerkstelligen van de notariële levering van de woning binnen een bepaalde termijn. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/201940 / KG ZA 17-163
Vonnis in kort geding van 2 juni 2017
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.H. Broeksema te Zwolle,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.M. Thoenes-van der Veen te Zwolle.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 9
  • de voor de mondelinge behandeling ingezonden conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met de producties 1 tot en met 4
  • de mondelinge behandeling op 22 mei 2017
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. De echtscheiding is op 17 mei 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de voormalig echtelijke woning aan het [adres] (hierna: de woning). Partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheek(schuld) die aan de woning verbonden is.
2.3.
Na de beëindiging van de samenleving is de vrouw met de twee minderjarige kinderen van partijen in de woning blijven wonen.
2.4.
Op 7 maart 2017 hebben partijen bij gelegenheid van een comparitie van partijen inzake een procedure over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden overeenstemming bereikt over - onder meer - de toedeling van de voormalig echtelijke woning en de verdeling van diverse inboedelzaken.
In de in het proces-verbaal van genoemde comparitie opgenomen vaststellingsovereenkomst staat, voor zover van belang:
“de voormalig echtelijke, verhypothekeerde woning, [adres] wordt toegedeeld aan de vrouw met inbegrip van de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit twee aan de hypotheekbank verpande Aegon Bankspaarpolissen tegen een door de vrouw alsdan aan de man te betalen vergoeding van Euro 16.500,00. De man zal op eerste verzoek van de vrouw meewerken aan alle noodzakelijke te naamstellingen en hij zal uiterlijk op de dag van de notariële levering van de woning aan de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek zijn ontslagen. Levering zal naar verwachting plaats kunnen vinden op een termijn van acht weken na heden.”
En:
“de vrouw zal binnen tien dagen na heden aan de man de inboedelzaken ter hand stellen, zoals vermeld in de aangehechte bijlage achter deze vaststellingsovereenkomst;
De man komt deze bij de vrouw ophalen.”
2.5.
Partijen hebben na de zitting per e-mail afgesproken dat de man de inboedelzaken op zondag 19 maart 2017 zou ophalen. De vrouw heeft verschillende inboedelgoederen (waaronder een tweetal schilderijen, een hakblok, zes eetkamerstoelen, cd’s en een eettafel) in de tuin geplaatst. De spullen hebben in ieder geval één nacht in de tuin gestaan (deels onder een afdak). De eettafel stond niet onder een afdak. De man heeft (een deel van) de klaargezette goederen op 19 maart 2017 opgehaald. Hij heeft foto’s gemaakt van (een deel van) de goederen toen hij ze aantrof.
2.6.
In een e-mail van 29 maart 2017 heeft de vrouw aan de man de vraag voorgelegd wie de notaris uit zal zoeken. Uit de e-mail blijkt dat de vrouw de rekening van de notaris wil delen, zodat de man en de vrouw ieder de helft van de notariskosten zullen dragen. De man is niet akkoord gegaan met dit uitgangspunt. De levering van de woning aan de vrouw heeft (mede daardoor) nog niet plaatsgevonden.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
de vrouw zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de notariële levering van de voormalig echtelijke woning aan het [adres] aan haarzelf te bewerkstellingen;
de vrouw zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het ontslag uit de aansprakelijkheid van de man voor de hypothecaire geldlening bij de Aegon te bewerkstellingen;
de vrouw zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, of zoveel eerder als de notariële levering plaatsvindt, het bedrag van € 16.500,00 aan de man te voldoen;
aan de veroordelingen onder a. en b. een dwangsom te verbinden van € 500,00 voor iedere dag dat de vrouw nalaat om aan de veroordelingen onder a. of b. te voldoen, zulks met een maximum van € 50.000,00;
de vrouw zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de man bij wijze van voorschot op de door hem te ontvangen schadevergoeding een bedrag van € 7.000,00 te voldoen,
de vrouw zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren, de man zal veroordelen tot voldoening van de helft van de kosten van de notariële (overdrachts-)akte van notaris De Jong te Zwolle en de verdere kosten verbonden aan de inschrijving benodigd voor de goederenrechtelijke levering van de voormalig echtelijke woning gelegen aan het [adres].
4.2.
De man voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Met betrekking tot de woning

5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man naar voren gebracht dat hij voornemens is een woning te kopen, maar dat de omstandigheid dat hij nog altijd hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypothecaire geldlening, in de weg staat aan het verkrijgen van financiering hiervoor. De voorzieningenrechter acht in verband hiermee het spoedeisend belang van de man in voldoende mate aanwezig. Hierbij neemt zij mede in aanmerking dat in de vaststellingsovereenkomst van 7 maart 2017 al is overeengekomen dat - kort gezegd - de vrouw de woning en hypothecaire geldlening zou overnemen en dat partijen daarbij voor ogen hadden dat dit na ongeveer acht weken na 7 maart 2017 zou zijn gerealiseerd, terwijl ten tijde van de mondelinge behandeling ongeveer 11 weken na 7 maart 2017 zijn verstreken.
