ECLI:NL:RBOVE:2017:2271

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
C/08/197477 / KG ZA 17-31
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over nakoming van overeenkomsten inzake huur en levering van maalinstallatie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiser, een handelsonderneming in kunststof-grondstoffen, dat gedaagde, een onderneming die zich bezighoudt met het vermalen van kunststof producten, haar verplichtingen uit verschillende overeenkomsten nakomt. De vorderingen van eiser zijn gebaseerd op een huurovereenkomst en een overeenkomst inzake projectbescherming. Eiser stelt dat gedaagde de gehuurde mobiele maalinstallatie niet deugdelijk heeft verzekerd en geen serviceboek bijhoudt, en dat gedaagde maalgoed aan derden aanbiedt zonder dit eerst aan eiser aan te bieden. Gedaagde betwist deze claims en stelt dat eiser wanprestatie heeft gepleegd door een slecht onderhouden installatie te leveren en dat er een betalingsachterstand aan de zijde van eiser is.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de zaak te complex is voor een kort geding, gezien de vele geschilpunten van feitelijke en juridische aard. De rechter concludeert dat er eerst nader onderzoek naar de feiten nodig is voordat er een beslissing kan worden genomen. De vorderingen van eiser worden afgewezen, maar er wordt een ordemaatregel getroffen waarbij gedaagde wordt veroordeeld om huur te betalen voor de mobiele installatie. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. Dit vonnis is uitgesproken op 25 april 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/197477 / KG ZA 17-31
Vonnis in kort geding van 25 april 2017
in de zaak van
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. G.H. Hoekman te Almelo,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] , [land]
gedaagde,
advocaat mr. I.K.M. Hoffmann te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 9 producties;
  • productie 1 t/m 10 aan de zijde van [gedaagde] ;
  • de mondelinge behandeling op 14 maart 2017;
  • de pleitnota van [eiser] ;
  • de pleitnota van [gedaagde] ;
  • productie 10 t/m 21 aan de zijde van [eiser] ;
  • productie 11 aan de zijde van [gedaagde] ;
  • de voortgezette mondelinge behandeling op 18 april 2017;
  • de pleitnota van [eiser] ;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een onderneming onder de naam Handelsonderneming [X] . Deze onderneming houdt zich bezig met de groothandel en tussenhandel in plastic-grondstoffen, waaronder kunststof-korrels (verder te noemen maalgoed).
2.2.
[gedaagde] handelt onder de naam [Y] . Deze onderneming houdt zich onder meer bezig met het vermalen van kunststof producten tot maalgoed.
2.3.
[eiser] en [gedaagde] hebben een drietal overeenkomsten met elkaar gesloten:
een overeenkomst inzake projectbescherming d.d. 31 oktober 2015;
een huurovereenkomst d.d. 19 november 2015;
een overeenkomst d.d. 20 november 2015.
2.4.
[eiser] beschikt over een mobiele maalinstallatie om kunststof producten te vermalen tot maalgoed. In de huurovereenkomst d.d. 19 november 2015 zijn partijen onder meer overeengekomen dat [gedaagde] de mobiele maalinstallatie van [eiser] zou huren voor een periode van 48 maanden voor een huurbedrag van € 833,34 exclusief BTW per maand. Voorts diende [gedaagde] de machine deugdelijk te (laten) verzekeren en een serviceboek bij te houden van het benodigde onderhoud aan de machine.
2.5.
In de overeenkomst d.d. 20 november 2015 zijn partijen -voor zover van belang- het volgende overeengekomen:
“ [eiser] stelt [gedaagde] in staat een tweedehands mobiele maalinstallatie te verwerven. Deze installatie wordt door [eiser] onder de volgende voorwaarden aan [gedaagde] ter beschikking gesteld. [gedaagde] doet een aanbetaling aan [eiser] ten bedrage van EUR 18.000,-. Dit geschiedt door verrekening met drie leveringen PE-maalgoed zwart ex. pallets van [gedaagde] aan [eiser] in KW-47/2015.
Voorts sluit [gedaagde] een huurovereenkomst met [eiser] betreffende de huur van deze mobiele maalinstallatie voor een periode van 48 maanden, voor een door [gedaagde] aan [eiser] te betalen huurtermijn van EUR 833,34 excl. btw per maand. Na afloop van de huurperiode kan [gedaagde] de mobiele maalinstallatie verwerven door middel van betaling van EUR 10.000,- aan [eiser] en gaat de eigendom van deze installatie over op [gedaagde] .
Als tegenprestatie voor het feit dat [eiser] [gedaagde] in staat stelt onder bovengenoemde voorwaarden met deze maalinstallatie te werken, ontvangt [eiser] het absolute voorkeursrecht met betrekking tot het door [gedaagde] uit pallets geproduceerde maalgoed en tevens de niet vermalen pallets als gehele ruwe pallet.
Voorts verlaagt [gedaagde] haar verkoopprijs aan [eiser] van EUR 250,- per ton tot EUR 230,- per ton voor het uit pallets geproduceerde maalgoed ex VW in de kleuren zwart of grijs als vaste verkoopprijs incl. verpakking, geleverd op wegwerppallets ex fabriek Gardelegen.
Bovendien wordt geacht overeengekomen te zijn dat [gedaagde] eerst uitsluitend de door [eiser] bestelde hoeveelheden vermaald produceert en pas daarna hoeveelheden voor derden.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis haar verplichtingen jegens [eiser] uit de overeenkomst d.d. 20 november 2015 onverkort na te komen, inhoudende dat zij alle maalgoed eerst dient aan te bieden aan [eiser] conform de overeengekomen prijs, alvorens het aan een derde te kunnen aanbieden en/of te verkopen, op straffe van het door [gedaagde] inleveren van de machine bij [eiser] binnen drie dagen conform artikel 9.1 van de huurovereenkomst, dan wel [eiser] te machtigen om deze na drie dagen op te halen indien niet aan het vonnis wordt voldaan;
II. [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis haar verplichtingen jegens [eiser] uit de huurovereenkomst d.d. 19 november 2015 onverkort na te komen;
III. [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen de achterstallige huur, na verrekening, ten bedrage van € 5.833,38;
IV. [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen een voorschot op de contractuele boete van € 5.000,00;
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] stelt daartoe -kort gezegd- dat [gedaagde] de afspraken uit de tussen hen gesloten overeenkomsten niet tijdig en volledig nakomt. Zo is de gehuurde machine niet deugdelijk verzekerd en houdt [gedaagde] geen serviceboek bij waaruit blijkt dat de machine het benodigde onderhoud krijgt. Voorts heeft [eiser] geconstateerd dat [gedaagde] het maalgoed aan derden aanbiedt zonder dat [gedaagde] deze op voorhand heeft aangeboden aan [eiser] . Nu [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomsten, maakt [eiser] aanspraak op volledige betaling van alle onbetaald gebleven huurtermijnen van [gedaagde] ten bedrage van € 5.833,38. Voorts vordert [eiser] onverkorte nakoming van alle verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomsten. Nu [gedaagde] de huurovereenkomst niet is nagekomen, is zij de overeengekomen boete verschuldigd van € 5.000,00 exclusief een bedrag van
€ 1.000,00 voor elke dag dat deze niet-conforme handeling voortduurt. [eiser] vordert thans een voorschot op deze boete van € 5.000,00.
3.3.
[gedaagde] heeft de vorderingen van [eiser] gemotiveerd betwist. [gedaagde] stelt daartoe dat zij de machine goed verzekerd en onderhouden heeft. Voorts stelt [gedaagde] haar verplichtingen uit de overeenkomsten terecht te hebben opgeschort. Er is immers sprake van wanprestatie c.q. wanprestaties aan de zijde van [eiser] . Deze wanprestatie is onder meer gelegen in het feit dat [eiser] niet heeft voldaan aan de verplichting te leveren wat in de koopovereenkomst was afgesproken. [eiser] heeft een miserabele onderhouden installatie geleverd, die [gedaagde] eerst volledig moest reviseren. Ook slaan de financiële afspraken rondom de huur (huurtermijnen, vorkaufsrecht) als een tang op een varken gezien de drie keer lagere aankoopprijs van de machine (€ 20.000,00) dan de door [eiser] aan [gedaagde] voorgehouden aankoopprijs (€ 55.000,00). Daarnaast is volgens [gedaagde] sprake van een betalingsachterstand aan de zijde van [eiser] . [eiser] heeft vier facturen ter hoogte van € 20.102,00 niet betaald. Toen [gedaagde] ook na aanmaning hiermee in verzuim bleef, heeft [gedaagde] de leveringen aan [eiser] stop gezet. Ten slotte beroept [gedaagde] zich op opschorting ter verrekening, nu de opeisbare vordering aan de zijde van [gedaagde] hoger is dan de vermeende vorderingen van [eiser] .

