In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiser, een handelsonderneming in kunststof-grondstoffen, dat gedaagde, een onderneming die zich bezighoudt met het vermalen van kunststof producten, haar verplichtingen uit verschillende overeenkomsten nakomt. De vorderingen van eiser zijn gebaseerd op een huurovereenkomst en een overeenkomst inzake projectbescherming. Eiser stelt dat gedaagde de gehuurde mobiele maalinstallatie niet deugdelijk heeft verzekerd en geen serviceboek bijhoudt, en dat gedaagde maalgoed aan derden aanbiedt zonder dit eerst aan eiser aan te bieden. Gedaagde betwist deze claims en stelt dat eiser wanprestatie heeft gepleegd door een slecht onderhouden installatie te leveren en dat er een betalingsachterstand aan de zijde van eiser is.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de zaak te complex is voor een kort geding, gezien de vele geschilpunten van feitelijke en juridische aard. De rechter concludeert dat er eerst nader onderzoek naar de feiten nodig is voordat er een beslissing kan worden genomen. De vorderingen van eiser worden afgewezen, maar er wordt een ordemaatregel getroffen waarbij gedaagde wordt veroordeeld om huur te betalen voor de mobiele installatie. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. Dit vonnis is uitgesproken op 25 april 2017.