5.2.
Juist is dat in de vaststellingsovereenkomst van 7 maart 2017 geen datum is afgesproken waarop de levering uiterlijk zou plaatsvinden en dat (enkel) afgesproken was dat de levering naar verwachting op een termijn van acht weken zou kunnen plaatsvinden. Dat geen uiterste datum was afgesproken ontsloeg de vrouw echter niet van de verplichting zich tot het uiterste in te spannen de levering binnen genoemde acht weken te realiseren. Uit de stukken blijkt enkel dat de vrouw zich op 21 maart 2017 tot een hypotheekadviseur heeft gewend en dat het proces vanaf 29 maart 2017, na een discussie over de notariskosten, enige tijd stil heeft gelegen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw erkend dat door die discussie vertraging is ontstaan. Wanneer de vrouw bij Aegon een aanvraag heeft ingediend voor de wijziging van de tenaamstelling van de hypotheek is door de vrouw niet duidelijk gemaakt. Vast staat voorts dat de vrouw - behoudens de vraag over de in te schakelen notaris en de kosten daarvan - de man niet op de hoogte heeft gehouden van haar acties inzake de levering van de woning aan haar.
5.3.
Bovenstaande omstandigheden in aanmerking genomen is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat de vrouw de levering van de woning met bijbehorende hypotheekverplichtingen onvoldoende voortvarend ter hand heeft genomen. Dat op enig moment discussie is ontstaan over de notariskosten vormde geen rechtvaardiging voor het achterwege laten van op de levering gerichte acties door de vrouw. De discussie over genoemde kosten stond immers niet in de weg aan het doen van - bijvoorbeeld - het verzoek aan Aegon de hypotheek op naam van de vrouw te stellen en de man uit zijn hoofdelijke verplichtingen te ontslaan. Hiermee heeft de vrouw de levering van de woning en overname van de hypotheek onnodig vertraagd. Weliswaar heeft de vrouw nog naar voren gebracht dat de behandeling van haar verzoek aan Aegon om de hypotheek op haar naam te stellen bij Aegon vertraging heeft opgelopen, maar de vrouw heeft nagelaten inzichtelijk te maken op welk moment zij die aanvraag precies heeft gedaan, navraag te doen op welk moment de aanvraag wel behandeld zal worden en hieromtrent (met de man) te communiceren. Dat had - mede gelet op het verstrijken van de door partijen ingeschatte termijn van 8 weken en de op haar rustende inspanningsplicht - wel op haar weg gelegen. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat de vrouw naar voren heeft gebracht dat de financiering van de hypotheek niet tot problemen zal leiden. Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de voorlopige conclusie dat de vrouw toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de door partijen met betrekking tot de woning en hypotheek gemaakte afspraken.
5.4.
Gelet op het belang van de man binnen afzienbare tijd ontslagen te worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de (hypotheek)verplichtingen met betrekking tot de woning ziet de voorzieningenrechter in het voorgaande voldoende aanleiding de vorderingen van de man ten aanzien van de woning toe te wijzen, met dien verstande dat de vrouw daarbij een langere termijn zal worden gegund, nu zij ook ten tijde van de mondelinge behandeling nog niet wist wanneer Aegon haar verzoek in behandeling zou nemen.
Met betrekking tot de inboedelzaken
5.5.
De onder ‘e’ geformuleerde vordering betreft de betaling van een voorschot. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
5.6.
Vaststaat dat de vrouw de zaken vóór de afgesproken datum buiten in de tuin heeft gezet en dat het tussen het moment van plaatsen en het (door partijen afgesproken) moment van afhalen, heeft geregend. Op een deel van de door de man overgelegde foto’s - waarvan de vrouw niet betwist dat ze in de tuin bij de woning zijn gemaakt - is te zien dat de goederen buiten staan. Ook op de zaken die volgens de vrouw onder een afdak waren gezet is duidelijk (regen)water zichtbaar. Zo is op de foto’s te zien dat in ieder geval het doek van een van de schilderijen voor een groot deel is volgezogen met vocht, dat vocht in de poten en onderkant van de eettafel is getrokken, dat verschillende eettafelstoelen (vocht)vlekken hebben, dat tassen met CD’s nat zijn geregend en dat de ladekast met hakblok zichtbaar nat is geworden. Daarnaast vertonen verschillende goederen, zoals een tweetal witte kasten met schuifdeur (hierna: de CD-kast en de DVD-kast), cd’s, de tafel en de ladekost met hakblok, schade, waarvan het niet aannemelijk is - gelet op de aard van die schade (o.a. diepe/grote krassen/beschadigingen - dat die schade door normaal gebruik van die goederen is ontstaan. Niet betwist is voorts dat een van de lades van de ladekast met hakblok (ernstig) beschadigd is geraakt. Ook het hakblok zelf is – zo heeft de vrouw erkend – door haar toedoen beschadigd. De eettafel is aan de bovenkant zwaar beschadigd, terwijl deze beschadiging niet is te zien op een foto die van de tafel is gemaakt voordat de samenleving tussen partijen was geëindigd.
5.7.
Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk dat verschillende goederen beschadigd zijn geraakt en dat de vrouw voor deze schade aansprakelijk is. Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een voorschot op de schade toewijsbaar. Wat betreft de hoogte op het voorschot wordt het volgende overwogen.
5.8.
De man heeft de hoogte van de schade onderbouwd met:
een e-mail van Gilsing Wonen, waarin een prijsindicatie is gegeven van € 968,00 voor herstel van de eetkamerstoelen.
een offerte van Batjes meubelen voor zes nieuwe eetkamerstoelen voor een totaalbedrag van € 1.910,00.
een offerte van Wielink Meubelmakerij voor restauratie van de tafel ad € 675,00 en restauratie van de ladekast ad € 845,00,
een offerte voor reparatie van de schilderijen ad € 265,00, met de kanttekening dat de waterschade in het linnen niet te repareren is en dat kleurverschil zal blijven.
en offerte van de mediamarkt voor een printer en een beeldscherm ad € 368,00.
5.9.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een vergoeding van de nieuwwaarde niet aan de orde kan zijn, ook voor de spullen die niet (volledig) hersteld kunnen worden. Met uitzondering van de schilderijen geldt voor alle zaken immers dat de waarde in de loop der jaren verminderd is.
Eetkamerstoelen
Uitgaande van de offerte van Batjes Meubelen is de nieuwwaarde van de beschadigde en niet volledig te herstellen eetkamerstoelen € 1.910,00. Deze waarde in aanmerking genomen is vooralsnog aannemelijk dat een schade is geleden ter hoogte van de begrote reparatiekosten ad € 968,00, neerkomende op ongeveer de helft van de nieuwwaarde.
Tafel, ladekast met hakblok, CD-kast en DVD-kast
Van deze zaken is de nieuwwaarde niet is onderbouwd. De voorzieningenrechter zal de schade aan deze goederen daarom voorzichtig begroten, en wel op € 500,00 voor de tafel en € 300,00 voor de ladekast met hakblok. De schade aan de CD-kast en DVD-kast gezamenlijk wordt begroot op € 200,00.
Beeldscherm
Op de foto’s is goed zichtbaar dat het beeldscherm nat is geweest. Ook is zichtbaar dat er een kras over het beeldscherm loopt, waardoor de functionaliteit van het beeldscherm zal zijn aangetast. Gelet op de (snelle) waardedaling van elektrische apparatuur bestaat ook hier geen aanleiding voor het hanteren van de nieuwwaarde als uitgangspunt voor de schade. De voorzieningenrechter begroot de schade wegens beschadiging van het beeldscherm voorlopig op € 50,00.
De printer
Dat de printer ook nat is geweest, is op de foto’s niet te zien. Zonder nadere onderbouwing van de stelling dat de printer het niet meer doet, zijn er op dit moment onvoldoende aanknopingspunten voor een (voorlopige) begroting van aan de printer toegebrachte schade.
De schilderijen
Uitgaande van de offerte van Atelier Knikker bedragen de kosten van reparatie van de schilderijen € 265,00. De schade aan de schilderijen zal vooralsnog worden begroot op dit bedrag. Uit de offerte blijkt ook dat de schade aan de schilderijen niet volledig te herstellen is. In hoeverre dit tot een waardedaling van de betreffende schilderijen heeft geleid is echter niet onderbouwd. De schade aan de schilderijen zal daarom vooralsnog worden begroot op het in de offerte genoemde bedrag van € 265,00.
De CD’s
De door de man op € 2.000,00 begrote schade wegens beschadigde en niet afgegeven CD’s is onvoldoende onderbouwd. Dat een groot aantal CD’s beschadigd was is (enkel) onderbouwd met de foto’s van een drietal bekraste CD’s en een foto waarop is te zien dat de hoesjes van enkele CD’s nat zijn geregend. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat meer CD’s dan de getoonde CD’s schade hebben, terwijl een handvat voor het vaststellen van de waarde die de betreffende CD’s vertegenwoordigen ontbreekt. De voorzieningenrechter betrekt daarbij, dat CD’s inmiddels minder in gebruik zijn geraakt in verband met (al dan niet verbeterde) afspeeltechnieken.
Concluderend
Het vorenstaande leidt tot een (behoudende) voorlopige begroting van de schade aan de inboedelzaken op € 2.283,00. De voorzieningenrechter zal de vrouw veroordelen tot het bij wijze van voorschot betalen van dit bedrag aan de man.
5.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.11.
De vordering het vonnis uitvoerbaar te verklaren op de minuut zal niet worden toegewezen. Het vonnis is op grond van de wet uitvoerbaar op de grosse.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
In de vaststellingsovereenkomst van 7 maart 2017 is - kort gezegd - vastgelegd dat de woning aan de vrouw kan worden toebedeeld onder de voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. Een afspraak over de met de formele afwikkeling van de levering van de woning aan de vrouw gemoeide (notaris)kosten, is niet gemaakt.
6.2.
Aangezien het hier gaat om kosten die worden gemaakt ten behoeve van (de verdeling van) een gemeenschappelijk goed is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat deze kosten voor de helft voor rekening van de man komen. De voorzieningenrechter zal de man veroordelen tot betaling van deze kosten, met dien verstande dat de man pas na notariële levering gehouden zal zijn deze kosten te voldoen.
6.3.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6.4.
De vordering tot uitvoerbaarverklaring van het vonnis op de minuut en op alle dagen en uren zal worden afgewezen. Zoals hiervoor reeds is overwogen is het vonnis op grond van de wet uitvoerbaar op de grosse. Daarnaast heeft de vrouw niet onderbouwd welk belang zij erbij heeft dat het vonnis uitvoerbaar op alle dagen en uren wordt verklaard.

7.Tot slot

7.1.
De voorzieningenrechter hecht eraan het volgende op te merken. Het is de voorzieningenrechter duidelijk geworden dat partijen zeer moeizaam communiceren. Zaken waarover verschil van mening kan ontstaan, bijvoorbeeld de kosten van de notaris van enkele honderden euro’s, leiden niet tot een wederzijds (oplossingsgericht) gesprek daarover, maar tot een verharding van standpunten en een geschil waarover geprocedeerd wordt. Dat is in zekere zin een keuze van partijen. Het gegeven dat de communicatie moeizaam verloopt is beide partijen aan te rekenen (actie-reactie). De voorzieningenrechter constateert echter ook, dat partijen hun minderjarige kinderen in hun geschillen betrekken. De voorzieningenrechter wijst op e-mails van de vrouw aan de man, waarin nadat reeds afspraken waren gemaakt over de verdeling van goederen de kinderen worden betrokken bij het verzoek om deze afspraken te wijzigen. De voorzieningenrechter wijst voorts op de door de man gemaakte opnamen van een gesprek van zijn nieuwe partner met zijn zoon over het (al dan niet) door de vrouw toebrengen van schade aan de aan hem toebedeelde goederen. De voorzieningenrechter heeft reeds ter mondelinge behandeling benadrukt dat partijen een gezamenlijk belang hebben, te weten het welzijn van hun kinderen. De voorzieningenrechter roept partijen (nogmaals) op om hun kinderen niet deelgenoot te (blijven) maken van hun geschillen.

8.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
8.1.
veroordeelt de vrouw binnen acht weken na betekening van dit vonnis de notariële levering van de woning aan het [adres] aan haarzelf, alsmede het ontslag uit de aansprakelijkheid van de man voor de hypothecaire geldlening bij Aegon, te bewerkstelligen,
8.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 8.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
8.3.
veroordeelt de vrouw binnen acht weken na betekening van dit vonnis, of zoveel eerder als de notariële levering van de woning aan de vrouw plaatsvindt, een bedrag van € 16.500,00 aan de man te betalen,
8.4.
veroordeelt de vrouw binnen twee weken na betekening van dit vonnis bij wijze van voorschot een bedrag van € 2.283,00 te betalen aan de man,
8.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
8.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.8.
veroordeelt de man om - binnen veertien dagen ná de notariële levering - aan de vrouw te betalen de helft van de kosten van de notariële (overdrachts-)akte van notaris De Jong te Zwolle en de helft van de verdere kosten verbonden aan de inschrijving benodigd voor de goederenrechtelijke levering van de woning gelegen aan het [adres] ,
8.9.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.10.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
8.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2017.