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de onderhavige zaak zich niet leent voor een behandeling in kort geding. Er is sprake van een groot aantal geschilpunten van zowel feitelijke als juridische aard. De feiten en rechten dienen eerst vast te komen staan alvorens beslissingen als hier gevorderd kunnen worden genomen.
4.2.
Vooralsnog kan door de voorzieningenrechter enkel worden geconcludeerd dat partijen diepgaand van mening verschillen over de beantwoording van de vraag of sprake is van wanprestatie aan de zijde van [gedaagde] en of [gedaagde] zich terecht op opschorting dan wel opschorting ter verrekening heeft beroepen. Voor het in kort geding beantwoorden van deze vragen is de onderhavige zaak te complex. Op voorhand kan de (on)juistheid van de stellingen van beide partijen niet louter uit de door hen overgelegde stukken worden afgeleid. Alleen een nader onderzoek naar de feiten kan mogelijk meer duidelijkheid geven. De aard van een kort geding procedure leent zich in het algemeen echter niet voor een dergelijk onderzoek. Een bodemprocedure is daarvoor de geschikte weg.
4.3.
Reeds gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen en behoeft hetgeen partijen hieromtrent overigens hebben gesteld, geen bespreking meer, behoudens het navolgende.
4.4.
Ter zitting van 18 april 2017 heeft [gedaagde] verklaard dat de mobiele installatie thans bij haar staat en door haar wordt gebruikt. Evenmin is in geschil dat [eiser] eigenaar is van de mobiele installatie. Mede gelet op de onderhavige overeenkomsten rechtvaardigt dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter de volgende ordemaatregel. [gedaagde] betaalt aan [eiser] vanaf 1 mei 2017 tot aan het einde van de huurovereenkomst voor deze mobiele installatie een bedrag van € 833,34 excl. BTW per maand aan huur. Het spreekt vanzelf dat daarmee voorshands niet is geoordeeld dat de vermeende vordering aan de zijde van [eiser] hoger is dan de vermeende vordering aan de zijde van [gedaagde] . Dat is een aspect dat aan de orde zou kunnen komen in een eventuele bodemprocedure, waar de vele geschilpunten die tussen partijen aan de orde zijn, onderzocht en afgewikkeld kunnen worden.
4.5.
[eiser] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 287,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.103,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 mei 2017 tot aan het einde van de huurovereenkomst voor de mobiele installatie een bedrag van € 833,34 excl. BTW per maand aan huur aan [eiser] te betalen;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.103,00;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2017. [1]

Voetnoten

1.type: